vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/820504-09
Datum uitspraak: 15 december 2009
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 oktober 2009.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2008 te Eindhoven als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmede rijdende
over de weg, A58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet (tijdig) af te remmen (voor een voor zich ontstane file) en/of (vervolgens)
- niet (voldoende) de controle te hebben/houden over de door hem bestuurde
vrachtwagen en/of (vervolgens)
- niet tijdig zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of uit te wijken
en/of (vervolgens)
- tegen de voor hem rijdende personenauto aan te rijden, waardoor (een)
ander(en) (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) werd(en) gedood en/of
waardoor een ander ([slachtoffer 3]) zodanig lichamelijk letsel is
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2008 te Eindhoven als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, A58,
- niet (tijdig) snelheid heeft geminderd (voor een voor zich ontstane file)
en/of (vervolgens)
- niet (voldoende) de controle heeft gehad/gehouden over de door hem bestuurde
vrachtwagen en/of (vervolgens)
- niet tijdig zijn motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht en/of heeft
uitgeweken en/of (vervolgens)
- tegen de voor hem rijdende personenauto is aangeredenaan te rijden, door
welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans
kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans
kon worden gehinderd;
(artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 15 december 2008 reed verdachte als bestuurder van een vrachtwagen van het [bedrijf] op de A58 in Eindhoven. Verdachte reed op de rechterrijstrook vanuit Son richting Tilburg.1 Op dezelfde rijstrook en op de linkerrijstrook bevond zich een aantal personenauto's en vrachtwagens, waarvan de bestuurders afremden voor de file die zij naderden.2 Verdachte kwam in botsing met de bestelauto (ook geschikt voor personenvervoer) voor hem, bestuurd door [slachtoffer 1], waarin zich als passagiers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bevonden.3
De A58 is een autosnelweg met twee gescheiden rijbanen. De rechterrijbaan, bestemd voor het verkeer gaande in de richting van Best, is verdeeld in twee rijstroken en een vluchtstrook. Het ongeval vond plaats op deze weg in de richting van Best ter hoogte van hectometerpaal 9.7, voor de afslag Best, alwaar een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold in verband met wegwerkzaamheden. Ongeveer anderhalve kilometer voorbij de plaats van het ongeval was sprake van een rijbaanversmalling, die in ieder geval al een jaar voorafgaand aan het ongeval was geconstrueerd en bijna dagelijks filevorming tot gevolg had. Ook op het moment van het ongeval was er sprake van filevorming.4
Volgens de ongevalsanalyse was het droog ten tijde van het ongeval en was het wegdek droog. De aanrijding heeft plaatsgevonden om 06.46 uur. Op dat moment was het donker. Ter plaatse was straatverlichting aanwezig. Deze brandde.5 Ten tijde van het ongeval bedroeg het zicht bij Eindhoven volgens het KNMI minimaal tweeënhalve kilometer en er is op 15 december 2008 geen neerslag gevallen.6
De door verdachte bestuurde vrachtwagen vertoonde geen gebreken of bijzonderheden die eventueel op het ontstaan van het ongeval van invloed zouden kunnen zijn geweest. Bij onderzoek bleek dat de bedrijfsrem voor het ongeval goed functioneerde.7
De gegevens van de digitale tachograaf van de vrachtwagen van verdachte zijn uitgelezen. Daaruit komt naar voren dat verdachte vanaf ongeveer één minuut voor de botsing heeft gereden met een snelheid van tussen de 70 en 80 kilometer per uur. Op het moment dat er een sterk snelheidsverval optrad, reed verdachte ongeveer 75 kilometer per uur. Vermoedelijk heeft verdachte nog wel geremd voor de botsing. Het kras- en bandensporenbeeld had een lengte van ongeveer 22 meter. De vrachtwagen had ongeveer 3 seconden nodig om van 75 kilometer per uur tot stilstand te komen. Daarvoor had hij een afstand nodig van ongeveer 31 meter.8
Als gevolg van het ongeval zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] overleden.9 [slachtoffer 3] heeft als gevolg van het ongeval onder meer een heup uit de kom gehad en een gebroken sleutelbeen opgelopen.10 Op 11 februari 2009 heeft [verbalisant 1] telefonisch contact gehad met [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] heeft toen verklaard nog altijd onder behandeling te zijn voor het opgelopen letsel. Het was voor hem op dat moment pas sinds een week mogelijk om zonder hulpmiddelen te lopen. Daarnaast ondervond hij nog dagelijks pijn als gevolg van het ongeval.11
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, omdat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De officier van justitie is derhalve van mening dat het primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niets meer van het moment vlak voor het ongeval kan herinneren. Door de raadsman van verdachte is betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Het verwijt dat verdachte niet voldoende controle had over de vrachtwagen acht hij niet bewezen. Derhalve kan er gelet op de tekst van de tenlastelegging slechts één verwijt aan verdachte worden gemaakt, te weten het niet tijdig remmen. Dit levert geen schuld op als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het oordeel van de rechtbank.
