ECLI:NL:RBSHE:2009:BK6094

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839116-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere diefstallen met geweld en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 14 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld en bedreiging met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld gepleegd in Veldhoven en Arendonk, België, en een poging tot diefstal in Helmond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers heeft bedreigd met wapens en hen heeft vastgebonden met tie-wraps. De rechtbank oordeelde dat het vastbinden van de slachtoffers als geweld moet worden gekwalificeerd volgens artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de overvallen, maar heeft betoogd dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het geweld dat door zijn medeverdachten is gebruikt. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor het geweld, aangezien hij op de hoogte was van de wapens die zijn medeverdachten bij zich hadden.

De rechtbank achtte de diefstallen wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële en materiële schade. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, maar oordeelde dat de ernst van de feiten en het gebruik van geweld tegen de slachtoffers zwaar wogen in de strafoplegging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de diefstallen had gepleegd, maar ook dat hij aanzienlijke schade had toegebracht aan de slachtoffers, die zich door de overvallen niet meer veilig voelden in hun eigen huis.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839116-09
Datum uitspraak: 14 december 2009
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2009, 2 september 2009 en 30 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2009 te Veldhoven tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een hoeveelheid
geld en/of een portemonnee met bankpasjes en/of een pendule en/of een mobiele
telefoon en/of een laptop en/of een digitaal fototoestel en/of een analoog
fototoestel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf slachtoffer 1 en 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die sieraden en/of geld en/of
portemonnee met bankpasjes en/of pendule en/of mobiele telefoon en/of laptop
en/of digitaal fototoestel en/of analoog fototoestel onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes en/of een stroomstootwapen,
heeft/hebben getoond en/of
- de voeten en/of handen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/
hebben vastgebonden met tie-raps en/of
- tape op de mond van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben
geplakt;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de nacht van 26 op 27 januari 2009 te Arendonk (Belgie),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
kunstvoorwerpen/antiek en/of een personenauto en/of een autosleutel en/of een
hoeveelheid juwelen en/of meerdere tv's en/of meerdere computers en/of een
hoeveelheid geld en/of bankpasjes en/of identiteitsdocumenten, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- voornoemde [slachtoffer 3] zijn woning in heeft/hebben geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] onder schot heeft/hebben gehouden met een
taser en/of een pistool en/of een mes heeft/hebben getoond en/of
- de handen van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgetaped en/of
- de handen en voeten van voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben vastgetaped
en/of tape op de mond van voornoemde [slachtoffer 5] heeft/hebben geplakt en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] een wapen heeft/hebben getoond en/of de
handen en voeten van voornoemde [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgetaped;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te dwingen tot de afgifte van hennep, althans
geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en/of geslagen
en/of de woning van die [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer 6] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 6] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 7] op een bank heeft/hebben geduwd en/of
bovenop voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gaan zitten en/of
voornoemde [slachtoffer 7] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 7] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij
heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben geprikt
en/of daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht", terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
danwel
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening weg
te nemen hennep, althans geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)
met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en/of geslagen
en/of de woning van die [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of
de woning van die [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en/of
voornoemde [slachtoffer 6] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 6] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of
voornoemde [slachtoffer 7] op een bank heeft/hebben geduwd en/of
bovenop voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gaan zitten en/of
voornoemde [slachtoffer 7] een mes heeft/hebben getoond en/of
voornoemde [slachtoffer 7] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij
heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en/of
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben geprikt
en/of daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht";
(artikel 312 juncto 45 van het Wetboekv an Strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de diefstallen in vereniging met geweld en bedreiging met geweld in Veldhoven en Arendonk (feit 1 en 2) wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde feiten dient verdachte vrijgesproken te worden van de poging tot afpersing in vereniging. De officier van justitie acht de poging tot diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld wel wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een zogenaamde vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (zie verder hierna bij de kwalificatie).
