ECLI:NL:RBSHE:2010:BL6604
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdverklaring in vrijwaringsprocedure en erkenning van bevoegdheid
In deze zaak vorderde de V.O.F. Stadionbouw Zwolle, gedaagde in de hoofdzaak, dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde. Dit volgde nadat de gedaagde eerst een vordering tot oproeping in vrijwaring had gedaan, welke vordering door de rechtbank was toegewezen en de vrijwaringsprocedure daadwerkelijk aanhangig was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geacht moest worden de bevoegdheid van de rechtbank te hebben erkend door het opwerpen van een vrijwaringsincident. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde geen geldige reden had aangevoerd waarom hij niet, conform artikel 208 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), alle incidentele vorderingen tegelijk had ingesteld. De rechtbank wees de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring af, omdat het opwerpen van deze exceptie zonder geldige reden in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat door het indienen van de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring, de gedaagde impliciet de bevoegdheid van de rechtbank had erkend. De zaak werd vervolgens opnieuw op de rol gezet voor beraad in de hoofdprocedure, samen met de vrijwaringsprocedure. De rechtbank veroordeelde de V.O.F. Stadionbouw Zwolle als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Lincon B.V. tot dat moment waren begroot op EUR 452,00. Dit vonnis werd uitgesproken op 3 maart 2010 door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden.