RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Boxmeer
Zaaknummer : 652574
Rolnummer : 1220/09
Uitspraak : 24 november 2009
VONNIS IN KORT GEDING in de zaak van:
de stichting Stichting Huurdersplatform Maasland,
gevestigd te Cuijk,
eiseres, gemachtigde mr. F.L.J. van Dijk, advocaat te Amsterdam,,
de stichting Stichting Mooiland Maasland,
gevestigd te Wageningen, kantoorhoudende te Grave,,
gedaagde, gemachtigde mr. drs. P. Bergkamp, advocaat te Nijmegen,
1. stichting Stichting Huurdersbelangengroep Landerd, statutair gevestigd te Landerd,
2. Huurdersvereniging Gennep, statutair gevestigd te Gennep
3. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting Stichting Bewonersraad Boxmeer, statutair gevestigd te Boxmeer,
gevoegde partijen, gemachtigde mr. M.L.J. Bomers, advocaat te Nijmegen.
Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, heeft eiseres, verder te noemen “het Huurdersplatform”, gedaagde, verder te noemen “Mooiland”, doen dagvaarden voor de kantonrechter als voorzieningenrechter.
De gevoegde partijen hebben bij incident gevorderd toe te staan dat zij zich voegen op grond van artikel 217 Rv.
Ter zitting van 10 november 2009 zijn het Huurdersplatform en Mooiland gehoord op de vordering tot voeging, waarna is beslist dat de voeging wordt toegestaan.
De gemachtigde van het Huurdersplatform heeft in de hoofdzaak de vordering toegelicht volgens de overgelegde pleitnotities.
De gemachtigde van Mooiland heeft in de hoofdzaak verweer gevoerd volgens de overgelegde pleitnotities.
De gemachtigde van de gevoegde partijen heeft daarna het standpunt van die partijen toegelicht volgens de overlegde pleitnota.
Na een korte schorsing hebben alle partijen de gelegenheid gehad te reageren op het over en weer aangevoerde.
Daarna is vonnis bepaald.
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Mooiland is een stichting met als doel de bouw en exploitatie van huurwoningen ingevolge de Woningwet, met thans ongeveer 14.000 huurders.
b. Huurdersplatform is een stichting, waarin in 2008 samenwerkten de lokale huurders organisaties te Oss, Grave, Lith, Cuijk, Boxmeer, Gennep, Mill, en Landerd, met als doel het behartigen van de belangen van de huurders van woningen van Mooiland.
c. In 2008 hebben de organisaties van Landerd, Gennep, Boxmeer, Cuijk en Grave het vertrouwen in Huurdersplatform opgezegd.
d. De rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door de Wet op het overleg huurders verhuurder van 27 juli 1998 (hierna: de Overlegwet), zoals gewijzigd per 1 januari 2009, het Besluit Beheer Sociale Huursector (hierna: BBSH) en de tussen partijen op 18 juni 2007 opnieuw vastgestelde en op 21 juni 2009 stilzwijgend verlengde samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 6 van die wet.
e. In de Overlegwet is de kantonrechter aangewezen voor beslechting van geschillen.
f. Met ingang van de wijziging van 1 januari 2009 is de representativiteitseis van 50% vervallen.
g. Op grond van het bepaalde in de Overlegwet dient Mooiland de huurdersparticipatie financieel te ondersteunen. Daartoe heeft Mooiland aan het Huurdersplatform voor het jaar 2009 een bedrag van € 132.000,= betaald.
h. Het Huurdersplatform heeft het wettelijk overleg met Mooiland en de samenwerking met Mooiland op grond van de samenwerkingsovereenkomst per brief van 11 november 2008 opgeschort.
i. Huurdersplatform heeft daarna een beroep gedaan op de Raad van Commissarissen van Mooiland om uit de impasse te komen.
j. Deze heeft tweemaal met het Huurdersplatform gesproken.
k. Daarna heeft de Raad van Commissarissen na overleg met het Huurdersplatform een opdracht verstrekt aan het onafhankelijke onderzoeksbureau de Stichting ZET, de heer [M], tot het instellen van een onderzoek en het doen van aanbevelingen tot oplossing van het geschil.
l. Het Huurdersplatform heeft bij brief van 4 december 2008 aan de Raad van Commissarissen voorstellen met betrekking tot het in te stellen onderzoek bevestigd.
