Uitspraak
1.[eiser 1],
[eiser 2]
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 26 juli 2006,
- het deskundigenbericht, dat ter griffie is gedeponeerd op 4 december 2006,
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisers],
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 2],
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 1].
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 26 juli 2006,
- het deskundigenbericht, dat ter griffie is gedeponeerd op 4 december 2006,
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 2],
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde 1].
3.De verdere beoordeling
Voorgeschiedenis
sectie T nummer 4717 en 5489(verder ook: het perceel) voor een koopsom van Hfl. 2.000.000,00 (EUR 907.560,43). In de koopakte staat als adres van het perceel vermeld [adres]. Nadien is nader overeengekomen dat [eisers], indirect bestuurders van handelsonderneming [naam handelsonderneming], kopers zouden zijn en zo is ook de akte van levering geredigeerd.
T 5489. In het voorstel staat voorts vermeld:
[nummer]een benzinetank van 4000 liter had gelegen, bij [gedaagde 1] navraag zou hebben gedaan of deze informatie had over de tank bij “de buren”. Met name omdat het ging om een benzinetank, die gezien mag worden als een duidelijke potentiële bron van bodemveront-reiniging, aldus [ingenieur].
[nummer]een buurperceel van het te onderzoeken perceel betrof, nader onderzoek had moeten doen naar de ondergrondse tank die op dat perceel had gelegen. In antwoord daarop geeft [ingenieur] aan dat, zoals gemeld, tijdens het onderzoek al opgemerkt had moeten worden dat er sprake was van één perceel in plaats van twee. Toch noemt hij het gebruikelijk om bij de opzet van een onderzoek rekening te houden met mogelijke bronnen op buurpercelen. Een nader onderzoek uitvoeren op een buurperceel noemt hij niet gebruikelijk, omdat het meestal een andere eigenaar betreft. Daarbij tekent hij evenwel aan:
[nummer]een
5489en dat ook de tank op dat perceel is aangetroffen. Nu [gedaagde 2] volgens haar eigen onderzoeksvoorstel juist dit perceel diende te onderzoeken, sluit de rechtbank zich aan bij de bevinding van de deskundige dat bij een korte bestudering van de gegevens en een locatiebezoek zeer snel duidelijk zou zijn geworden dat de nummers
[nummer] en [nummer] beidede onderzoekslocatie betroffen, zodat dit voor [gedaagde 2] een signaal had moeten zijn om bij de opdrachtgever te verifiëren wat de juiste nummering was. Daargelaten de vraag of en in hoeverre [gedaagde 1] [gedaagde 2] had moeten informeren omtrent de tank en omtrent het feit dat [gedaagde 2] ten onrechte enkel nr.
[nummer]in haar offerte en onderzoeksvoorstel had vermeld terwijl zij daarentegen wel het perceelsnummer van nr.
[nummer]had vermeld (welke vraag in de vrijwaringszaak aan de orde zal komen), is [ingenieur] van oordeel dat het gezien de uit het historisch onderzoek gebleken informatie over de tank op de weg van [gedaagde 2] had gelegen om nader onderzoek te doen. Zulks gold volgens [ingenieur] temeer nu de sanering dateert van voor 1998 en volgens hem algemeen bekend is dat saneringen die in de eerste jaren na inwerkingtreding van BOOT waren verricht, niet betrouwbaar werden geacht. [gedaagde 2] stelt evenwel dat, ook indien zij er vanuit zou zijn gegaan dat nummer
[nummer]tot het te onderzoeken perceel behoorde, haar wijze van onderzoek niet anders zou zijn geweest en zij ook in dat geval geen diepgravend onderzoek zou hebben verricht. Immers, gesaneerde grond is altijd juist schone grond, aldus [gedaagde 2]. Zij stelt dat het zeer ongebruikelijk is dat saneringen die begin jaren ’90 hebben plaatsgevonden, laat staan in 1994, niet op de juiste wijze zijn verricht, in tegenstelling tot saneringen die in de jaren ’70 en ’80 hebben plaatsgevonden. [gedaagde 2] stelt dan ook dat zij er vanuit mocht gaan dat de bodem schoon was, nu niet was vermeld dat de sanering op onjuiste wijze was dan wel zou kunnen zijn uitgevoerd.