Door de rechtbank dient de vraag te worden beantwoord of er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994). Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad12 valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Op 15 december 2008 reed verdachte in zijn vrachtwagen achter de bestelauto die werd bestuurd door [slachtoffer 1], waarin als passagiers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aanwezig waren (zie de vaststaande feiten). Uit de hierna vermelde bewijsmiddelen volgt dat voor de bestelauto [persoon 1] reed in een vrachtwagen met het opschrift "[bedrijfsnaam]" en dat daarvoor [persoon 2] in zijn Ford Transit reed. [persoon 3] reed eerst achter de vrachtwagen van verdachte en tijde van het ongeval min of meer naast de vrachtwagen van verdachte, op de linkerrijstrook.
[persoon 3] zag dat er filevorming plaatsvond toen hij achter de vrachtwagen van verdachte reed. [persoon 3] zag dat de remlichten van deze vrachtwagen niet opgloeiden en dat de vrachtwagen geen snelheid minderde toen hij de filevorming naderde. [persoon 3] is daarom op dat moment van rijstrook gewisseld. Vervolgens zag hij dat de verdachte op het voor hem stilstaande witte busje reed.13
[persoon 2] zag eveneens dat er zich voor hem een file vormde. De file was ongeveer 100 meter van hem vandaan. Op dat moment heeft hij de vrachtwagen van verdachte en de vrachtwagen [persoon 1] die op de rechterrijstrook reden, ingehaald en heeft hij vervolgens rechts ingevoegd. Op het moment van invoegen, is hij rustig aan gaan afremmen. Hij zag dat de vrachtwagen achter hem (de vrachtwagen met het opschrift "[bedrijfsnaam]") ook afremde. Hij heeft niet abrupt geremd en de vrachtwagen achter hem ook niet. [persoon 2] hoorde ineens gierende banden en meteen daarna een doffe klap. Hij voelde meteen dat er iets tegen zijn trekhaak aanreed. Bijna gelijk daarna stond hij stil.14
[persoon 1] heeft verklaard dat hij toen hij de A58 opreed, zag dat er een file stond. Hij kon op ongeveer 800 meter afstand al de rode achter/remlichten zien van de auto's die stilstonden. [persoon 1] heeft daarop snelheid verminderd door zijn voet van het gaspedaal te halen en ten slotte heeft hij ook geremd om stil te gaan staan. Toen hij ongeveer 5 kilometer per uur reed, voelde hij opeens een klap van achter.15
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat er tussen de bestelauto en zijn vrachtwagen ongeveer 16 meter ruimte zat (de rechtbank begrijpt uit dit verhoor dat dit de door verdachte ingeschatte afstand is, voordat hij remde). Toen hij op zijn rem ging staan, kon hij de vrachtwagen niet op tijd tot stilstand brengen, hoe hard hij ook remde. Verdachte had het gevoel dat zijn vrachtwagen doorschoof.16 In zijn tweede verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat er op het punt van het ongeval altijd filevorming is. Hij heeft de ochtend van het ongeval gezien dat het verkeer wat langzamer reed. Het zicht werd hem echter ontnomen door de vrachtwagen die voor de bestelauto reed.17
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard altijd een ruime afstand tot zijn voorligger te houden, op de snelweg in ieder geval de afstand tussen twee groene paaltjes, zijnde de hectometerpaaltjes. Verdachte kan zich niet herinneren waarom hij bij de politie heeft verklaard dat de afstand zestien meter betrof. De vrachtwagen waarin hij reed was pas drie weken oud, maar was precies hetzelfde als de vrachtwagen waarin hij daarvoor reed. Verdachte heeft zich nooit verdiept in de remweg bij bepaalde snelheden. Op het moment van het ongeval bedroeg het gewicht van de lading ruim acht ton. Verdachte weet dat de vrachtwagen daardoor kan doorschuiven en niet zo snel stilstaat als een lege vrachtwagen. Verdachte houdt naar eigen zeggen echter altijd, ongeacht of de vrachtwagen beladen of ongeladen is, dezelfde afstand aan tot zijn voorligger. Verdachte is bekend met de situatie ter plaatse van het ongeval en weet dat er dagelijks file staat. Verdachte is al zestien jaar vrachtwagenchauffeur. 18
