Op deze camerabeelden is tevens zichtbaar dat verdachte wordt aangereden door een donkerblauwe Mercedes Vito. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij bestuurder was van de Mercedes Vito. Daarna, zo blijkt uit de camerabeelden, staat verdachte, samen met [medeverdachte 1] en [getuige 2], achter een Opel Vectra. Verdachte heeft een donker voorwerp in zijn handen, gaat met zijn linkerhand naar zijn rechterhand en maakt schietende bewegingen in de richting van de inrit van de [familie 1]. Vervolgens laat verdachte zijn armen zakken en maakt hij een beweging alsof hij de slede van een vuurwapen naar achteren haalt. Daarna strekt verdachte zijn armen weer en maakt hij opnieuw een schietende beweging. Met zijn rechterhand maakt hij vervolgens een schuddende beweging. Op van de camerabeelden gemaakte foto’s die zijn gemaakt van het moment kort nadat [medeverdachte 1] een voorwerp heeft overhandigd aan [getuige 2], is zichtbaar dat het voorwerp een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is.
Verdachte heeft verklaard dat hij werd beschoten door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vanaf het erf van de woonwagen van [slachtoffer 1].
Het NFI heeft een onderzoek verricht naar de aanwezigheid van schotrestdeeltjes op de handen van onder meer verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Uitkomst van dit onderzoek is dat op de bemonsteringen van de handen van verdachte 39 categorie A-deeltjes zijn aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat hiermee een vrijwel zekere relatie met een schietproces is aangetoond. Tevens zijn er 300 categorie B-deeltjes aangetroffen, hetgeen past bij eerdergenoemde bevinding. Bij [medeverdachte 1] zijn 25 categorie A-deeltjes aangetroffen. Ook hiermee is een vrijwel zekere relatie met een schietproces aangetoond. De eveneens aangetroffen 213 categorie B deeltjes passen bij deze bevinding.
Ter terechtzitting is door Chang, schotrestdeskundige bij het NFI, verklaard dat wanneer met een vuurwapen geen schot wordt gelost er geen schotrestdeeltjes vrijkomen. De mogelijkheid bestaat dat er nog tijdelijk schotrestdeeltjes op het vuurwapen aanwezig zijn van een vorig schietincident, maar alleen wanneer het vuurwapen op een zodanige manier is bewaard dat er geen schotrestdeeltjes verloren gaan. Ook heeft Chang verklaard dat schotrestdeeltjes op eenvoudige wijze verloren gaan en dat niet onder alle omstandigheden bij het afvuren van een vuurwapen een lichtflits of gaswolk zichtbaar is.
Verder heeft getuige [getuige 3] verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat [slachtoffer 1] ‘ze krijgt als hij dadelijk thuis komt’. Vanaf de ventweg aan de kant waar haar woonwagen staat, dezelfde kant als waar de woonwagens van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan, heeft getuige gezien dat de hele familie van verdachte was opgetrommeld. [medeverdachte 1], zijn vrouw, de hele familie van zijn vrouw en voor getuige onbekende personen stonden ter hoogte van de andere inrit van het woonwagenkamp. Getuige heeft verder verklaard dat zij, nadat zij was teruggelopen naar haar woonwagen, knallen heeft gehoord die afkomstig waren van de kant waar de groep zich bevond. Zij heeft geen wapens gezien. Zij heeft wel gehoord dat werd gezegd dat verdachte en [medeverdachte 1] schoten. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de banden die de getuigen die belastend voor verdachte verklaren hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], behoedzaam met de inhoud van deze verklaringen dient te worden omgegaan, acht zij de verklaring van voormelde getuige niet ongeloofwaardig, nu zij genuanceerd verklaart over het incident en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.