m. Het bureau heeft op 26 maart 2009 een voorlopig rapport uitgebracht, genaamd het Kort samenvattend verslag en analyse naar aanleiding van de eerste gespreksronde.
n. Op 8 juni 2009 is het eindrapport uitgebracht, dat bij brief van 10 juni 2009 door de Raad van Commissarissen aan het Huurdersplatform is toegezonden, met de uitnodiging voor een gesprek over het rapport en de aanbevelingen daarin gedaan.
o. In het rapport is onder meer de aanbeveling gedaan dat twee bestuursleden zouden moeten aftreden.
p. Bij brief van 17 juni 2009 heeft de Raad van Commissarissen het Huurdersplatform nogmaals gevraagd het rapport te bespreken.
q. Het Huurdersplatform heeft geweigerd het rapport met een delegatie van de Raad van Commissarissen te bespreken, en heeft uitdrukkelijk meegedeeld het overleg met Mooiland voor onbepaalde tijd op te schorten.
r. Het Huurdersplatform heeft een nieuwsbrief uitgebracht aan alle huurders, nr. 3 van eind juni 2009 waarin zij (onder meer) alle huurders vraagt zich individueel schriftelijk te melden als zij hun belangen niet langer door het Huurdersplatform willen laten behartigen.
s. Mooiland heeft hierop gereageerd met een brief aan alle lokale huurdersorganisaties van 6 juli 2009.
t. Bij brief van 16 juli 2009 aan de RvC en de Raad van Bestuur heeft het Huurdersplatform om een gesprek gevraagd, dringend gevraagd de verplichtingen op grond van de samenwerkingsovereenkomst na te leven, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht worden gesteld.
u. Bij brief van 20 juli 2009 heeft Mooiland de samenwerkingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en het bestuur van Huurdersplatform gevraagd zijn zetels ter beschikking te stellen en een nieuw bestuur te doen kiezen.
v. Het bestuur van Huurdersplatform heeft dat geweigerd en bij brief van 14 augustus 2009 aan Mooiland bericht dat van toerekenbare tekortkomingen geen sprake was, onder aankondiging van gerechtelijke stappen, als Mooiland niet tot minnelijk overleg bereid bleek.
w. Op 22 september 2009 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden dat niet tot een oplossing heeft geleid.
De gevoegde partijen hebben gevorderd te worden toegelaten tot voeging in de procedure tussen het Huurdersplatform en Mooiland, omdat toewijzing van de vordering van het Huurdersplatform zeer negatieve consequenties zou hebben voor de huurdersparticipatie bij Mooiland. De onderliggende problemen worden door toewijzing van de vorderingen van het Huurdersplatform niet opgelost en zullen hoogstwaarschijnlijk alleen maar verergeren. Zij hebben er derhalve belang bij om zich in deze procedure aan de zijde van Mooiland te voegen.
Het Huurdersplatform en Mooiland hebben zich niet tegen de gevraagde voeging verzet.
Nu partijen in de hoofdzaak geen verweer hebben gevoerd tegen de gevraagde voeging en het belang door de gevoegde partijen voldoende aannemelijk is gemaakt, is ter zitting de voeging toegestaan.
Het Huurdersplatform vordert – zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter als voorzieningenrechter, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
1. Mooiland te veroordelen om met onmiddellijke ingang, althans per datum vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat zij daarmee in gebreke blijft haar verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst jegens het Huurdersplatform na te komen, totdat in een bodemprocedure onherroepelijk omtrent de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst is beslist
2. Mooiland te veroordelen om met onmiddellijke ingang, althans per datum vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat zij daarmee aantoonbaar in gebreke blijft, haar verplichtingen op grond van de Overlegwet en het BBSH jegens het Huurdersplatform na te komen
3. Mooiland te verbieden zich te onthouden van het ontplooien van activiteiten, dan wel het verlenen van haar medewerking aan activiteiten om ten koste van (bestuurders van) het Huurdersplatform een andere huurdersparticipatie tot stand te (laten) komen
4. met veroordeling van Mooiland in de kosten van deze procedure, met bepaling dat indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis aan de proceskostenveroordeling is voldaan, daarover tevens wettelijke (handels)rente verschuldigd zal zijn.
Het Huurdersplatform legt aan haar vorderingen, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.