benzinetank betreft die doorgaans bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij nadere informatie op te vragen bij haar opdrachtgever [gedaagde 1] en/of bij de milieudienst, hetzij bij de opzet van het bodemonderzoek (de positie van boringen en peilbuizen) rekening te houden met een potentiële bron van bodemverontreiniging, al dan niet gelegen op het (vermeende) buurperceel. Nu zij dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 2] niet heeft gehandeld zoals in vergelijkbare omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, zodat haar handelwijze als onrechtmatig moet worden aangemerkt.
- dagvaarding EUR 85,60
- vast recht 1.220,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 1.195,00 (1/3 deel voorschot)
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
in het geheel geen informatieheeft verschaft over de benzinetank, wordt haar verweer dat zij geen onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft als bedoeld in artikel 4.1. van de algemene voorwaarden verworpen. Het behoeft immers geen betoog dat het in het geheel geen informatie verschaffen de overtreffende trap vormt van het verstrekken van onvolledige of onjuiste informatie, waarop genoemd artikel ziet. Overigens is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van [gedaagde 1] had gelegen om [gedaagde 2] erop te attenderen dat zij zowel in de offerte als in haar onderzoeksvoorstel ten onrechte enkel nr.
[nummer](met perceelsnummer
5489) heeft vermeld, terwijl het onderzoek eveneens betrekking diende te hebben op nr.
[nummer]en perceelsnummer
4717. In dat verband acht de rechtbank mede van belang dat [gedaagde 2] op 2 mei 2001 12 handboringen heeft verricht op perceel
5489(waarvan de locatie is aangegeven op een kadastrale kaart (prod. 7 [eisers] hoofdzaak). Op basis van de analyse van de betreffende monsters heeft [gedaagde 2] haar rapport opgesteld, dat zij op 25 mei 2001 aan [gedaagde 1] heeft toegezonden. Ook daarin wordt [adres]genoemd, alsmede de kadastrale aanduiding T
5489. Wederom wordt gewezen op de door haar gehanteerde onderzoekshypothese “niet- verdachte locatie”. Onder 2.2. van de rapportage vermeldt [gedaagde 2] dat in de omgeving van de onderzoekslocatie in het verleden geen bodemonderzoeken hebben plaatsgevonden. [gedaagde 1] was er echter van op de hoogte dat deze veronderstelling aantoonbaar onjuist was.
benzinetank betrof die doorgaans bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij nadere informatie op te vragen bij haar opdrachtgever [gedaagde 1] en/of bij de milieudienst, hetzij bij de opzet van het bodemonderzoek (de positie van boringen en peilbuizen) rekening te houden met een potentiële bron van bodemverontreiniging, al dan niet gelegen op het (vermeende) buurperceel. Nu zij dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een fout van het adviesbureau in de zin van artikel 4.1. van de algemene voorwaarden, welke fout bij zorgvuldig handelen zou zijn vermeden. Nu vaststaat dat het honorarium dat [gedaagde 2] aan [gedaagde 1] in rekening heeft gebracht minder heeft bedragen dan EUR 12.000,00, is [gedaagde 2] in beginsel slechts aansprakelijk tot maximaal het bedrag van het honorarium voor de betreffende opdracht, zijnde EUR 1.066,38. Dit betekent dat [gedaagde 1] in conventie zal worden veroordeeld tot betaling van al hetgeen waartoe [gedaagde 2] als gedaagde in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met inbegrip van rente en proceskosten, en dat [gedaagde 2] in reconventie zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 1.066,38 aan [gedaagde 1].
- dagvaarding EUR 0,00
- vast recht 1.220,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 1.195,00 (1/3 deel voorschot)
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
- dagvaarding EUR 71,93
- vast recht 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat