RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
[eiseres in de hoofdzaak],
gevestigd te Tilburg,
eiseres in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. J.E. Benner, advocaat te ’s-Hertogenbosch,
de heer [X],
ook handelend onder de naam [X] Aanhangwagenverhuur,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. H.C.M. Schaeken, advocaat te Eersel,
de heer [X],
ook handelend onder de naam [X] Aanhangwagenverhuur,
wonende te [woonplaats],
eiser in de vrijwaring,
gemachtigde: mr. H.C.M. Schaeken, advocaat te Eersel,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Adviesgroep De Kempen-West B.V.,
gevestigd te Bladel,
gedaagde in de vrijwaring,
gemachtigde: mr. S.C. Banga, advocaat te Utrecht,
heeft de kantonrechter het navolgende vonnis gewezen.
Als vervolg op het door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis d.d. 27 november 2008.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermindering van eis, met producties;
de conclusie van dupliek, tevens houdende uitlating vermindering van eis, met producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek in vrijwaring.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij repliek heeft [eiseres in de hoofdzaak] haar eis op enkele punten verminderd. Zij vordert thans nog betaling door [X] van € 12.877,78, de dagwaarde van de verloren gegane leaseauto, en € 750,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2007 tot de dag der voldoening.
2.2 Na de eisvermindering resteren nog drie verweren van [X]:
1. [eiseres in de hoofdzaak] heeft zelf bijgedragen aan het ontstaan van de schade en zij dient volgens [X] daarom 50 % van die schade voor haar rekening te nemen.
2. Bij dupliek betwist [X] (alsnog) de door [eiseres in de hoofdzaak] gestelde dagwaarde van de verloren gegane Volkswagen Caddy. Volgens [X] zal [eiseres in de hoofdzaak] alsnog inzicht dienen te bieden in de totstandkoming van deze dagwaarde.
3. [X] blijft bij zijn betwisting van de vordering wegens buitengerechtelijke incassokosten.
2.3 Eigen schuld [eiseres in de hoofdzaak]?
[X] stelt dat [eiseres in de hoofdzaak] zich het belang van [X] onvoldoende heeft aangetrokken. [eiseres in de hoofdzaak] heeft op 11 januari 2007 aan [X] geschreven dat deze vóór 11 februari 2007 diende aan te tonen dat hij de leaseauto verzekerd had en toen [eiseres in de hoofdzaak] op 11 februari 2007 geen bericht daarover van [X] had ontvangen, had zij [X] dienen te rappelleren. [X] heeft namelijk de brief van 11 januari 2007 niet ontvangen en indien hij een rappèl van [eiseres in de hoofdzaak] had gekregen onmiddellijk na 11 februari 2007 had [X] nog op tijd maatregelen kunnen nemen op het vlak van de verzekering van zijn auto, vóórdat die op 20 februari 2007 werd gestolen. Bovendien moet [eiseres in de hoofdzaak] begin februari 2007 een zogeheten: “28e-dagmelding” van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) hebben ontvangen, inhoudende dat er bij die dienst geen verzekering van de door [X] geleasede auto was gemeld. Na ontvangst van dit bericht had [eiseres in de hoofdzaak] [X] onmiddellijk moeten alarmeren, maar zij heeft dit niet gedaan.
2.4 De kantonrechter verwerpt dit verweer van [X].
Vast staat dat het [X]’s eigen wens is geweest om de verzekering van de leaseauto zelf te verzorgen. [eiseres in de hoofdzaak] had dat ook kunnen en willen doen en dat zou voor [eiseres in de hoofdzaak] ook gemakkelijker geweest zijn. Nu moest zij immers nog controleren bij [X] of die zijn verzekeringsplicht wel was nagekomen. Daartoe diende de bovengenoemde brief van 11 januari 2007. Die diende dus niet in de eerste plaats het belang van [X], maar het belang van [eiseres in de hoofdzaak]. Het gaat dan wat ver om [eiseres in de hoofdzaak] er een verwijt van te maken dat zij niet onmiddellijk naar [X] toe heeft gereageerd, toen er na de gestelde termijn van deze geen bericht was gekomen. In ieder geval is er niet een zodanig verwijt te maken dat daaraan het oordeel verbonden zou kunnen worden dat [eiseres in de hoofdzaak] voor een deel van de schade zou moeten opkomen die is geleden doordat de auto op het moment van de diefstal niet verzekerd was.
Indien de RDW aan [eiseres in de hoofdzaak] gemeld zou hebben dat de leaseauto van [X] niet verzekerd was – [eiseres in de hoofdzaak] ontkent overigens dat zij een dergelijke melding heeft ontvangen – dan biedt het feit dat [eiseres in de hoofdzaak] zich daarover niet onmiddellijk heeft verstaan met [X] evenmin voldoende grond om een deel van de schade aan [eiseres in de hoofdzaak] toe te rekenen. [X] hoefde niet, maar wilde wel zelf de autoverzekering verzorgen en dat dit fout is gelopen ligt geheel in zijn risicosfeer. Een mogelijk nalaten van [eiseres in de hoofdzaak] om jegens [X] te reageren op een melding van de RDW valt hierbij in het niet.
2.5 De omvang van de schade
Tegenover de betwisting door [X] dient [eiseres in de hoofdzaak] de schade, in de vorm van de dagwaarde van de leaseauto op het moment van de diefstal, aan te tonen. Zij zal daartoe worden toegelaten als na te melden.
2.6 De vordering wegens buitengerechtelijke kosten
Het verweer van [X] is gegrond. [eiseres in de hoofdzaak] heeft niet gesteld dat zij zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dat een vergoeding daarvoor, bovenop hetgeen de proceskostenregeling wordt geacht te bieden, gerechtvaardigd is.
Dit onderdeel van de vordering is dus niet toewijsbaar.
2.7 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
2.8 Stoelde [X] aanvankelijk zijn schadevergoedingsvordering tegen Adviesgroep De Kempen-West op het niet nakomen door de laatste van de door haar aanvaarde opdracht een autoverzekering af te sluiten voor [X]’s leaseauto, bij dupliek heeft, zo begrijpt de kantonrechter, [X] aan deze schadevergoedingsvordering een grondslag toegevoegd. Hij stelt daar immers (punt 6 e.v.) dat Adviesgroep De Kempen-West ook aansprakelijk is, indien het juist zou zijn dat werd afgesproken dat Adviesgroep De Kempen-West pas iets zou ondernemen nadat zij bepaalde informatie van [X] had ontvangen. Adviesgroep De Kempen-West is immers een professionele tussenpersoon en als zodanig had zij [X] ervoor moeten waarschuwen dat hij niet onverzekerd in de zojuist verworven leaseauto kon gaan rondrijden. Tenminste had Adviesgroep De Kempen-West – toen bericht van [X] uitbleef – contact met [X] moeten opnemen om deze nader te informeren. Bij dit alles dient, zo vervolgt [X], bedacht te worden dat Adviesgroep De Kempen-West de Volkswagen van [X], zonder overleg met de verzekeraar, een voorlopige dekking had kunnen geven.
Het schenden van haar zorgverplichting, zoals zojuist geschetst, maakt Adviesgroep De Kempen-West ook aansprakelijk voor de aan [X] opgekomen schade, zo concludeert hij.
2.9 In reactie op deze aanvullende grondslag stelt Adviesgroep De Kempen-West, zo begrijpt de kantonrechter, dat het [X]’s volledige eigen schuld is dat hij de schade heeft geleden. Hij wist dat hij onverzekerd rondreed: een nieuw polisblad, een royementsverklaring en premieafschrijving voor een nieuwe verzekering bleven uit. Er kwam wel een meldingsformulier van de leasemaatschappij en de premieafschrijvingen voor [X]’s Citroën Berlingo gingen door. Adviesgroep De Kempen-West kan niets worden verweten: zij ging er tot de dag van de diefstal van de Volkswagen Caddy van uit dat [X] in zijn verzekerde Citroën rondreed.
2.10 [X] heeft in de vrijwaringsdagvaarding het volgende gesteld.