Op grond van de Overlegwet hebben huurdersorganisaties recht op informatie, overleg en advies over met name genoemde onderwerpen. In principe moet over alle onderwerpen overleg plaatsvinden, en hebben huurders organisaties recht op financiële ondersteuning om activiteiten te kunnen blijven verrichten. Daarnaast is op de relatie tussen partijen van toepassing het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH).
In de samenwerkingsovereenkomst zijn de verhoudingen, rechten en verplichtingen tussen partijen verder uitgewerkt en aangevuld, in de considerans is de bedoeling van partijen uiteengezet.
De rechtsverhouding betreft een wederkerige overeenkomst, waarop het bepaalde in artikel 6:265 BW van toepassing is. Ontbinding van die overeenkomst kan alleen wanneer een schuldenaar in verzuim is. Op grond van het bepaalde in artikel 6:82 treedt verzuim van de schuldenaar in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld.
Het Huurdersplatform is nooit in gebreke gesteld in verband met een beweerdelijk begane tekortkoming en zij stelt zich op het standpunt nimmer in verzuim te zijn geraakt. Mooiland was daarom niet bevoegd de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden. Mooiland is eerst zelf in gebreke gesteld door het Huurdersplatform en verkeert dus in schuldeisers verzuim, zodat zij ook daarom niet bevoegd was de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden. Subsidiair wordt gesteld dat er geen sprake is van een tekortkoming die een ontbinding zou rechtvaardigen.
Voorts zijn volgens het Huurdersplatform de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
In het najaar van 2008 is het regulier overleg tussen partijen onder druk komen te staan en is dat uiteindelijk door haar opgeschort in verband met het feit dat Mooiland in strijd handelde met verplichtingen uit hoofde van genoemde overeenkomst. Mooiland was een aantal malen ernstig tekort geschoten door met twee lokale huurdersorganisaties rechtstreeks financiële zaken af te handelen, ondanks diverse schriftelijke en mondelinge verzoeken dit te staken. Het Huurdersplatform heeft het mandaat van verreweg het grootste deel van de huurders. Het ontbreken van het mandaat van drie lokale huurdersorganisaties is een nimmer opgelost misverstand. Voorts kan het niet zo zijn dat de bevoegdheid van het Huurdersplatform tot vertegenwoordiging van de huurders zou kunnen afhangen van een kleine minderheid van huurders(organisaties) die zich tegen haar keert.
Vervolgens is een traject van minnelijk overleg gestart met de Raad van Commissarissen van Mooiland en heeft het onafhankelijke onderzoeksbureau een rapport opgesteld en aanbevelingen gedaan. Het Huurdersplatform heeft direct na het verschijnen van het voorlopig rapport gemotiveerd aangegeven dat zij zich niet kon verenigen met de inhoud, onder meer omdat geen rekening is gehouden met haar brief van 4 december 2008. Vervolgens is verzocht om een gesprek hierover bij brief van 2 juni 2009, gevolgd door een aantal e-mails.
Op 8 juni 2009 is het eindrapport verschenen, waarin met het gemotiveerde standpunt van het Huurdersplatform in de brief van 4 december 2008 geen rekening is gehouden. Met name kan nimmer aan de orde zijn het aftreden van twee bestuursleden, zoals aanbevolen. Ook daarna is diverse malen om contact en overleg verzocht om uit de impasse te komen; nu dit niet tot stand is gekomen, bleef de opschorting van het regulier overleg voortbestaan.
Bij brief van 16 juli 2009 heeft het Huurdersplatform een inhoudelijk standpunt met betrekking tot de ontstane situatie ingenomen en aangegeven open te staan voor een bespreking. In reactie daarop is door Mooiland de samenwerkingsovereenkomst ontbonden op grond van het feit dat het Huurdersplatform tekort zou zijn geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. De kern van de tekortkoming zou liggen in het feit dat (de bestuursleden) van het Huurdersplatform zich “bruuskerend” (in de betekenis: onheus, onvriendelijk behandelend, schofferend, brutaliserend) zouden hebben gedragen. Dit gedrag wordt betwist. Waar deze forse aantijging op is gebaseerd is door Mooiland op geen enkel moment gemotiveerd aangegeven of bewezen. Het Huurdersplatform heeft zich, ondersteund door de lokale huurdersorganisaties en de Woonbond, van die aantijging gedistantieerd en had nu juist daarover met Mooiland overleg, althans nadere tekst en uitleg van haar willen hebben. Verder zou volgens Mooiland het Huurdersplatform niet meer het mandaat van de lokale huurders organisaties hebben waardoor het draagvlak aan het bestaansrecht van het Huurdersplatform zou zijn ontvallen. Overleg zou nergens toe leiden, Mooiland was niet genegen met de huidige bestuursleden om de tafel te gaan zitten. Zij heeft zich echter te onthouden van iedere bemoeienis als het gaat om geschillen tussen huurders organisaties onderling. Daarop heeft het Huurdersplatform aangegeven dat ontbinding van de overeenkomst niet aan de orde kan zijn en dat men gerechtelijke stappen zou ondernemen. Minnelijk overleg was echter het meest wenselijke scenario en daarom is aan Mooiland verzocht in gesprek te gaan met het zittende bestuur van het Huurdersplatform. Die bespreking heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 22 september 2009. Dit overleg heeft niet geleid tot oplossing van de gerezen geschillen.
