ECLI:NL:RBSHE:2010:BM0391

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
659032
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding door ontbreken roldatum en gevolgen voor verzetprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven op 18 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, [B], had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 3 september 2009, waarbij hij niet in de gelegenheid was gesteld om zich te verweren. De grond voor het verzet was de nietigheid van de dagvaarding, omdat deze geen roldatum vermeldde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 20 oktober 2009 was uitgebracht, terwijl het verstekvonnis op 23 september 2009 aan [B] was betekend. Hierdoor was het verzet tijdig ingesteld, en was [B] ontvankelijk in zijn verzet.

De kantonrechter heeft overwogen dat het ontbreken van de roldatum in de dagvaarding [B] in zijn belangen heeft geschaad, omdat hij niet wist wanneer hij moest verschijnen. Dit gebrek in de dagvaarding leidde tot de conclusie dat het verstekvonnis niet in stand kon blijven. De kantonrechter heeft het beroep op nietigheid gehonoreerd en het verstekvonnis vernietigd. Tevens is H. Rugenbrink BV, de geopposeerde partij, veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele vereisten in civiele procedures en de bescherming van de rechten van partijen, vooral in situaties waarin een partij niet in staat is om zich te verweren. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de gemaakte kosten door een eenvoudige oplossing hadden kunnen worden voorkomen, indien de dagvaarding correct was opgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Eindhoven
Zaaknummer : 659032
Rolnummer : 09/12084
Uitspraak : 18 februari 2010
In de zaak van:
[de heer B],
wonende te Eindhoven,
opposant krachtens toevoeging 1EV2826 d.d. 10 november 2009 en middels exploot van 20 oktober 2009 door gerechtsdeurwaarder van Lith,
gemachtigde: mr. H.F.A. Leenders, advocaat te Eindhoven bij De Moel & Leenders Advocaten (Postbus 939, 5600 AX),
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H. Rugenbrink Werkmaatschappij B.V., handelend onder de naam I.P.D.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
geopposeerde;
gemachtigde: LAVG gerechtsdeurwaarders te Roosendaal (Postbus 1582, 4700 BN),
heeft de kantonrechter te Eindhoven het navolgende vonnis gewezen.
1. De procedure
1.1. Deze blijkt uit de volgende stukken:
- de verzetdagvaarding van 20 oktober 2009 met zeven producties;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de comparitie van partijen d.d. 20 januari 2010, alwaar namens opposant verscheen [B] en zijn gemachtigde voornoemd en namens geopposeerde verscheen mevrouw A.W.M.H. Schreurs, werkzaam bij de gemachtigde van geopposeerde.
1.2. Partijen zullen hierna worden aangeduid met "[B]" en "H. Rugenbrink BV".
1.3. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1. [B] vordert vernietiging van het verstekvonnis van 3 september 2009 te vermeerderen met proceskosten als vermeld in de verzetdagvaarding. Hetgeen [B] daartoe als grondslag aanvoert zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hieronder worden weergegeven.
2.2. H. Rugenbrink BV heeft, kort weergegeven, zich tegen de vordering verweerd op grond van diverse hierna te bespreken argumenten, voor zover voor de beoordeling van belang.
3. De beoordeling
3.1. De kantonrechter zal eerst ambtshalve dienen te bezien of het verzet tijdig is ingesteld.
Nu de verzetdagvaarding is uitgebracht op 20 oktober 2009 en het vonnis blijkens de datum van het als productie 5 aan de verzetdagvaarding gehechte betekeningsexploot op 23 september 2009 aan [B] in persoon is betekend, is op de voet van artikel 143 lid 2 Rv het verzet in ieder geval tijdig ingesteld. [B] is derhalve ontvankelijk in zijn verzet.
3.2. De stelling van [B] dat het betekeningsexploot hem feitelijk pas op of omstreeks 5 oktober 2009 - ondanks de daarop vermelde datum van 23 september 2009 - is overhandigd behoeft dan ook geen verder onderzoek. Dit ondanks het feit dat deze stelling op zich raakt aan één van de wortels van de Nederlands civiele procedure, namelijk dat op de ambtseed verrichte handelingen door deurwaarders, in het bijzonder terzake de uitreiking van stukken en datum daarvan, te allen tijde moet kunnen worden vertrouwd.
3.3. Door [B] is in de verzetdagvaarding betoogd dat de dagvaarding van 11 augustus 2009 waarop het verstekvonnis van 3 september 2009 is gewezen weliswaar in het aan de rechtbank gezonden exemplaar de zittingsdatum vermeldde, maar dat in het door [B] aangetroffen exemplaar, waarvan een afschrift als productie 5 aan de verzetdagvaarding is gehecht, geen zittingsdatum vermeld stond. Aldus is deze dagvaarding nietig en [B] is hierdoor ernstig in zijn fundamenteel recht van verweer geschaad, aldus [B].
3.4. Tijdens de comparitie heeft de kantonrechter vastgesteld dat het onder [B] berustende origineel van de aan hem uitgereikte dagvaarding van 11 augustus 2009 geen zittingsdatum vermeld. De gemachtigde van H. Rugenbrink BV heeft hetzelfde vastgesteld.