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten. Volgens de raadsman kan worden bewezen dat de slachtoffers zijn bedreigd met geweld, vastgebonden en getapet. Van het gebruik van geweld vraagt hij vrijspraak, omdat het tapen/vastbinden niet als het plegen van geweld kan worden gekwalificeerd.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten. Wel is hij van mening dat verdachte niet kan worden verweten dat er geweld is gebruikt. Het geweld dat is gebruikt is gepleegd door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] heeft de man des huizes geduwd en geslagen en [medeverdachte 1] heeft zijn stroomstootwapen gebruikt tegen de vrouw. Verdachte heeft geen geweld gebruikt. Hoewel wel bekend was dat men vuurwapens bij zich had, is uitdrukkelijk de afspraak gemaakt dat die niet gebruikt zouden worden. Ook zou er geen geweld gebruikt mogen worden in de vorm van slaan of schoppen. Wanneer er dan toch - tegen de gemaakte afspraken in - geweld of wapens gebruikt worden kun je niet meer spreken van een bewuste samenwerking die op het gebruik daarvan is gericht. Het gebruik van het wapen dient daarom niet voor rekening van verdachte te komen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging aangezien er sprake is van vrijwillige terugtred (zie verder hierna bij de kwalificatie). De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1.
In de nacht van 1 op 2 januari 2009 wordt in Veldhoven een gewelddadige overval gepleegd op een echtpaar. In hun huis werd ingebroken, waarna de twee inbrekers naar de slaapkamer zijn gegaan, waar zij de man en vrouw vastbonden met draadbinders en hun mond afplakten met grijs plakband. De inbrekers spraken met een Brabants accent en hadden onder meer een stroomstootwapen bij zich.1 Verdachte heeft verklaard dat hij de overval samen met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van geweld. Hoewel er geen geweld gebruikt is in die zin dat de door verdachte en medeverdachten meegenomen wapens anders dan voor bedreiging zijn gebruikt, levert het vastbinden van de handen en/of voeten van de slachtoffers met tie-wraps naar het oordeel van de rechtbank wel geweld in de zin van artikel 312 Wetboek van Strafrecht op (zie o.a. HR 27 augustus 1937, NJ 1938, 29).
Feit 2.
In de nacht van 26 op 27 januari 2009 heeft een overval plaatsgevonden op [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in de woning aan de [adres van slachtoffers] te Arendonk, België. De drie overvallers hebben daarbij een hoeveelheid kunstvoorwerpen/antiek, een personenauto, een autosleutel, een hoeveelheid juwelen, tv's, computers, een hoeveelheid geld, bankpasjes en identiteitsdocumenten meegenomen. Om de diefstal gemakkelijk te maken hebben de medeverdachten de slachtoffers bedreigd met geweld door het onder schot houden met een pistool, en bedreiging met een mes en een taser. De overvallers hebben de handen en/of voeten van de slachtoffers vastgetapet en tape over de mond van [slachtoffer 5] geplakt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft geweld gebruikt door [slachtoffer 3] te duwen en te slaan. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zijn stroomstootwapen gebruikt tegen [slachtoffer 5]. Verdachte heeft bekend dat hij de overval tezamen met twee mededaders heeft gepleegd.3
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van medeplegen door verdachte van het gebruikte geweld. Verdachte is met zijn medeverdachten op pad gegaan om de overval te plegen terwijl hij een (nep)vuurwapen bij zich had4 en wist dat zijn medeverdachten ook een (nep)vuurwapen en een stroomstootwapen bij zich hadden.5 Als tijdens die overval geweld door medeverdachten wordt gebruikt door de slachtoffers te duwen, te slaan of door de wapens te gebruiken komt dat ook voor risico van verdachte. De rechtbank houdt verdachte daarom medeverantwoordelijk voor het geweld dat door zijn medeverdachten is gepleegd. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
Feit 3.