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte, op het moment dat hij de ontstane file naderde, en de afstand tussen zijn vrachtwagen en de bestelauto voor hem minder werd, geen gas heeft teruggenomen. Dit laatste volgt expliciet uit de getuigenverklaringen, als mede uit de gegevens van de digitale tachograaf, waaruit afgeleid kan worden dat verdachte vlak voor het ongeval nog 75 kilometer per uur reed. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte pas op het allerlaatste moment is begonnen met remmen, terwijl op dat moment in ieder geval de vrachtwagen die voor de bestelauto reed al bijna stilstond. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte niet tijdig heeft geremd voor de voor hem ontstane file en zijn vrachtwagen niet tijdig tot stilstand heeft gebracht of niet tijdig heeft uitgeweken, waardoor hij tegen de bestelauto is aangereden. Hierbij is niet gebleken van gebreken aan de vrachtwagen van verdachte, noch was er sprake van slechte weersomstandigheden.19
De rechtbank is bovendien van oordeel dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, die extra oplettendheid van verdachte als bestuurder van een vrachtwagen vergden. Op de plek van het ongeval was reeds sinds een jaar sprake van werkzaamheden, waardoor er bijna dagelijks file stond. Verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met die situatie, omdat hij daar zeer regelmatig reed. Bovendien heeft verdachte op de ochtend van het ongeval gezien dat het verkeer langzamer reed.
Verdachte is een ervaren beroepschauffeur met een vrachtwagenrijbewijs. Hij bestuurde op de dag van het ongeval een trekker met oplegger met een lading van ruim acht ton. Gelet hierop had verdachte een extra verantwoordelijkheid. Bij een botsing met een dergelijk zwaar voertuig lopen andere verkeersdeelnemers groter gevaar dan bij een botsing met een personenauto. Op grond van het voorgaande mocht van verdachte worden verwacht dat hij meer dan een gewone verkeersdeelnemer alert zou zijn in het verkeer en rekening zou houden met een langere remweg als gevolg van zijn beladen vrachtwagen. Daarnaast wordt van een verkeersdeelnemer die een beperkt zicht heeft, verwacht dat hij zich inspant om dit nadeel te compenseren. Verdachte heeft echter verklaard dat hij eenzelfde afstand tot zijn voorligger heeft aangehouden zoals hij altijd doet, ongeacht het feit dat zijn vrachtwagen zwaar beladen was en ongeacht het beperkte zicht als gevolg van een voor de bestelauto rijdende vrachtwagen en zijn wetenschap van dagelijkse filevorming op het onderhavige weggedeelte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het geheel van deze gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, met dien verstande dat de schuld van verdachte eruit bestaat dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 15 december 2008 te Eindhoven als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmede rijdende
over de weg, A58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet tijdig af te remmen voor een voor zich ontstane file en
- niet tijdig zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of uit te wijken
en vervolgens
- tegen de voor hem rijdende personenauto aan te rijden, waardoor
anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) werden gedood en
waardoor een ander ([slachtoffer 3]) zodanig lichamelijk letsel is
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175, 179.
