vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 216751 / KG ZA 10-554
Vonnis in kort geding van 3 september 2010
1. [eiser sub 1],
wonende te Deurne,
2. [eiser sub 2],
wonende te Deurne, in hun hoedanigheid van ouders en wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [X],
eisers,
advocaat mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
de vereniging
ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. W. Lindeboom te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna de ouders en [X] respectievelijk de school genoemd worden.
Na dagvaarding heeft op 2 september 2010 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de advocaat van de ouders de eis heeft toegelicht. Van beide zijden is het woord gevoerd aan de hand van pleitnota’s en zijn producties in het geding gebracht. Na gevoerd debat is vonnis gevraagd, waarna datum voor de uitspraak is bepaald.
2. Het geschil en de beoordeling
2.1. Het gaat in dit geschil om het volgende. [X] is 16 jaar en nog leerplichtig. Hij heeft een ontwikkelingsstoornis, namelijk PDD-nos, een aan autisme verwante stoornis. Hiermee is [X] een zogeheten zorgleerling/rugzakleerling. [X] heeft het afgelopen schooljaar zijn VMBO-T-diploma behaald op het Jan van Brabantcollege te Helmond. [X] heeft ervoor gekozen de middelbare school voort te zetten op een Havo-opleiding en de keuze hiervoor is gevallen op het Peelland College te Deurne. Hiertoe hebben de ouders van [X] een aanmeldingsprocedure gevolgd op het Peelland College. De school heeft hem echter op het laatste moment (juli 2010) laten weten dat hij wordt geweigerd wegens plaatsgebrek.
2.2. De ouders vorderen – samengevat – om [X] met ingang van het schooljaar 2010-2011 toe te laten tot het Peelland College te Deurne, afdeling Havo, vierde leerjaar, en hem vervolgens in de gelegenheid te stellen in dat kader onderwijs te volgen op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 met veroordeling van de school in de kosten van deze procedure.
2.3. De ouders stellen daartoe dat het Peelland College zeer duidelijke toezeggingen hieromtrent heeft gedaan en derhalve wensen zij nakoming van de gemaakte toezeggingen. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben de ouders het navolgende gesteld. Op 16 maart 2010 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds het Peelland College, vertegenwoordigd door de heer [A] en de heer [B] en anderzijds de moeder van [X], [X] en mevrouw [C], ambulant begeleidster van [X]. De ouders hebben ter zitting niet ontkend dat de wachtlijst die het Peelland College voor externe leerlingen hanteert, is besproken. Vervolgens heeft er op 22 april 2010 echter een vervolggesprek plaatsgevonden tussen enerzijds de moeder van [X] en [X] en de heer [D] en de heer [B] van het Peelland College. In dit gesprek zijn de aanmelding van [X], de door het Peelland College opgevraagde onderbouwing van het Jan van Brabantcollege en zijn resultaten aan bod gekomen. Ook zijn tijdens dit gesprek de inschrijfformulieren ingevuld en is het vakkenpakket gekozen. In de visie van de ouders was de inhoud van dit gesprek dat de aanmelding van [X] was besproken met de heer [A] – degene die zich bezighoudt met de aanmelding van zorgleerlingen op het Peelland College – en dat [X] welkom was op het Peelland College ook al zouden zijn cijfers voor de normen die gelden voor een overstap van VMBO-T naar Havo niet voldoende zijn. Zij en [X] ontvingen echter op 8 juli 2010 een schrijven van de heer [B] van het Peelland College met het advies om [X] zekerheidshalve ook op andere scholen aan te melden vanwege de volle klassen, waarna er op 9 juli 2010 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen enerzijds mevrouw [C] en anderzijds de heer [A] van het Peelland College. In dit telefoongesprek heeft de heer [A] gezegd dat hij met de heer [B] van het Peelland College contact op zou nemen om [X] bovenaan de lijst van de nog te plaatsen leerlingen te zetten, zodat de plaatsing van [X] op het Peelland College gewaarborgd zou blijven.
2.4. Het verweer van de school tegen de vordering komt op het volgende neer. Bij de aanmelding van [X] is sprake geweest van een normale aanmelding, waarbij uitsluitend de normale regels gelden en niet is afgeweken van de gebruikelijke praktijk. Er is geen toezegging gedaan voor plaatsing zonder voorbehoud van het hebben van ruimte en het daarom hanteren van een wachtlijst voor toelating. Er is derhalve slechts sprake geweest van een voorlopige plaatsing in afwachting van een definitieve plaatsing in de laatste schoolweek. Dat [X] begin juli 2010 te horen kreeg dat er geen plaats was voor hem op het Peelland College, zal dan ook niet als een verrassing moeten zijn gekomen voor hem en zijn ouders.
