ECLI:NL:RBSHE:2009:BK6377

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201334 KG ZA 09-747
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.M. Strijbos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in kort geding bij gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, hebben eisers, beiden wonende te [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die niet verschenen, met uitzondering van gedaagde sub 6, die in persoon aanwezig was. De eisers zijn sinds oktober 1998 eigenaar van een perceel, terwijl gedaagden elk eigenaar zijn van woningen met garages aan de [adres]. De procedure begon met een dagvaarding, waarna een zitting volgde. De eisers vorderden dat gedaagden hen zouden toestaan om een sleutel van een paaltje te verstrekken, zodat zij vrije doorgang zouden hebben over de buurweg, die hen toegang geeft tot de openbare weg. Gedaagden hadden eerder aangegeven geen toestemming te verlenen voor het gebruik van deze doorgang.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers geen spoedeisend belang hadden aangetoond. Volgens artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter alleen bevoegd in spoedeisende zaken, en de eisers hadden in hun dagvaarding geen spoedeisend belang vermeld. De rechter merkte op dat de eisers al sinds 2002 op de hoogte waren van het standpunt van gedaagden en dat zij pas in 2008 een garage hadden gebouwd zonder eerst duidelijkheid te verkrijgen over hun rechtspositie. Dit leidde tot de conclusie dat de zaak niet geschikt was voor kort geding, en dat de eisers hun vordering moesten voorleggen aan de bodemrechter.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde sub 6 tot op heden waren begroot op € 302,00. Het vonnis werd uitgesproken op 7 december 2009 door mr. J.F.M. Strijbos, en de kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 201334 / KG ZA 09-747
Vonnis in kort geding van 7 december 2009
in de zaak van
1. [eisers],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. T. van den Berk te Eindhoven,
tegen
1. [gedaagden],
allen wonende te [woonplaats],
gedaagden,
niet verschenen,
6. [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eisers] en gedaagden genoemd worden. Waar nodig zullen gedaagden afzonderlijk [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Na dagvaarding heeft een behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden. Tegen de niet verschenen gedaagden is verstek verleend. De raadsvrouwe van [eisers] heeft een toelichting gegeven, waarna [gedaagde sub 6] verweer heeft gevoerd.
1.2. Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn sinds oktober 1998 eigenaar van het perceel [adres]. Gedaagden zijn elk eigenaar van één van de woningen met daarachter gelegen garages aan de [adres].
2.2. De achterzijde van het perceel van [eisers] grenst aan het perceel, [adres], waarop ten behoeve van het perceel van [eisers] een recht van erfdienstbaarheid van overpad is gevestigd. Dit perceel vormt een smalle gang die toegang geeft tot de percelen gelegen voor de zes garages van gedaagden. Via dit terrein kan toegang worden verkregen tot de openbare weg. Bij notariële akte van 24 april 1975 is dit gedeelte van de percelen van gedaagden bestemd tot “buurpad, c.q. buurweg”.
2.3. Bij brief van 14 april 2002 hebben [eisers] aan gedaagden kenbaar gemaakt dat zij op de achterzijde van hun perceel een garage willen bouwen en daartoe per auto gebruik willen gaan maken van de (enige) gang naar de openbare weg, over het gedeelte van de percelen van gedaagden dat bestemd is als buurweg. Gedaagden hebben hierop bij brief van 20 april 2002 laten weten dat zij niet bereid zijn hiervoor ongeclausuleerd toestemming te verlenen.
2.4. [eisers] hebben vervolgens in de periode van juni tot september 2008 een garage gebouwd achter op hun perceel.
2.5. Ter plaatse van de ingang vanaf de openbare weg, de [straat], van de buurweg hebben gedaagden een paaltje geplaatst, dat met een sleutel kan worden neergelaten.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen samengevat - gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis een sleutel van het paaltje te verstrekken en de vrije doorgang te (blijven) verschaffen over de buurweg, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2. Zij leggen daaraan ten grondslag dat zij gerechtigd zijn tot vrije doorgang over het terrein gelegen voor de garages van gedaagden. Nu [eisers] geen sleutel krijgen van het paaltje, worden zij belemmerd in het gebruik waarvoor dit terrein, de buurweg, bestemd is, zodat zij een belang hebben bij toewijzing van hun vordering.
3.3. [gedaagde sub 6] voert verweer.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter alleen bevoegd in die spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist. Dat betekent dat de eisende partij in elk geval een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening moet hebben, wil er van een spoedeisende zaak en dus van bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding sprake kunnen zijn.
4.2. In dit geval hebben [eisers] in de dagvaarding geen gewag van enig spoedeisend belang gemaakt. Evenmin kan uit het feitencomplex dat aan de vordering ten grondslag is gelegd een dergelijk belang als vanzelfsprekend worden afgeleid. [eisers] zijn al sedert 2002 bekend met het standpunt van gedaagden dat zij niet willen dat [eisers] anders dan met een kruiwagen, fiets of te voet over het terrein gaan, zodat het op hun weg lag om eerst over hun rechtspositie op dat punt duidelijkheid te verkrijgen alvorens (in 2008) een garage te gaan bouwen, die met een auto uitsluitend via het litigieuze terrein kan worden bereikt.
4.3. Dat betekent dat niet kan worden aangenomen dat zich hier een zaak voordoet waarin de voorzieningenrechter bevoegd is een voorziening te geven. Of [eisers] inderdaad recht hebben op hetgeen zij pretenderen (te weten vrije doorgang over het terrein gelegen voor de garages van gedaagden) zullen zij kunnen voorleggen aan de bodemrechter, ten overstaan van wie een volwaardige civiele procedure zal worden gevoerd. Aldaar is de vereiste ruimte voor een behoorlijke instructie van de feiten, terwijl de procedure in kort geding zich daarvoor in het algemeen niet leent. In kort geding is slechts dan plaats voor een voorziening ten koste van de gedaagde partij indien het spoedeisend belang van de eisende partij bepaaldelijk zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde partij om op een volwaardige manier verweer kunnen voeren. Nu de zaak zich niet leent voor kort geding zal de gevraagde voorziening worden geweigerd.
4.4. Overigens merkt de voorzieningenrechter ten overvloede nog op dat ook in het geval er wel enig spoedeisend belang (bij het op dit moment verkrijgen van de gevraagde voorziening) door [eisers] was gesteld en aannemelijk gemaakt en dus de voorzieningenrechter bevoegd zou zijn, dit belang waarschijnlijk niet zal hebben geleid tot toewijzing van de vordering nu bij de afweging van de materiële belangen van partijen ernstig rekening gehouden zou zijn met de reeds eerder genoemde omstandigheid dat [eisers] sedert 2002 geen duidelijkheid hebben willen scheppen via een gang naar de rechter en nu ineens zonder duidelijke aanleiding besloten hebben de garage daadwerkelijk te bouwen.
4.5. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 6] tot op heden begroot op € 302,00, waarvan € 262,00 vast recht en € 40,00 reiskosten en aan de zijde van gedaagden sub 1 tot en met 5 tot op heden begroot op nihil,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2009.