3.5. De kantonrechter heeft [B] in overweging gegeven om op praktische gronden het beroep op nietigheid in te trekken en alsnog tot een feitelijke inhoudelijke behandeling over te gaan.
[B] heeft gepersisteerd bij het beroep op nietigheid, omdat door het gewezen verstekvonnis [B] het recht op persoonlijk verweer voeren is ontnomen, er vanwege de gestelde feitelijke latere betekening te weinig tijd is overgebleven om ook een reconventionele eis te formuleren en het voorstel het verstekvonnis niet te executeren geen gehoor heeft gevonden.
3.6. Namens H. Rugenbrink BV is opgemerkt dat navraag bij het kantongerecht leerde dat terugzending van het vonnis - en naar de kantonrechter begrijpt het alsnog op de gewone voet voortzetten van de procedure - niet mogelijk was.
3.7. De kantonrechter heeft vervolgens de comparitie gesloten.
3.8. Ingevolge artikel 111 lid 2 onder f Rv dient een dagvaarding de roldatum te bevatten waartegen wordt gedagvaard. Niet naleving van dit voorschrift leidt ingevolge artikel 120 lid 1 Rv (in beginsel) tot nietigheid van de dagvaarding.
3.9. Ingevolge artikel 122 lid 1 Rv verwerpt de (kanton)rechter het door een gedaagde die in verzet komt gedane beroep op nietigheid van het exploot van dagvaarding indien hij van oordeel is dat het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad.
3.10. Een dergelijke situatie speelt hier echter niet. Door het niet vermelden van de roldatum wist [B] niet wanneer hij moest verschijnen en is hij evident in zijn belangen geschaad. Ten einde het verzet tijdig en adequaat in te stellen heeft [B] zich voorts van rechtskundige bijstand moeten voorzien, terwijl hij bij dagvaarding zonder gebrek zelf in persoon zich had kunnen verweren. Dat [B] in theorie zelf in verzet had kunnen komen doet hier niet aan af: dit mag van een particulier in redelijkheid niet worden verwacht.
Het beroep op nietigheid wordt dan ook gehonoreerd. Nu de oorspronkelijke dagvaarding nietig is bevonden kan het verstekvonnis niet in stand blijven en zal dit worden vernietigd.
3.11. [B] zal goed opposant worden verklaard en H. Rugenbrink BV zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu de comparitie uitsluitend de formele aspecten heeft betroffen zal de kantonrechter hiervoor een half punt toekennen.
3.12. Nu [B] procedeert op basis van een zogenaamde toevoeging zal de kantonrechter de proceskostenveroordeling, als aan de griffier op de voet van artikel 243 Rv te voldoen, gezien het bepaalde in artikel 243 lid 3 Rv niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren nu zulks niet in overeenstemming lijkt met het wettelijk systeem.
3.13.1. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op.
In de als productie 2 aan de dagvaarding gehechte brief van de gemachtigde van H. Rugenbrink BV van 14 oktober 2009 wordt gesteld dat iemand niet twee keer voor dezelfde vordering veroordeeld kan worden, zodat alleen een verzetprocedure als (enige) optie zou resteren.
De kantonrechter deelt deze opvatting niet. De (civiele) rechter mag niet ambtshalve de regel van gezag van gewijsde toepassen, zoals artikel 236 lid 3 Rv met zoveel woorden bepaalt.
Bovendien ligt het niet in de rede dat de rechter, door beide partijen geïnformeerd over de noodzaak opnieuw over dezelfde rechtsbetrekking te procederen, bijvoorbeeld vanwege een gemaakte formele fout, enige behoefte zou hebben een andere weg in te slaan en niet conform de wens van partijen alsnog tot hernieuwde behandeling en beoordeling over te gaan.
3.13.2. Derhalve had de gemachtigde van H. Rugenbrink BV in het onderhavige geval kunnen volstaan met het aan de gemachtigde van [B] verklaren dat men het vonnis van 3 september 2009 niet zou executeren - zoals deze had verzocht - en vervolgens opnieuw de - al geheel klaar zijnde - dagvaarding van 11 augustus 2009, maar dan wel op alle exemplaren van de dagvaarding voorzien van een roldatum, uit te brengen ten einde een nieuwe procedure te starten. Aldus zouden de thans extra gemaakte kosten van partijen op eenvoudige wijze zijn bespaard.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart [B] goed opposant en vernietigt het verstekvonnis van 3 september 2009 als tussen partijen gewezen;
veroordeelt H. Rugenbrink BV partij in de kosten van het geding aan de zijde van de eisende partij gevallen en tot heden begroot op € 85,98 terzake dagvaardingskosten en € 225,= terzake gemachtigdensalaris, te voldoen op bankrekeningnummer 192325787 ten name van DS 536 Arrondissement 's-Hertogenbosch onder vermelding van de namen van partijen, zaaknummer en rolnummer;
wijst af hetgeen meer of anders gevorderd is.
Aldus gewezen door mr. R.R.M. de Moor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 659032-09/12084 [B]/ H. Rugenbrink BV blad 4
vonnis