Oplegging van straf en/of maatregel.
Het standpunt van de officier van justitie. (bijlage 1)
De officier van justitie vordert ten aanzien van het primair tenlastegelegde een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, een gevangenisstraf van 9 maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman van verdachte is betoogd dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet passend is. Een vrijheidsstraf zal grote gevolgen hebben voor het gezin van verdachte, omdat verdachte de enige kostwinner is en zijn vrouw verstandelijk beperkt is. Eveneens zal oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid grote gevolgen hebben, omdat verdachte zijn baan als vrachtwagenchauffeur dan zal kwijtraken.
Uitgaande van de vordering van de officier van justitie pleit de raadsman voor een lagere voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte. Door zijn schuld heeft verdachte een zeer ernstig ongeval veroorzaakt. Verdachte heeft daarbij niet de voorzichtigheid en/of oplettendheid in acht genomen die van een ervaren verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Ten gevolge van het ongeval zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 3] lichamelijk letsel opgelopen, welk letsel op 11 februari 2009 nog steeds pijn veroorzaakte. Het leed dat veroorzaakt is door het ongeval is groot en onherstelbaar. De echtgenotes en kinderen van de overleden slachtoffers staan voor de vrijwel onmogelijke taak om het verlies van hun man en vader een plaats in hun leven te geven.
Anderzijds zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met het gegeven dat ook verdachte onder de gevolgen van het ongeval heeft geleden en nog steeds lijdt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard ter verwerking van het ongeval enkele gesprekken te hebben gehad met een consulent van de Stichting MEE. Verdachte zal moeten leven met de wetenschap dat door zijn toedoen twee mannen het leven hebben gelaten en aan een ander lichamelijk letsel is toegebracht. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de slachtoffers aangedane leed inziet. Verdachte heeft contact willen leggen met de nabestaanden en het slachtoffer, doch dit contact heeft helaas door een misverstand (nog) niet plaatsgevonden. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte, reeds 16 jaar werkzaam als vrachtwagenchauffeur, niet eerder met justitie in aanraking is geweest, en dat verdachte voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, uitgaat van schuld in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een maximale werkstraf passend en geboden.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf en de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal de rechtbank bepalen dat die straffen niet zullen worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. primair:
Werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis
T.a.v. primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren
T.a.v. primair:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder
begrepen) voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.P. Willemse, voorzitter,
mr. J.F.M. Pols en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, griffier,
en is uitgesproken op 15 december 2009.
1 verklaring verdachte, pag. 30.
2 zie de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 1] in het aanvullend proces-verbaal en hun verklaringen in het eindproces-verbaal (respectievelijk pag. 70-71 en pag. 74-76) en de verklaring van [persoon 3] (pag. 68-69).
3 verhoor [slachtoffer 3], pag. 72.
4 proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pag. 50-51.
5 proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pag 51.
6 aanvullend proces-verbaal, genummerd 2008000069-22, getekend en gesloten op 20 juli 2009 door [verbalisant 1], brigadier.
7 proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pag. 51-56.
8 proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pag. 57-58.
9 proces-verbaal van bevindingen, pag. 36-37, akten van overlijden, pag. 77 en 78.
10 een ingevuld aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer 3] d.d. 23 januari 2009, pag. 46.
11 relaasproces-verbaal, pag. 7.
12 zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004, NJ 2005, 252.
13 verhoor [persoon 3], pag 68-69.
14 verhoor van [persoon 2], pag 70-71 en verhoor [persoon 2], aanvullend proces-verbaal.
15 verhoor [persoon 1], pag. 74-76 en verhoor [persoon 1], aanvullend proces-verbaal.
16 verhoor verdachte, pag. 30-32.
17 verhoor verdachte, pag. 33-35.
18 verklaring van verdachte, afgelegde ter terechtzitting van 1 december 2009.
19 proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, pag. 51-56.