ECLI:NL:RBSHE:2009:BK5594
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. van der Meer
- P. de Vries
- A. van der Linden
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de flockvezelmethode als opsporingsmiddel in strafzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 8 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de toepassing van de flockvezelmethode als buiten wettelijk opsporingsmiddel ter discussie stond. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdediging had aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de flockvezelmethode een bijzonder opsporingsmiddel is dat een wettelijke basis vereist. De officier van justitie stelde echter dat er geen aparte wettelijke basis nodig was, aangezien de methode ter ondersteuning van observatie was ingezet, waarvoor wel een bevel was afgegeven.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de flockvezelmethode geen expliciete wettelijke basis had, het gebruik ervan in deze specifieke omstandigheden toelaatbaar was. De rechtbank stelde vast dat de opsporingsmiddelen van observatie en het plaatsen van een peilbaken rechtmatig waren toegepast. De officier van justitie had toestemming gegeven voor het gebruik van de flockvezelmethode, die in beperkte zin was toegepast binnen de grenzen van het bevel van observatie.
De rechtbank concludeerde dat de inbreuk op de mensen- en grondrechten van de verdachte gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor 14 gekwalificeerde diefstallen en 5 pogingen daartoe, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte de toepassing van de flockvezelmethode gerechtvaardigd onder de gegeven omstandigheden, waarbij de ernst van de misdrijven en de rechtmatige toepassing van andere opsporingsmiddelen in overweging werden genomen.