ECLI:NL:RBSHE:2010:BN1424
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.E.M. Leclercq
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van abonnementskosten door U.P.C. Nederland B.V. afgewezen
In deze zaak vorderde U.P.C. Nederland B.V. van de gedaagde betaling van € 210,64, bestaande uit abonnementskosten, vervallen vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op een abonnement dat op 23 oktober 2006 tussen partijen was aangegaan. De gedaagde voerde aan dat de relatie medio 2007 was beëindigd zonder dat hij schuld had aan deze beëindiging. U.P.C. stelde echter dat de opzegging correct was verwerkt in een eindfactuur, die betrekking had op verbruikskosten.
De kantonrechter heeft het verloop van het geding en de ingediende stukken beoordeeld. De rechter concludeerde dat de stelling van U.P.C. in haar conclusie van repliek niet overeenstemde met de door haar zelf overgelegde productie. Dit leidde tot de beslissing om de vordering van U.P.C. af te wijzen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde gelijk had in zijn stelling dat hij bij het einde van het contract nog een klein bedrag tegoed had van U.P.C. De rechter wees U.P.C. aan als de in het ongelijk gestelde partij en veroordeelde haar in de kosten van het geding, die tot dat moment waren begroot op € 60,00 wegens gemachtigdensalaris.
De uitspraak werd gedaan door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, op 15 juli 2010, in aanwezigheid van de griffier. De zaak illustreert de noodzaak voor eiseres om haar vorderingen goed te onderbouwen met bewijsstukken die consistent zijn met de ingediende conclusies.