Op 15 februari 2009 heeft een overval plaatsgevonden op [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] in de woning aan de [adres van slachtoffers] te Helmond. De overvallers wilden hennepplanten stelen. Aangever [slachtoffer 6] werd bij de overval geduwd, geslagen en bedreigd met een mes. Een overvaller heeft [slachtoffer 7] op de bank geduwd en is boven op haar gaan zitten. Deze persoon had een mes vast. Hij gaf haar een elleboogstoot tegen haar oor en riep: "mond dicht."Daarna prikte hij met een mes in haar zij en zei: "genoeg, mond dicht."Aangeefster [slachtoffer 7] herkende één van de daders als de broer van haar zwager, waarna de overvallers vertrekken.6 Verdachte heeft bekend dat hij de overval met drie mededaders heeft gepleegd.7 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 02 januari 2009 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een hoeveelheid geld en een portemonnee met bankpasjes en een pendule en een mobiele telefoon en een laptop en een digitaal fototoestel en een analoog fototoestel, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf slachtoffer 1 en 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat/die sieraden en geld en portemonnee met bankpasjes en pendule en mobiele telefoon en laptop en digitaal fototoestel en analoog fototoestel onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander,
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes en/of een stroomstootwapen, heeft getoond en
- de voeten en/of handen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vastgebonden met tie-wraps en
- tape op de mond van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geplakt;
2.
in de nacht van 26 op 27 januari 2009 te Arendonk (Belgie), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid kunstvoorwerpen/antiek en een personenauto en een autosleutel en een hoeveelheid juwelen en tv's en computers en een hoeveelheid geld en bankpasjes en identiteitsdocumenten, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, tezamen en in vereniging anderen,
- voornoemde [slachtoffer 3] zijn woning in heeft geduwd en
- voornoemde [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 3] onder schot heeft gehouden met een taser en een pistool, en een mes heeft getoond en
- de handen van voornoemde [slachtoffer 3] heeft vastgetapet en
- de handen en voeten van voornoemde [slachtoffer 5] heeft vastgetapet en/of tape op de mond van voornoemde [slachtoffer 5] heeft geplakt en
- voornoemde [slachtoffer 4] een wapen heeft getoond en de handen en voeten van voornoemde [slachtoffer 4] heeft vastgetapet;
3.
op 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen hennep, toebehorende aan [slachtoffer 6], met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 6] heeft geduwd en geslagen en de woning van die [slachtoffer 6] is binnengedrongen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders voornoemde [slachtoffer 6] heeft/hebben geduwd en geslagen en de woning van die [slachtoffer 6] is/zijn binnengedrongen en
voornoemde [slachtoffer 6] een mes heeft/hebben getoond en
voornoemde [slachtoffer 6] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en
voornoemde [slachtoffer 7] op een bank heeft/hebben geduwd en
bovenop voornoemde [slachtoffer 7] is/zijn gaan zitten en
voornoemde [slachtoffer 7] een mes heeft/hebben getoond en
voornoemde [slachtoffer 7] een elleboogstoot tegen haar oor heeft/hebben gegeven en daarbij heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en
met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 7] heeft/hebben geprikt en daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht".
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte breekt de overvalpoging af wanneer onverwacht blijkt dat een van de slachtoffers familie van een van zijn medeverdachten is en deze medeverdachte zegt dat de overval moet worden gestopt. Ieder van de verdachten heeft voor zich besloten om de overval te staken. In overleg met elkaar is besloten om te stoppen en vrijwillig terug te treden. Dat dat overleg niet veel meer omvatte dan een impliciet gezamenlijk wilsbesluit om te vertrekken, doet niets af aan het persoonlijke karakter.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie meent dat van vrijwillige terugtred geen sprake is. Zij vindt dat er geen sprake is van een spontaan afgebroken poging, maar van een afbreken door een omstandigheid die buiten de verdachte ligt (de herkenning van de medeverdachte door aangeefster). Verdachte heeft geen actief aandeel gehad bij het tot bezinning komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Artikel 46b Sr bepaalt dat er geen strafbare poging is, indien een dader met de uitvoering van een misdrijf begint, maar vrijwillig beslist om te stoppen met zijn criminele gedrag voordat het misdrijf is voltooid. De Hoge Raad heeft recent in drie arresten (van 19 december 2006, NJ 2007, 29, 13 maart 2007, NJ 2007, 171 en 3 maart 2009, NJ 2009, 236) overwogen dat de beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo'n vrijwillige terugtred opleveren - mede gelet op de aard van het misdrijf - afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Uit het eerste van de drie hiervoor genoemde arresten en uit een arrest van de Hoge Raad van 15 december 1992, NJ 1993, 333, alsmede uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1990/91, 22 268, nr. 3, p. 21) blijkt dat nog steeds sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als mede een factor die buiten de dader ligt, ertoe leidt dat het misdrijf niet is voltooid.
