ECLI:NL:RBSHE:2010:BM2862

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-1241
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van gebiedsontzegging voor de gemeente Eindhoven

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een gebiedsontzegging opgelegd aan de verzoeker. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Eindhoven, dat op 13 april 2010 was genomen, waarin de gebiedsontzegging werd gehandhaafd. De verzoeker had op 20 april 2010 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onverwijlde spoed vereist was en heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing op bezwaar geschorst tot de rechtbank uitspraak doet op het beroep, dat gepland staat voor 20 mei 2010. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat de schorsing van de gebiedsontzegging slechts van beperkte duur zal zijn, gezien de verwachte termijn van de uitspraak door de meervoudige kamer. De voorzieningenrechter heeft geen termen gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra, in tegenwoordigheid van mr. H.J. van der Meiden als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/1241
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 april 2010
inzake
[verzoeker]
verblijfplaats onbekend,
verzoeker,
[gemachtigde]
en
de burgemeester van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2009 heeft verweerder, op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, verzoeker bevolen zich met ingang van zondag 20 september 2009 te verwijderen en verwijderd te houden van het grondgebied van de gemeente Eindhoven zolang met verzoeker onder justitiële titel geen concrete resocialisatie-, toezicht- en zorgafspraken gemaakt zijn.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 13 april 2010 ongegrond verklaard. Het gebiedsverbod is gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker op 20 april 2010 beroep ingesteld.
Op gelijke datum heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In artikel 8:83 is bepaald - zakelijk weergegeven- dat de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak kan doen, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Van deze bevoegdheid wordt in deze gebruik gemaakt en hiertoe wordt het volgende overwogen.
3. Het besluit in primo behelst een aan verzoeker opgelegde gebiedsontzegging voor het grondgebied van de gemeente Eindhoven met ingang van 20 september 2009 zolang met verzoeker onder justitiële titel geen concrete resocialisatie, toezicht- en zorgafspraken zijn gemaakt.
4. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is dit besluit geschorst tot en met zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Gegeven het thans bestreden besluit op bezwaar van 13 april 2010 betekent dit dat verweerder geen uitvoering aan de gebiedsontzegging kan geven tot en met 25 mei 2010.
5. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat het beroep tegen de beslissing op bezwaar vanwege de aan de orde zijnde (principiële) vraagstukken, welke zich niet lenen voor een be- en afhandeling in het kader van een voorlopige voorzieningenprocedure, versneld behandeld zal gaan worden door de meervoudige kamer van deze rechtbank. Het beroep zal aan de orde worden gesteld op de zitting van 20 mei 2010. Naar verwachting zal niet voor of op 25 mei 2010 al uitspraak op het beroep kunnen worden gedaan. Vanwege het vervallen van de voorlopige voorziening op 25 mei 2010, kan aan het bestreden besluit dus uitvoering worden gegeven voordat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Nu een rechterlijk oordeel ten gronde binnen een betrekkelijk korte periode na 25 mei 2010 kan worden verwacht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het thans bestreden besluit zonder nadere inhoudelijke beoordeling te schorsen totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Omdat deze schorsing van het bestreden besluit slechts van beperkte duur zal zijn en omdat onverwijlde spoed dat vereist doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. De voorzieningenrechter oordeelt dat partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
6. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten dan wel te bepalen dat verweerder aan verzoeker het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 dient te vergoeden.
7. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit van 13 april 2010 totdat op het beroep van eiser is beslist;
?
Aldus gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. H.J. van der Meiden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010.