ECLI:NL:RBSHE:2009:BK3907

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
633475
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E.M. Leclercq
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van proceskosten in termijnen op grond van artikel 6:109 van het Burgerlijk Wetboek

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Eindhoven, vorderde eiseres, Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl, betaling van gedaagden, een echtpaar, van een totaalbedrag van € 786,48. Dit bedrag bestond uit een huurachterstand van € 595,38, buitengerechtelijke incassokosten van € 178,50 en vertragingsrente van € 12,60. Gedaagden hebben de hoofdsom van de vordering niet betwist, maar vroegen om een betalingsregeling voor de proceskosten, nadat een eerdere regeling door eiseres was afgewezen. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet was aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden waren verricht die een vergoeding rechtvaardigden.

De kantonrechter heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van € 607,98, vermeerderd met wettelijke rente over het huurachterstandbedrag vanaf de dag van dagvaarding, en heeft de proceskosten aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 95,97 voor dagvaardingskosten, € 158 voor griffierecht en € 300 voor gemachtigdensalaris. De rechter heeft bepaald dat de proceskosten in drie maandelijkse termijnen betaald mogen worden, met de eerste termijn vervallend op 1 december 2009. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak vond plaats op 12 november 2009, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
In de zaak van:
de stichting Stichting Woonbedrijf SWS.Hhvl, voorheen genaamd stichting Woonstichting
Hertog Hendrik van Lotharingen en als rechtsopvolgster onder algemene titel van de stichting Woningstichting SWS,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseres,
gemachtigde: GGN Brabant te Tilburg,
t e g e n :
1. [huurder];
2. [huurster];
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procederend in persoon,
heeft de kantonrechter het navolgende vonnis gewezen.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
­ de dagvaarding;
­ de conclusie van antwoord, met producties;
­ de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermindering van eis, met producties;
­ de conclusie van dupliek.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Na vermindering van eis vordert eiseres van gedaagden betaling van € 786,48, te weten € 595,38 als huurachterstand, gerekend tot en met september 2009, € 178,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten, inclusief voor eiseres niet verrekenbare BTW, en € 12,60 wegens vervallen vertragingsrente.
2.2 Gedaagden hebben de vordering in hoofdsom niet betwist. Zij stellen per saldo op 8 oktober 2009 de huren te gaan voldoen van september en oktober 2009 en zij verzoeken, nadat eiseres een eerder door gedaagden verzochte betalingsregeling van de hand had gewezen, alsnog een betalingsregeling voor de proceskosten.
2.3 Omdat betalingsbewijzen van de door gedaagden in het vooruitzicht gestelde (slot)betalingen ontbreken, zal de hoofdvordering worden toegewezen. Dat geldt tevens voor de vordering wegens vertragingsrente. Niet toegewezen zal worden de vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten, nu niet is gesteld dat er zodanig buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dat een vergoeding daarvoor, bovenop de door gedaagden wel te betalen proceskosten, gerechtvaardigd is.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:109 van het Burgerlijk Wetboek en met name op de in die bepaling genoemde draagkracht van partijen, zal de kantonrechter ten aanzien van de proceskosten bepalen dat gedaagden deze in drie achtereenvolgende maandelijkse termijnen moeten voldoen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden aan eiseres te voldoen de somma van € 607,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 595,38 vanaf de dag der dagvaarding (22 juni 2009) tot de dag der voldoening;
veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op € 95,97 wegens dagvaardingskosten, € 158, wegens griffierecht en € 300,-- wegens gemachtigdensalaris;
bepaalt dat de zojuist begrote proceskosten door gedaagden mogen worden betaald in drie achtereenvolgende maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt per 1 december 2009;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 12 november 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.