Uit de aangiftes en uit de getuigenverklaringen van de medeverdachten blijkt dat de concrete omstandigheden van dit geval als volgt zijn. Nadat verdachte en zijn medeverdachten de woning binnenvallen en geweld uitoefenen en daarmee dreigen, herkent het vrouwelijke slachtoffer de man die met haar vriend in de weer is (dat is: [medeverdachte 3]), als de broer van haar zwager, die zij al twintig jaar kent. Zij roept die medeverdachte dan bij zijn bijnaam. Hij reageert door te zeggen 'dit kan niet, wat doe ik', 'dit is familie', 'sorry [slachtoffer 7]', 'maat, dit kan niet, dit is familie, roep ze maar terug' en door naar het vastgebonden mannelijke slachtoffer toe te gaan om hem los te maken (wat deze niet wil), waarna verdachte en zijn medeverdachten de woning verlaten.
De rechtbank concludeert dat geenszins aannemelijk is geworden dat het zwaartepunt bij het terugtreden ligt in het tot bezinning komen van verdachte. Zijn actieve eigen aandeel staat niet op de voorgrond. Verdachte treedt terug, omdat de poging door de hiervoor beschreven onverwachte omstandigheid wordt gestaakt en daardoor is mislukt en daarom kan van een vrijwillige terugtred niet worden gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Het bewezen verklaarde levert op: poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 312.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen eist de officier van justitie:
- Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 2.500,-- immateriële schade en € 5.00,-- materiële schade als voorschot, met oplegging van de schademaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, hoofdelijk en de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 2.500,-- als voorschot, met oplegging van de schademaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, hoofdelijk en de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] tot een bedrag van
€ 2.500,-- als voorschot, met oplegging van de schademaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, hoofdelijk en de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank merkt op dat in de vordering van de officier van justitie en het op schrift gesteld requisitoir staat dat zij ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] € 5.000,-- vordert ter zake de materiële schade.
De officier van justitie maakt kenbaar voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte ten tijde van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was zoals volgt uit de pro-justitia rapportage. De reclassering adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en deelname aan verdere onderzoeken, behandeling en gedragsinterventies. Verdachte kan zich geheel hierin vinden en wil meewerken aan zijn resocialisatie. De raadsman verzoekt de rechtbank een groot gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen zodat verdachte zo snel mogelijk aan zijn resocialisatie kan beginnen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de nieuwe vi-regeling. De raadsman verzoekt om enige clementie naar verdachte toe te betrachten en hem niet al te zwaar te straffen.
De vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.500,-- terzake de immateriële schade (benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) en € 500,-- terzake de materiële schade (benadeelde partij [slachtoffer 3]) als voorschot zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening houden met het volgende.
Verdachte heeft samen met één of meer anderen drie woningovervallen gepleegd en daarbij aanzienlijk geweld toegepast waarbij onder andere gebruik is gemaakt van een pistool, een taser en een mes en de slachtoffers bovendien zijn getapet. Bij de overval in Veldhoven zijn de slachtoffers onverhoeds in de nacht in hun slaapkamer overvallen. Na deze overval is verdachte niet tot bezinning gekomen, maar heeft hij nog twee andere overvallen gepleegd. De overval in Arendonk was niet toevallig maar zorgvuldig gepland en heeft langere tijd geduurd. Het idee voor deze overval kwam van verdachte. De slachtoffers waren bekenden van verdachte. De drie slachtoffers (waaronder een 16-jarig meisje en 70-jarige man) zijn getapet en in hulpeloze toestand achtergelaten onder een deken/kleed.
