ECLI:NL:RBSHE:2009:BK5594

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889121-08 en 01/885025-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • A. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de flockvezelmethode als opsporingsmiddel in strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de toepassing van de flockvezelmethode als buiten wettelijk opsporingsmiddel ter discussie stond. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdediging had aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de flockvezelmethode een bijzonder opsporingsmiddel is dat een wettelijke basis vereist. De officier van justitie stelde echter dat er geen aparte wettelijke basis nodig was, aangezien de methode ter ondersteuning van observatie was ingezet, waarvoor wel een bevel was afgegeven.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de flockvezelmethode geen expliciete wettelijke basis had, het gebruik ervan in deze specifieke omstandigheden toelaatbaar was. De rechtbank stelde vast dat de opsporingsmiddelen van observatie en het plaatsen van een peilbaken rechtmatig waren toegepast. De officier van justitie had toestemming gegeven voor het gebruik van de flockvezelmethode, die in beperkte zin was toegepast binnen de grenzen van het bevel van observatie.

De rechtbank concludeerde dat de inbreuk op de mensen- en grondrechten van de verdachte gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor 14 gekwalificeerde diefstallen en 5 pogingen daartoe, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte de toepassing van de flockvezelmethode gerechtvaardigd onder de gegeven omstandigheden, waarbij de ernst van de misdrijven en de rechtmatige toepassing van andere opsporingsmiddelen in overweging werden genomen.

Uitspraak

Vonnis van de rechtbank te ’s Hertogenbosch
Parketnummers: 01/889121-08 en 01/885025-09 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 08 december 2009
Ten laste gelegd zijn diverse inbraken en pogingen daartoe.
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt verworpen.
De rechtbank acht in deze beperkte omvang en onder deze omstandigheden de toepassing van het buiten wettelijk opsporingsmiddel, de zogenaamde flockvezelmethode, gerechtvaardigd.
De relevante overwegingen:
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 01/889121-08 feit 6, feit 7 en feit 8 en van parketnummer 01/885025-09 feit 7, feit 8, feit 9, feit 10 en feit 11:
De raadsman van verdachte heeft – kort samengevat – aangevoerd, dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman van verdachte is van oordeel dat het toepassen van de zogenaamde flockvezelmethode een bijzonder opsporingsmiddel is en dat daarvoor een wettelijke basis dient te zijn, die in casu ontbreekt. Hierbij heeft de raadsman in het bijzonder aangevoerd dat door het weloverwogen en bewust inzetten en toepassen van die methode de grond- en mensenrechten van verdachte zijn veronachtzaamd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat voor het toepassen van de flockvezelmethode in casu geen aparte wettelijke basis nodig was, nu het ter ondersteuning van de observatie is ingezet, waarvoor wel een bevel is afgegeven.
Als wel een wettelijke basis voor dit opsporingsmiddel nodig is kunnen artikel 126k van het Wetboek van Strafvordering en artikel 2 van de Politiewet daarvoor een wettelijke basis vormen. De inbreuk die zou kunnen worden gemaakt op de mens- en grondrechten van verdachte, is gerechtvaardigd gelet op de ernst van de feiten.
De rechtbank oordeelt dat het verweer van de verdediging dient te worden verworpen. Daartoe heeft de rechtbank het navolgende overwogen:
Het gebruik van de flockvezelmethode als opsporingsmiddel heeft naar het oordeel van de rechtbank geen expliciete basis in de wet en ook niet in artikel 126k van het Wetboek van Strafvordering of in artikel 2 van de Politiewet.
De rechtbank moet derhalve beoordelen of het opsporingmiddel van de flockvezelmethode in de omstandigheden van de onderhavige strafzaak desondanks toelaatbaar is.
De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot verdachte de wel op de wet gebaseerde opsporingsmiddelen van observatie en het plaatsen van een peilbaken, op bevel van de officier van justitie, rechtmatig zijn toegepast.
De officier van justitie heeft, als aanvulling op die wettelijke opsporingsmiddelen, toestemming gegeven de flockvezelmethode toe te passen. Het opsporingsmiddel van de flockvezelmethode is in beperkte zin, namelijk binnen de grenzen van het bevel van observatie en plaatsing van peilbakens, toegepast. Vaststaat dat de flockvezels zijn aangebracht in een auto die door verdachte zou worden gebruikt. Na het aanbrengen van de flockvezels is alleen onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van de betreffende flockvezels op de plaatsen delict, die door middel van observaties en peilbakens zijn vastgesteld.
Het is de rechtbank niet gebleken dat flockvezels, voor degene die ermee in aanraking komen, gezondheidsrisico’s opleveren. Verbalisant nr.51 heeft op 9 november 2009 bij de rechter-commissaris verklaard: “mij is gezegd dat het geen kwaad kon en dat het materiaal onschadelijk was”1. Van den Hoven heeft op 13 november 2009 bij de rechter-commissaris
verklaard: “ik heb over het toegevoegd materiaal overleg gehad met de toxicologen bij het NFI en van hen vernomen dat er geen aanleiding was het materiaal niet te gebruiken”2.
In deze beperkte omvang en onder deze omstandigheden acht de rechtbank de toepassing van het buiten wettelijk opsporingsmiddel gerechtvaardigd. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat het gaat om ernstige feiten, te weten misdrijven als bedoeld in artikel 67, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, omdat slechts voor die misdrijven observatie en/of het plaatsen van peilbakens is toegestaan, waaraan de officier van justitie dit middel heeft gekoppeld.
Voorts is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen de officier van justitie kan in Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
(….)
Voor de bewezen verklaarde 14 gekwalificeerde diefstallen en 5 pogingen daartoe legt de rechtbank onder meer op:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
1 de door verbalisant nr.51 op 9 november 2009 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (p.2)
2 de door P.van den Hoven, sporendeskundige NFI, op 13 november 2009 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (p.2)
??
??
??
??