In november/begin december 2006 heeft [X] zijn Citroën Berlingo verkocht en geleverd aan [Z]. Ter vervanging van de Citroën Berlingo sloot [X] een leaseovereenkomst met [eiseres in de hoofdzaak] betreffende een Volkswagen Caddy. Afgesproken werd dat [X] deze auto zelf zou verzekeren. De Volkswagen Caddy is op 5 december 2006 aan [X] afgeleverd. [X] is ’s ochtends door [Z] met diens auto naar de vestiging van [eiseres in de hoofdzaak] in Hapert gebracht. Daar heeft [X] de leaseauto, de sleutels en het kentekenbewijs in ontvangst genomen. [X] is daarna rechtstreeks naar de Rabobank in Bladel gereden. [Z] is met zijn eigen auto achter [X] aan gereden, zij zouden na het bezoek van [X] aan de Rabobank in Bladel samen nog wat gaan drinken. [X] heeft zijn nieuwe Volkswagen voor de toegang van de Rabobank geplaatst, [Z] heeft zijn auto op een van de parkeervakken op het Marktplein (waaraan de Rabobank is gelegen) geplaatst. [Z] bleef aanvankelijk in zijn auto op [X] wachten, maar toen diens terugkomst uitbleef is [Z] alvast naar een aan het Marktplein gelegen brasserie gelopen. [X] heeft zich bij de assurantieafdeling van de Rabobank gemeld (hij was daar al langer klant) en hij heeft daar gesproken met assurantiemedewerker [Q]. Aan [Q] heeft [X] meegedeeld dat hij de verzekering voor de Citroën Berlingo wilde beëindigen en dat hij een verzekering voor de Volkswagen Caddy wilde afsluiten. Tevens heeft [X] aangegeven een verzekering voor een aan hem toebehorende bromfiets te willen beëindigen. [X] heeft aan [Q] het vrijwaringsbewijs voor de Citroën Berlingo en het kentekenbewijs van de Volkswagen Caddy ter hand gesteld. [Q] gaf aan dat hij deze stukken wilde kopiëren. Na enkele minuten is [Q] teruggekeerd in de hal en hij heeft toen samen met [X] vanuit deze hal de Volkswagen Caddy nog eens bewonderd. De auto stond recht voor het gebouw van de Rabobank geparkeerd. [Q] heeft bij dit bezoek van [X] aan hem meegedeeld dat hij een en ander in orde zou maken.
2.11 Volgens [X] is de door hem gegeven voorstelling van zaken voor de hand liggend en aannemelijk. Nu vast staat dat [X] aan [Q] heeft verzocht een verzekering voor de Volkswagen Caddy af te sluiten en [X] gemotiveerd heeft betwist dat tussen [Q] en hem is afgesproken dat [X] eerst nog nadere informatie zou inwinnen over de vraag of hij de Volkswagen Caddy wel moest verzekeren, moet de bewijslast worden gelegd bij Adviesgroep De Kempen-West en dient zij te worden belast met het bewijs van haar stelling dat afgesproken is dat [X] aan Adviesgroep De Kempen-West nog nadere informatie zou verstrekken alvorens de verzekering tot stand zou worden gebracht.
2.12 Adviesgroep De Kempen-West stelt dat [X] nog geen spoor van bewijs heeft geleverd van de door Adviesgroep De Kempen-West gemotiveerd betwiste feiten, dat op [X] de bewijslast rust, maar dat het door [X] gedane bewijsaanbod moet worden afgewezen wegens de beperkte bewijskracht van een getuigenverklaring van [X] en de afwezigheid van ander bewijs.
2.13 De kantonrechter oordeelt het geraden een bewijsinstructie te gelasten zonder eerst een beslissing te nemen over de verdeling van de bewijslast en daarmee over de toedeling van het bewijsrisico.
[X] zal worden toegelaten de door hem gestelde feiten, zoals weergegeven in punt 2.10, te bewijzen.
2.14 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.
laat [eiseres in de hoofdzaak] toe, door alle middelen rechtens, maar vooreerst door geschriften, de door haar gestelde schade te bewijzen;
verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van donderdag 7 januari 2010 te 09.30 uur;
bepaalt dat, indien de stukken per post worden ingediend, deze uiterlijk dinsdag 5 januari 2010 vóór 12.30 uur ter griffie voorhanden dienen te zijn;
houdt elke verdere beslissing aan;
laat [X] toe tot het bewijs van de in 2.10 vermelde feiten;
verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van donderdag 7 januari 2010 te 09.30 uur;
bepaalt dat, indien [X] dit bewijs door middel van getuigen wil doen leveren, hij op genoemde rolzitting opgave doet van het aantal en de personalia van de te horen getuigen en van hun verhinderdata en – zo mogelijk – die van de wederpartij, waarna door de kantonrechter datum en tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden bepaald;
bepaalt dat, indien de stukken per post worden ingediend, deze uiterlijk dinsdag 5 januari 2010 vóór 12.30 uur ter griffie voorhanden dienen te zijn;
houdt elke verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 3 december 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.