RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Eindhoven
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [werkneemster]
gemachtigde: mr. J.H.M. van Dinten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fair Play Centers B.V.
gevestigd te Kerkrade
gedaagde
hierna te noemen Fair Play
gemachtigde: mr. S.G.J. Habets
[werkneemster] heeft Fair Play gedagvaard op 3 juli 2009. Op 8 juli 2009 heeft de griffie een brief van mr. Habets ontvangen. De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden op 9 juli 2009. De gemachtigden hebben zich bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen op de zitting naar voren hebben gebracht.
[werkneemster] is op 1 december 2003 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Fair Play. [werkneemster] was laatstelijk werkzaam als medewerker amusementscenter tegen een brutosalaris van € 1.650,13 per maand exclusief emolumenten.
Op 15 mei 2009 is [werkneemster] op staande voet ontslagen. [werkneemster] heeft bij brief de nietigheid van het ontslag ingeroepen, aanspraak gemaakt op loondoorbetaling en zich beschikbaar gesteld voor arbeid.
[werkneemster] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Fair Play tot betaling van € 1.650,13 bruto per maand aan verschuldigd salaris vermeerderd met alle emolumenten vanaf 15 mei 2009 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en veroordeling van Fair Play tot wedertewerkstelling van [werkneemster] op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag dat Fair Play daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van Fair Play in de proceskosten. [werkneemster] beroept zich op de in de dagvaarding genoemde en hier als herhaald te beschouwen gronden. Kort samengevat stelt zij het navolgende.
Op 12 mei 2009 was [werkneemster] aan het werk in het amusementscenter. Een Antilliaanse man kwam binnen en liet een tas met spullen achter. Een collega van [werkneemster], de heer [x], heeft in de plastictas gekeken. [x] vermoedde dat de spullen in de tas van diefstal afkomstig waren. [werkneemster] stelde meerdere malen voor de politie te informeren, zodat de tas in beslag genomen kon worden. Zij is zelfs de straat opgegaan om te kijken of er politie in de buurt was. Zij kreeg echter te horen dat het onwenselijk was om de politie erbij te betrekken. Toen de man terugkwam voor zijn tas gaf [x] deze niet terug. [werkneemster] vroeg haar leidinggevende de heer [leidinggevende] wat er met de spullen moest gebeuren. [leidinggevende] zei dat de spullen weggegooid of verdeeld mochten worden. [werkneemster], [leidinggevende] en [x] namen vervolgens spullen mee uit de tas. [werkneemster] heeft op verzoek, althans op initiatief van [leidinggevende] gehandeld. De volgende dag is [werkneemster] gevraagd naar de spullen in de tas. [werkneemster] heeft erkend spullen mee naar huis te hebben genomen. Dat heeft zij meteen toegegeven, zij heeft spijt betuigd en de spullen geretourneerd.
[werkneemster] meent dat een ontslag op staande voet in dit geval een te vergaand middel is en Fair Play met het geven van een officiële waarschuwing had kunnen volstaan. Fair Play heeft onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke en financiële omstandigheden van [werkneemster]. Dit geldt temeer nu [werkneemster] al vanaf 2003 in dienst is en steeds prima heeft gefunctioneerd.
Fair Play betwist de vordering. Zij voert daartoe voor zover van belang het volgende aan.
De vorderingen ter zake vakantietoeslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente lenen zich niet voor behandeling in kort geding, omdat deze in geen enkel opzicht spoedeisend zijn te noemen. Voor de vordering tot wedertewerkstelling is er ook geen spoedeisend belang. [werkneemster] heeft geen onderbouwing daarvoor gegeven.
