ECLI:NL:RBSHE:2010:BN0999
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van opvolgende arbeidsovereenkomsten
In deze zaak heeft eiser, die per 1 mei 2007 in dienst trad bij gedaagde, een vordering ingesteld om te verklaren dat zijn dienstverband per 1 november 2008 kwalificeert als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Eiser stelt dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is verlengd en dat er op basis van artikel 7:668a lid 1 sub b BW een overeenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Gedaagde heeft hiertegen verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2009 rechtsgeldig is geëindigd op basis van een beëindigingsovereenkomst die op 28 oktober 2008 is gesloten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beëindigingsovereenkomst niet kan worden ingeroepen, omdat er geen collectieve arbeidsovereenkomst of regeling is die ten nadele van de werknemer afwijkt van de wettelijke bepalingen. De kantonrechter heeft ook het beroep van gedaagde op de Ragetlie-regel verworpen, omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die is opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De rechter heeft vastgesteld dat de vierde arbeidsovereenkomst, die per 1 november 2008 is gesloten, in beginsel geldt als een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De overige vorderingen van eiser, waaronder betaling van loon en vakantiedagen, zijn ook aan de orde gekomen, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet gerechtigd was om bepaalde kosten in rekening te brengen. De zaak is aangehouden voor getuigenverhoor om de feiten en omstandigheden rondom de beëindigingsovereenkomst te bewijzen.