2.5. De vraag die in dit geschil dient te worden beantwoord is of de ouders uit de uitlatingen van het Peelland College onder de omstandigheden van het geval zo hebben mogen begrijpen dat het voorbehoud van de wachtlijst niet zou gelden voor de plaatsing van [X]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorshands voldoende aannemelijk dat die vraag positief kan worden beantwoord.
2.6. De voorzieningenrechter kent met name gewicht toe aan het feit dat [X] een zorgleerling is, dat zijn aanmelding daarom ook bijzonder was en er met name bijzondere aandacht is geweest voor de vraag of hij aan de geschiktheideisen voldeed, waarbij de school zich uitgesproken positief heeft opgesteld. Kennelijk is het voorbehoud van het bestaan van een wachtlijst niet uitdrukkelijk gemaakt. In het gesprek van 22 april 2010 is daarover in elk geval niet meer gesproken. Dit wordt ook nog eens bevestigd door de verklaring van mevrouw [C], die heeft gehoord dat de heer [A] heeft gezegd dat [X] bovenaan de wachtlijst zal worden gezet. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan de juistheid van haar ter zitting afgelegde verklaring te twijfelen, waarbij meeweegt dat zij geheel onafhankelijk van partijen staat.
2.7. Aan het bovenstaande doet niet af dat de wachtlijst op het aanmeldingsformulier standaardmatig is vermeld. Het gaat hier immers om een bijzondere aanmelding, waarbij zelfs derden waren ingeschakeld (mevrouw [C] en berichten van de het Jan van Brabantcollege). Uit het door de school overgelegde aannamebeleid blijkt ook dat voor rugzakleerlingen een aparte procedure geldt, zodat het waarschijnlijk is dat dat karakter van apart zijn aan de moeder van [X] al of niet impliciet is doorgegeven. De standaardmatige vermelding komt dan nog maar weinig gewicht toe.
2.8. De verklaringen van de werknemers [B], [M] en [A], brengen de voorzieningenrechter evenmin tot een andere slotsom. Zij verklaren over het gesprek in maart, dat – zoals al gememoreerd – kennelijk een ander (namelijk meer oriënterend) karakter had dan het gesprek in april.
2.9. Het feit dat enkele jaren geleden in de krant heeft gestaan dat er wachtlijsten zouden worden gehanteerd, komt geheel geen betekenis toe. Bovendien gaat het hier niet om de vraag of de ouders bekend zijn met het feit dat de school wachtlijsten hanteert (dat weten zij, zo hebben zij gesteld) maar om de vraag of zij hebben mogen begrijpen dat die voor [X] niet zou gelden.
2.10. Verder speelt mee dat [X] groot belang heeft bij het kunnen volgen van onderwijs op de school. De school heeft niet betwist dat er voor [X] op andere scholen geen plaats (meer) is en dat de locatie van het Jan van Brabantcollege, welke [X] tot op heden heeft bezocht, niet gelegen is in het centrum van Helmond maar in de wijk Brouwhuis.
2.11. Van de kant van de school is voorts nog op problemen gewezen die zullen rijzen bij toewijzing van de vordering, zoals gebrek aan ruimte, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat deze bezwaren niet van dien aard zijn dat deze aan toewijzing in de weg staan. Nu [X] een zorgleerling is, kan er van precedentwerking geen sprake zijn. Dat de lokalen geen ruimte bieden aan 33 leerlingen maar alleen aan 32 leerlingen, moet met enige creativiteit kunnen worden opgelost.
2.12. De slotsom is dat de gevaagde voorziening zal worden gegeven.
2.13. De school zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de ouders worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- vast recht 263,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.166,93
3.1. veroordeelt de school om [X] met ingang van het schooljaar 2010-2011 toe te laten op het Peelland College te Deurne, afdeling Havo, vierde leerjaar, en hem vervolgens in de gelegenheid te stellen in dat kader onderwijs te volgen, waarbij aan hem op de voor Havo-4-leerlingen gebruikelijke wijze onderwijs wordt aangeboden en alle daarbij behorende faciliteiten worden verstrekt;
3.2. veroordeelt de school om aan de ouders een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 3.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt met dien verstande dat dwangsommen niet zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht (mede) gelet op de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
3.3. veroordeelt de school in de proceskosten, aan de zijde van de ouders tot op heden begroot op € 1.166,93,
3.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.M. Strijbos en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2010.