Fair Play meent dat zij een geldige dringende reden had om [werkneemster] op staande voet te ontslaan. [werkneemster] heeft zonder toestemming zaken van een klant toegeëigend. [werkneemster] heeft verzuimd om de politie te bellen, dan wel om een andere leidinggevende in te schakelen. [werkneemster] is op geen enkele wijze gedwongen om de spullen mee te nemen en dient daar zelf verantwoordelijkheid voor te nemen. [werkneemster] wist dat dit absoluut niet door Fair Play werd getolereerd. Betrouwbaarheid en integriteit zijn de belangrijkste eigenschappen die een medewerker bij Fair Play moet bezitten, nu een medewerker van Fair Play dagelijks wordt blootgesteld aan geldstromen en zodoende voortdurend aan de verleiding wordt blootgesteld om zich geld toe te eigenen. [werkneemster] wist wat zij deed en gelet op het arbeidsvoorwaarden-reglement, wist zij dat de gevolgen van haar handelwijze tot ontslag konden leiden. In eerste instantie heeft zij ook nog getracht de waarheid te verdraaien door een onjuiste voorstelling van zaken te geven. De ernst van de gedragingen van [werkneemster] rechtvaardigde het aangezegde ontslag op staande voet. Fair Play heeft weldegelijk een belangenafweging gemaakt bij haar beslissing om tot ontslag over te gaan. Het belang van Fair Play om betrouwbare medewerkers in dienst te hebben weegt zwaarder dan het belang van [werkneemster] om haar baan te behouden. De financiële omstandigheden van [werkneemster] ten aanzien van haar pas afgesloten hypotheek waren bij Fair Play bovendien onbekend op het moment dat het ontslag gegeven werd.
1. Gezien de aard van de vordering van [werkneemster] is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van spoedeisendheid van de vordering. De verwantschap tussen de gevorderde loon, bijkomende emolumenten, wettelijke verhoging en rente, maakt dat [werkneemster] ten aanzien van alle onderdelen van zijn vordering een spoedeisend belang heeft. [werkneemster] is afhankelijk van haar baan voor haar levensonderhoud en heeft er belang bij om snel weer aan het werk te gaan. [werkneemster] is dan ook ontvankelijk in haar gehele vordering.
2. In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3. Op grond van de tijdens de mondelinge behandeling besproken stukken staat vast dat [werkneemster] spullen van een ander heeft meegenomen zonder dat zij daarvoor toestemming had. Dit is een ernstige gedraging. Gezien de aard van het werk van [werkneemster] bij Fair Play is haar gedrag zelfs nog kwalijker te noemen. [werkneemster] heeft geen enkel argument aangevoerd om het verdelen en meenemen van de spullen te kunnen rechtvaardigen. Zij is zelf verantwoordelijk voor haar gedrag en heeft de keuze gemaakt om de spullen mee te nemen. Uit niets blijkt dat zij een opdracht heeft gekregen dit te doen.
4. De kantonrechter zal bij beschikking van 17 juli 2009 de arbeidsovereenkomst per 18 juli 2009 ontbinden voor zover deze nog bestaat. De vordering voor zover strekkende tot wedertewerkstelling en betaling van loon en emolumenten over de periode vanaf 18 juli 2009 wordt op die grond afgewezen.
5. [werkneemster] heeft zich onbetrouwbaar gedragen. Haar gedrag is ontoelaatbaar. Zij heeft helaas geen gevolg gegeven aan haar eerste juiste ingeving de politie in te schakelen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat het gedrag van [werkneemster] voor Fair Play een dringende reden heeft opgeleverd om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Dat [werkneemster] aanvankelijk de goede gedragslijn wilde volgen kan daaraan niet afdoen. Met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter in een bodemprocedure zal oordelen dat er een dringende reden was [werkneemster] op staande voet te ontslaan. De vordering voor zover strekkende tot betaling van loon en emolumenten over de periode van 15 mei 2009 tot 18 juli 2009 moet daarom worden afgewezen.
6. [werkneemster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering van [werkneemster] af;
veroordeelt [werkneemster] in de kosten van het geding aan de zijde van Fair Play gevallen en tot heden begroot op € 200,-- wegens gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.J. Harts, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.