Uiteindelijk heeft Mooiland op 1 oktober 2009 wederom laten weten dat zij de samenwerkingsovereenkomst als ontbonden beschouwd en dat zij niet voornemens is verder in overleg te treden.
Mooiland heeft hiertegen verweer gevoerd en - kort en zakelijk weergegeven – het volgende gesteld.
De problemen met het Huurdersplatform, formeel het geheel van alle lokale organisaties die een bestuur kiezen dat gedragen wordt door al die lokale organisaties, spelen al jarenlang. Mooiland is oprecht van oordeel dat zij alles heeft gedaan om deze procedure te voorkomen. Aanvankelijk was zij geen partij in het conflict en heeft alleen maar gepoogd dit op te lossen. Er bestonden al jaren lang grote spanningen tussen de bestuursleden onderling, die uiteindelijk in 2008 geëscaleerd zijn in een groot conflict. Mooiland heeft toen geprobeerd om de onderlinge problemen binnen Huurdersplatform in goede banen te leiden en op te lossen, onder meer door bemiddeling.
De weergave van de feiten in de dagvaarding is een volledige miskenning van wat zich werkelijk heeft afgespeeld, de door het Huurdersplatform gestelde feiten zijn op essentiële punten onjuist, en zijn verder ook zeer onvolledig. In de pleitnotities onder punt 2 wordt een weergave gegeven van de feiten en onder punt 3 van de aantoonbare onjuistheden in de dagvaarding.
De vorderingen zijn niet toewijsbaar om de navolgende redenen.
De buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst is in de brief van 20 juli 2009 uitgebreid onderbouwd. Voor die ontbinding zijn vier gronden aangevoerd t.w.
a. het opschorten van het overleg door het Huurdersplatform in november 2008
b. het bestuur van het Huurdersplatform is niet meer voldoende representatief en is niet langer in staat de belangen van alle huurders van Mooiland op adequate wijze te behartigen
c. de wijze waarop het bestuur van het Huurdersplatform het overleg voert met Mooiland en met de lokale huurders organisaties overschrijdt elementaire fatsoensnormen
d. in de nieuwsbrief van juni 2009 wordt opzettelijk onjuiste en foutieve informatie verstrekt, waardoor het beperkte conflict opeens wordt overgebracht aan alle 14.000 huurders van Mooiland. Zij zag zich genoodzaakt die informatie in een brief aan alle lokale huurders organisaties te rectificeren.
Het Huurdersplatform had geen enkele grond zich te beroepen op een opschortingsrecht. De verwijten in haar brief van 11 november 2008 missen iedere grond. Zij had dan ook haar verplichtingen moeten blijven nakomen, met name haar hoofdverplichting, het periodiek voeren van regulier en structureel overleg. In gebreke stelling was niet nodig. Het Huurdersplatform weigerde in de brief van 11 november 2008 absoluut verder overleg en kwam aldus de minimum afspraak van regulier maandelijks overleg niet na. Zij was dus in verzuim zonder dat in gebreke stelling nodig was.
Mooiland doet voorts een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2002 NJ 2003, 255 Schwartz/Gnjatovic, met name op de regel daaruit dat ontbinding zonder verzuim mogelijk is bij een overeenkomst die voortdurende verplichtingen inhoudt zoals een huurovereenkomst, die weliswaar in de toekomst alsnog kan worden nagekomen, maar waarmee de tekortkoming (doen of niet doen) in het verleden niet ongedaan gemaakt kan worden, zodat wat deze tekortkoming betreft, nakoming niet meer mogelijk is.
Huurdersplatform is niet meer voldoende representatief, omdat drie lokale organisaties, Landerd, Gennep en Boxmeer haar niet meer erkennen als hun vertegenwoordiger naar Mooiland. In die drie gemeenten staat met 4.341 woningen meer dan een derde van de bijna 14.000 huurwoningen. Aldus is niet voldaan aan de voorwaarde uit de samenwerkingsovereenkomst dat het Huurdersplatform beschikt over het mandaat van alle huurdersorganisaties. De organisaties is Cuijk en Lith alwaar Mooiland respectievelijk 2.932 en 918 woningen heeft, zijn voorts feitelijk “satellietorganisaties” van [A] en [B], niet voortgekomen uit de lokale bevolking. Het niet langer voldoen aan de vereiste representativiteit is ook een grond voor ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst.
Inzake de derde grond verwijst Mooiland naar de toelichting van de voegende partijen. Daarnaast stelt zij dat het gaat om beledigend gedrag dat een normale samenwerking vrijwel onmogelijk maakt, zowel naar lokale organisaties als naar eigen medewerkers van Mooiland. De bestuursleden van Huurdersplatform [A] en [B] werpen zich op als adviseurs van huurders in herstructureringsprojecten en vertellen daar maar één ding: Mooiland probeert de huurders een loer te draaien. Tijdens bewonersavonden wordt de huurders de stuipen op het lijf gejaagd, en er wordt op gehamerd dat de huurders een vuist moeten maken tegen Mooiland, niets moeten tekenen en alles op zijn beloop moeten laten. Zij vertellen dat hun ervaring is dat wie het hardste schreeuwt uiteindelijk altijd gelijk krijgt. [A] en [B] zijn er alleen maar op uit de zaak in het honderd te laten lopen. Voordat de medewerkers van Mooiland maar aan het woord komen, worden zij al beschuldigd van onjuiste informatie aan huurders en het willens en wetens bedreigen van huurders. [A] laat zich niet tegenspreken, en begint gewoon drie keer zo hard te schreeuwen en raakt buiten zinnen, waarna de bijeenkomst in een chaos eindigt. Aldus is daadwerkelijk overleg met huurders in een open gedachtewisseling niet meer mogelijk.
Medewerkers van Mooiland horen veel klachten van huurders over het gedrag van [A] en [B] maar deze huurders stellen daar niet tegen opgewassen te zijn en zich niet in staat voelen hen van repliek te dienen.
Mooiland heeft inmiddels moeten besluiten [A] en [B] niet meer te accepteren als adviseurs van huurders. Op bewonersavonden zijn haar medewerkers op eigen verzoek voortaan vergezeld van hun leidinggevenden. Twee medewerkers hebben schriftelijk een interne agressiemelding gedaan. Ook heeft een ander bestuurslid, de heer Kamphoff, in een zelf geschreven bijdrage in de Gelderlander een opzichter van Mooiland zonder grond ervan beschuldigd dat hij bewoners intimideert, chanteert en bedreigt. Kamphoff heeft geweigerd hierover met de leidinggevende van die opzichter te spreken.
Nu het Huurdersplatform gezien het bepaalde in artikel 2:8 BW moeten worden beschouwd als een orgaan van Mooiland, mocht Mooiland de stap nemen maatregelen te treffen om aan de wantoestanden een einde te maken.
De samenwerkingsovereenkomst is buitengerechtelijk ontbonden en dat is een feit zolang niet in een bodemprocedure bij gezag van gewijsde is beslist dat die ontbinding ten onrechte heeft plaatsgevonden. Dat zal alleen mogelijk zijn als boven redelijke twijfel is verheven dat die ontbinding ten onrechte heeft plaatsgevonden.
Verder zal Mooiland blijven streven naar een beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst als het bestuur per sé wil blijven zitten. Om dezelfde redenen zal de samenwerkingsovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden worden opgezegd tegen 18 juni 2010, zodat die overeenkomst hoe dan ook op die datum zal eindigen. Ook de tweede vordering dient te worden afgewezen. Volstrekt onduidelijk is wat Mooiland moet doen. De derde vordering is regelrecht in strijd met de Overlegwet, zoals die geldt sinds 1 januari 2009.