Verdachte heeft de overval in Helmond gepleegd onder invloed van cocaïne, hetgeen extra gevaarzettend is. Verdachte en zijn mededaders zijn met de overval gestopt, maar dat kwam alleen doordat een medeverdachte werd herkend door slachtoffer [slachtoffer 7]. Verdachte is er aldus niet voor teruggeschrokken om samen met anderen dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemensen te gebruiken en heeft zich om het lot van de slachtoffers kennelijk volstrekt niet bekommerd. Door de overvallen voelen de slachtoffers zich niet meer veilig in hun eigen huis. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag om zijn schulden af te kunnen lossen en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden. Bij de strafoplegging neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat, alhoewel verdachte de overval in Arendonk (grotendeels) heeft bekend, hij niet heeft meegewerkt aan het achterhalen van de gestolen goederen waaraan door de slachtoffers emotionele waarde wordt gehecht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden met het volgende.
Verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder tot straf veroordeeld. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en heeft een excuusbrief geschreven aan de slachtoffers en slachtoffer in beeld ingeschakeld voor een dader-slachtoffergesprek. Daarnaast blijkt uit het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport door A. Pen, van 13 november 2009, en psychologisch rapport door R.J.A. van Helvoirt van 30 oktober 2009, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in enigszins verminderde mate respectievelijk verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging tevens rekening mee dat
verdachte heeft zich bereid getoond zich in verband met zijn psychische problemen zoals die uit de omtrent hem uitgebracht rapporten naar voren zijn gekomen te laten behandelen en daartoe reeds regelmatig gesprekken heeft met een psycholoog in het Huis van Bewaring.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,-- (post 2) en materiële schade tot een bedrag van € 5.000,-- (post 1) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding, te weten immateriële schade voorzover deze het bedrag van € 2.500,-- te boven gaat en materiële schade voorzover deze het bedrag van € 5.000,-- te boven gaat.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, te weten immateriële schade voorzover deze het bedrag van € 2.500,-- te boven gaat.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, te weten immateriële schade voorzover deze het bedrag van € 2.500,-- te boven gaat.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak
T.a.v. feit 2:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 3:
poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 7.500,00 subsidiair 72 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 7.500,-- (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schade (post 2) en EUR 5.000,-- materiële schade (post 1).Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 7.500,-- (zegge: zevenduizendvijfhonderd euro), te weten EUR 2.500,-- immateriële schade (post 2) en materiële schade EUR 5.000,-- (post 1).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te weten EUR 2.500,-- immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.500,00 subsidiair 35 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededaders is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), te weten EUR 2.500,-- immateriële schade. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededaders is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, te weten: een ring, armband en mobiele telefoon.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. W. Overbosch, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 14 december 2009.
1 Het dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Afdeling Gezamenlijke recherche Valkenswaard, onderzoek huiszwaluw - 223309503, afgesloten op 22 mei 2009, hierna te noemen eindproces-verbaal), aangifte (aangever), blz. 367-375.
Verklaring van [slachtoffer 1], eindproces-verbaal, blz. 382-385.
Verklaring van [getuige], eindproces-verbaal, blz. 347-351.
Deskundigenrapport van het NFI met zaaknummer 2009.02.03.147 d.d. 28 juli 2009, blz. 5.
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009 en verklaring verdachte bij de politie, eindproces-verbaal, blz. 359-361.
3 Aangifte [slachtoffer 3], eindproces-verbaal, blz. 136-138, 302-305.
Verklaring [slachtoffer 5], eindproces-verbaal, blz. 307-308.
Verklaring [medeverdachte 2], eindproces-verbaal, blz. 281-285.
Verklaring [medeverdachte 1], eindproces-verbaal, blz. 339-342.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009 en bij de politie, eindproces-verbaal, blz. 353-358.
4 verklaring [medeverdachte 2], eindproces-verbaal, blz. 281-285.
5 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009.
6 Aangifte van [slachtoffer 6], eindproces-verbaal, blz. 427 en 428.
Aangifte van [slachtoffer 7], eindproces-verbaal, blz. 432-442.
Getuigenverklaring van [medeverdachte 4] ter terechtzitting van 2 september 2009.
Verklaring van [medeverdachte 5], eindproces-verbaal, blz. 452-454.
7 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009 en verklaring verdachte bij de politie, eindproces-verbaal, blz. 484-486.