ECLI:NL:RBSHE:2010:BO2447

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845181-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door TBS-er tijdens begeleid verlof met psychische stoornissen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een TBS-patiënt die op 20 april 2010 in Uden een poging tot moord heeft gepleegd. De verdachte, die lijdt aan het syndroom van Asperger en paranoïde schizofrenie, heeft tijdens begeleid verlof een mes gekocht en daarmee een slachtoffer in de hals gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict niet volledig toerekeningsvatbaar was, gezien zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de bestaande TBS-maatregel voortgezet, zonder een nieuwe TBS op te leggen. De officier van justitie had TBS met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de bestaande TBS voldoende was voor de bescherming van de maatschappij. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder het mes, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de deskundigenrapportages die de geestelijke toestand van de verdachte beschrijven, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845181-10
Datum uitspraak: 01 november 2010
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 juni 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2010 te Uden ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met een mes in
haar hals/keel heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2010 te Uden aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond/snee in haar
hals/keel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen althans eenmaal
met een mes in haar hals/keel te steken/snijden;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2010 te Uden ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen
althans eenmaal met een mes in haar hals/keel heeft gestoken/gesneden, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2010 te Uden opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer]), (in haar hals/keel) heeft gestoken/gesneden,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een steekwond/snee in haar
hals/keel), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 oktober 2010 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde, poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake is van voorbedachte rade, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot moord. De raadsman acht middels het voorwaardelijk opzet de poging tot doodslag bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit het politiedossier leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte is op 20 april 2010 samen met zijn begeleidster van de TBS kliniek naar de winkel van de Hema in Uden gegaan en heeft daar een mes gekocht. Bij de kassa heeft verdachte het mes met behulp van een schaar, die hij bij zich had, uit de verpakking gehaald en heeft het mes in zijn tas gestopt. Hierna is verdachte naar de koffiecorner gegaan en heeft een snack besteld. Op enig moment heeft verdachte tegen zijn begeleidster gezegd dat hij nog batterijen wilde kopen. Verdachte is opgestaan en is de winkel ingelopen. Verdachte heeft toen het mes ter hand genomen, is met het mes in de hand in de richting van het slachtoffer gelopen en heeft het slachtoffer met het mes in haar hals geraakt.
Het slachtoffer bleek een wond van ongeveer vier centimeter in haar hals te hebben.
Het mes werd later in een winkelmandje aangetroffen. Aan de punt van het mes was bloed zichtbaar.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Voor de bewezenverklaring van voorbedachten rade -in de tenlastelegging uitgedrukt met de woorden ‘na kalm beraad en rustig overleg’- moet volgens vaste jurisprudentie vaststaan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het gaat er daarbij niet om dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht of zich rekenschap heeft gegeven, maar dat hij de tijd en de gelegenheid daartoe had. Dat tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en mag zich ook ten dele afspelen tijdens de gewelddadige handelingen. Voorbedachten rade is niet onverenigbaar met zenuwoverspanning of een depressief ziektebeeld of ontoerekenings-vatbaarheid.
In het onderhavige geval neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verdachte heeft het mes bij de kassa uitgepakt en in zijn tas gestopt. Hij is naar de koffiecorner gegaan en heeft daar een snack besteld. Hij is op een bank gaan zitten en is zijn snack gaan eten. Op een gegeven moment is hij opgestaan en de winkel ingelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte tussen het uitpakken van het mes en het eten van de snack voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op het besluit om iemand met een mes te steken. Voorts heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 31 augustus 2010, waarin staat dat verdachte zou hebben medegedeeld dat hij de dag voor het incident al van plan was om iemand te steken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de tenlastegelegde voorbedachten rade wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 20 april 2010 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes in haar hals/keel heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte.
Het standpunt van partijen.
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft kennis genomen van de deskundigenrapportages omtrent de geestvermogens van verdachte.
Rapporteur J.R. Nijdam, psychiater, heeft in de rapportage van 7 september 2010 onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende opgemerkt:
“Betrokkene is lijdende aan het syndroom van Asperger en aan paranoïde schizofrenie.
Ten tijde van het tenlastegelegde waren beide stoornissen aanwezig. Betrokkene vertoonde ten tijde van het tenlastegelegde positief psychotische symptomen zoals hallucinaties. Beide stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat dit mede daaruit verklaard kan worden. Onder invloed van bevelshallucinaties is betrokkene tot het in de hals snijden van het slachtoffer gekomen.
Het met de stoornis van Asperger samenhangende onvermogen om zich in anderen te verplaatsen en met anderen mee te voelen heeft er toe bijgedragen dat betrokkene tot zijn handelen is overgegaan.
Op grond hiervan wordt geadviseerd om betrokkene als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.”
Rapporteur W.F. van Kordelaar, klinisch psycholoog, heeft in de rapportage van 18 september 2010 onder meer, zakelijk weergegeven, het navolgende opgemerkt:
“Bij betrokkene is sprake van een zeer gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een pervasieve (alle sociale levensgebieden omvattende) ontwikkelings-stoornis, te weten de stoornis van Asperger, een variant van het autisme. Daarnaast is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een chronisch psychiatrische ziekte, en wel schizofrenie van het zogeheten paranoïde type.
Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van het opleven van de symptomen van de schizofrenie.
De ziekelijke stoornis en de zeer gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene zodanig dat het ten laste gelegde mede daaruit verklaard kan worden.
De ernst van de stoornissen en de doorwerking daarvan in het delictgedrag geeft aanleiding om te adviseren het delict, indien bewezen, in het geheel niet aan betrokkene toe te rekenen.”
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is, nu het tenlastegelegde feit hem wegens een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (TBS).
De inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat geen TBS dient te worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank geen termen aanwezig om aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. De rechtbank heeft hiertoe ernstig rekening gehouden met de inhoud van de omtrent verdachte opgemaakte deskundigenrapportages.
In voormeld rapport van de psychiater J.R. Nijdam wordt onder meer het volgende vermeld:
“Betrokkene heeft vanaf 2006 in de TBS long-stay verbleven. Het is evident dat het recidiefgevaar bij betrokkene gezien het tenlastegelegde als ernstig en zeer hoog moet worden beschouwd. Betrokkene is een ernstig gestoorde, en psychiatrisch gezien zeer gehandicapte, man, die zich nu in detentie, zelfs met een gespecialiseerd regime maar met moeite kan handhaven. De lopende TBS maatregel is op 20 juli 2010 met een jaar verlengd, maar op dit moment opgeschort. Het advies is om betrokkene wederom in het kader van de lopende TBS maatregel te plaatsen in een TBS long-stay voorziening.”
In voormeld rapport van de psycholoog W.F. van Kordelaar wordt onder meer het volgende vermeld:
“Betrokkene moet gezien worden als een ernstig gehandicapte en gestoorde man voor wie met de huidige stand der wetenschap geen behandelingsmethoden beschikbaar zijn. Op herstel gerichte behandeling is sowieso niet mogelijk. Betrokkene blijft zowel vanuit het perspectief van noodzakelijke zorg als vanuit dat van noodzakelijke beveiliging voor onbepaalde tijd aangewezen op externe structuur en een strafrechtelijk kader dat die structuur mogelijk maakt. Het voor de hand liggende strafrechtelijk kader is dat van de TBS met bevel tot verpleging. Hier doet zich de keuze voor om betrokkene een nieuwe TBS op te leggen dan wel ‘gebruik’ te maken van het gegeven dat de tenuitvoerlegging van de in 2000 opgelegde TBS zal herleven als de onderhavige strafzaak is afgedaan. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is van belang dat het totale beloop steeds inzichtelijk blijft en dat de uitermate bizarre moord uit 1999 niet verbleekt achter het huidige delict.”
De rechtbank is van oordeel dat het feit zo ernstig is dat dit de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigt. Immers, onder begeleiding heeft verdachte inkopen gedaan; hij heeft onder meer een mes gekocht, waarbij hij -aldus de begeleidster- heeft aangegeven dat dit binnen de TBS kliniek was besproken. Kort daarop heeft verdachte een willekeurig slachtoffer met dat mes in de hals gesneden. Uit de medische rapportage blijkt dat de gevolgen voor het slachtoffer zeer ernstig hadden kunnen zijn.
Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat verdachte met de huidige stand der wetenschap niet verder behandeld kan worden in de TBS kliniek. Hij verblijft als gevolg hiervan sinds 2006 op de long-stay afdeling. Door de deskundigen wordt geadviseerd om de lopende TBS voort te zetten.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen nieuwe maatregel van TBS moet worden opgelegd mede -zoals psycholoog Van Kordelaar heeft aangegeven- opdat “de uitermate bizarre moord uit 1999 niet verbleekt achter het huidige delict”. Hierbij merkt de rechtbank op dat het voor de beveiliging van de maatschappij geen verschil uitmaakt of de bestaande TBS wordt voortgezet dan wel een nieuwe TBS maatregel wordt opgelegd.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat -zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting- dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende en de verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 39, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. primair:
poging tot moord
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het beslag.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 1 mes,
1 schaar en 1 mes (nrs. 1, 9 en 10 op de beslaglijst).
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende, te weten: 1 mes, aardappelschilmesje met wit heft, (nr. 2 op de beslaglijst).
Teruggave inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte, te weten: 1 kassabon (nr. 11 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 1 november 2010.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De verklaring van [getuige 1], blz. 68-70 proces-verbaal; de verklaring van [getuige 2], blz. 72-73 proces-verbaal
2 De verklaring van [getuige 1], blz. 70 proces-verbaal; de verklaring van [getuige 3], blz. 75-76 proces-verbaal
3 De aangifte van [slachtoffer], blz. 47-48 proces-verbaal; de verklaring van [getuige 4], blz. 60-61 proces-verbaal; de verklaring van [getuige 5], blz. 62-63, 65-66 proces-verbaal
4De medische verklaring omtrent slachtoffer, blz. 54 proces-verbaal
5Het proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 93-96 proces-verbaal