De gevoegde partijen gaan in de pleitnota uitvoerig in op de feiten rondom de oprichting van het platform en de eerste jaren van haar bestaan, de problemen die ontstonden direct na de komst van [A] en [B] in het bestuur, de samenwerkingsovereenkomst en het verder verloop van het overleg binnen het Huurdersplatform. De gevoegde partijen willen pas weer het vertrouwen geven aan het Huurdersplatform en hierin deelnemen als [A] en [B], de zittende secretaris en penningmeester, zijn afgetreden. De verhoudingen binnen de organen van het Huurdersplatform, het bestuur en de platformvergadering - die bestaat uit de besturen van de lokale huurders organisaties – zijn namelijk al geruime tijd ernstig verstoord. Daarom hebben zij medio 2008 het vertrouwen in het Huurdersplatform opgezegd. Voortzetting van de samenwerking was ronduit onmogelijk.
Inmiddels is voortzetting van het overleg van het Huurdersplatform met Mooiland feitelijk onmogelijk omdat de samenwerkingsrelatie tussen Mooiland en de huidige bestuursleden van het Huurdersplatform onherstelbaar is beschadigd. Zij worden dan ook, met de huurders die zij vertegenwoordigen, ernstig geschaad worden in hun belangen als het overleg door de huidige bestuursleden zou moeten worden voortgezet. Dat laatste is voorts juridisch onmogelijk omdat het Huurdersplatform niet meer alle lokale huurders organisaties vertegenwoordigt. Landerd en Gennep hebben expliciet het vertrouwen opgezegd en nemen niet meer deel aan de platformvergaderingen. Ook Boxmeer heeft zeer slechte ervaringen met het platformbestuur en heeft geen vertrouwen meer in de huidige bestuursleden. Voortzetting van de samenwerking tussen het Huurdersplatform en Mooiland is onmogelijk zolang de huidige bestuursleden in het platform in functie blijven. Toewijzing van de vordering van het Huurdersplatform zou de doodsteek zijn voor de huurders participatie.
De kantonrechter verwijst voor de verdere toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen naar de zeer uitvoerige stukken van het geding.
De spoedeisendheid van de vordering is door Mooiland niet bestreden. Gelet op de thans ontstane situatie staat het wettelijk voorgeschreven overleg tussen huurders en verhuurder onder grote druk en niet te verwachten is dat dit overleg op korte termijn weer op gang zal komen. Vandaar dat sprake is van voldoende spoedeisendheid zodat het Huurdersplatform ontvankelijk is in haar vorderingen.
In een procedure tot het treffen van een voorlopige voorziening dient de vordering slechts te worden toegewezen als met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen. In de procedure is voorts, gezien de aard, met name het spoedeisend karakter, geen plaats voor nadere bewijslevering of diepgravende onderzoeken.
De rechtsverhouding tussen partijen wordt eerst en vooral beheerst door de Overlegwet. Op grond daarvan is Mooiland verplicht overleg te plegen met huurders, verenigd in huurders organisaties of bewonerscomités. Dit betekent dat Mooiland zich terecht beroept op artikel 2:8 BW, zoals door haar toegelicht in punt 4.41 van haar pleitnotities.
Uit artikel 6 van de Overlegwet volgt dat aanvullend een samenwerkingsovereenkomst kan worden aangegaan. De wijze waarop partijen zich in het kader van die overeenkomst tegenover elkaar dienen te gedragen, kan daarom niet los worden gezien van het overleg, berustend op de wet. De kantonrechter ziet daarom geen zodanig onderscheid tussen de eerste twee vorderingen van het Huurdersplatform, de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst en hervatten van het wettelijk overleg, dat deze afzonderlijk dienen te worden beoordeeld.
In de beoordeling hiervan is in de eerste plaats van belang dat het Huurdersplatform is die het reguliere overleg met Mooiland, zowel op grond van de overeenkomst als het wettelijk overleg feitelijk heeft opgeschort in november 2008. Anders dan het Huurdersplatform meent, is in deze procedure onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan Mooiland dermate grote tekortkomingen konden worden verweten dat deze opschorting gerechtvaardigd was. Dat in 2008 aan twee lokale huurders organisaties door het Huurdersplatform gelden zijn uitbetaald waarop zij recht hadden omdat zij deze, ondanks uitdrukkelijke verzoeken daartoe van Mooiland, van het Huurdersplatform niet doorbetaald kregen, is gezien de toelichting die Mooiland en de voegende partijen hierover hebben gegeven, onvoldoende grond. Er was dan ook geen sprake van verzuim aan de zijde van Mooiland. De opschorting heeft het Huurdersplatform tot het laatst gehandhaafd, vrijwel tot het moment dat zij zich bij dagvaarding in kort geding op het tegenover gestelde standpunt stelt door te eisen dat Mooiland het overleg met haar hervat.
Teneinde uit de door de opschorting veroorzaakte impasse te komen, is op verzoek van het Huurdersplatform door de Raad van Commissarissen van Mooiland een onafhankelijk bureau verzocht een onderzoek te doen. Het Huurdersplatform heeft in de toelichting op haar vorderingen en in reactie op het verweer van Mooiland en de gevoegde partijen onvoldoende aannemelijk kunnen maken waarom het advies van dit bureau niet tot een oplossing zou kunnen leiden. Ter onderbouwing van dat advies hebben Mooiland en met name de gevoegde partijen in hun schriftelijke toelichting en mondelinge verweer meer dan voldoende voorbeelden genoemd van onacceptabel gedrag van enige bestuursleden van het Huurdersplatform. In het grotere belang van een goed functionerende huurders participatie mag van het Huurdersplatform worden verwacht dat zij zich opstelt als een professionele gesprekspartner die zo nodig over de eigen schaduw heen springt en bestuursleden vervangt, net zoals Mooiland heeft gedaan toen een vertegenwoordiger van haar voor het Huurdersplatform niet meer acceptabel bleek.
Voor wat betreft de representativiteit overweegt de kantonrechter dat het Huurdersplatform gezien de toelichting van de voegende partijen en Mooiland, er voorshands niet in is geslaagd de twijfel daarover weg te nemen, zeker nu zij zelf in de nieuwsbrief van juni 2009 vraagt om het opzetten van een nieuwe huurderorganisatie in Landerd, terwijl de bestaande organisatie die het vertrouwen in haar heeft opgezegd, nog actief is.
Voor wat betreft het vragen van het uitdrukkelijk intrekken van mandaat door individuele huurders in de nieuwsbrief, heeft Mooiland voldoende aannemelijk gemaakt dat hiermee door het Huurdersplatform in strijd werd gehandeld met de samenwerkingsovereenkomst.
Binnen het beperkte toetsingskader van dit kort geding is aldus op voorhand voldoende aannemelijk geworden dat Mooiland gerechtigd was de samenwerkingsovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De vier gronden die door Mooiland in haar brief van 20 juli 2009 zijn genoemd, zijn door het Huurdersplatform niet, althans onvoldoende betwist. Ingebrekestelling was niet nodig was gezien het in november 2008 ingenomen en uitdrukkelijk gehandhaafde standpunt van het Huurdersplatform dat het overleg werd opgeschort. Dat zij Mooiland van advies heeft gediend in twee beperkte gevallen, maakt dat niet anders. Voorts doet Mooiland terecht een beroep op het hierboven aangehaalde arrest van de Hoge Raad.
Ook de derde vordering moet worden afgewezen. Voor het verlenen van exclusiviteit en feitelijke immuniteit aan de huidige bestuurders van het Huurdersplatform is op zichzelf bezien en gezien het vorenstaande, geen plaats. Voor het verlenen van exclusiviteit aan het Huurdersplatform is evenmin plaats, gezien de inhoud van de Overlegwet zoals die luidt na inwerkingtreding van de wijziging van 1 januari 2009. Daarbij komt dat de samenwerkingsovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, waartoe voorshands Mooiland voldoende gerechtigd moet worden geacht, en deze is daarmee buiten werking tot de rechter in een bodemprocedure anders beslist.
Samenvattend moet worden geoordeeld dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van het Huurdersplatform. De kantonrechter geeft alle partijen in overweging de problemen voor te leggen aan een mediator voordat tot verdere rechtsmaatregelen als een bodemprocedure op grond van de Overlegwet wordt besloten of een procedure ex. art. 2:298 BW aanhangig wordt gemaakt.
Het Huurdersplatform zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Mooiland en de gevoegde partijen.
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
- wijst de vorderingen af.
- verwijst het Huurdersplatform in de gedingkosten, tot dit vonnis aan de zijde van Mooiland begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde (niet met BTW belast) en aan de zijde van de voegende partijen begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde (niet met BTW belast).
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de betaling van de gedingkosten uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. van Uffelen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: CV659458/1394/09 blad 10