ECLI:NL:RBSHE:2010:BO9641

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
210012 / FA RK 10-1929
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.F.A.M. Povel
  • O.T. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van alimentatie voor minderjarige kinderen in co-ouderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van alimentatie voor twee minderjarige kinderen, voortkomend uit een beëindigd geregistreerd partnerschap. De vrouw verzocht om een bijdrage van € 306,00 per maand voor de oudste minderjarige, die bij haar woont, en € 55,00 per maand voor de jongste, die in een co-ouderschapsregeling verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte aan de verzochte bijdrage voor de oudste minderjarige niet in geschil is, en dat de behoefte voor de jongste minderjarige, gezien de co-ouderschapsregeling, op € 355,00 per maand komt. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders vergeleken en vastgesteld dat de man een maximale draagkracht heeft van € 628,00, terwijl de vrouw een draagkracht heeft van € 447,00. De totale behoefte van de kinderen bedraagt € 661,00 per maand, wat betekent dat de man een bijdrage van ongeveer € 386,00 per maand dient te leveren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de alimentatie vastgesteld op € 178,00 voor de oudste en € 100,00 voor de jongste minderjarige, met ingang van 31 maart 2010. De vrouw is niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek om achterstallige alimentatie. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 210012 / FA RK 10-1929
Uitspraak : 6 december 2010
Beschikking betreffende alimentatie in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. M.C. Appünn,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. K.C.L.J. Verhoeven,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vrouw en de man.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift van de vrouw, ontvangen ter griffie op 01 april 2010
- het verweerschrift van de man
- de correspondentie, waaronder met name:
- een brief (met bijlagen) van mr. Appünn, gedateerd 24 augustus 2010;
- een brief (met bijlagen) van mr. Verhoeven, gedateerd 2 september 2010.
De griffier heeft de [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld om haar mening omtrent het verzoek aan de rechter kenbaar te maken. De minderjarige heeft van deze gelegenheid gebruikt gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 september 2010. Verschenen zijn de vrouw, bijgestaan door mr. Appünn, en de man, bijgestaan door mr. Verhoeven.
De feiten
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Op 12 maart 2004 is het huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, welk geregistreerd partnerschap is geëindigd door inschrijving van de verklaring van beëindiging van het geregistreerd partnerschap door de ambtenaar van de burgerlijke stand op 26 mei 2004.
Uit het inmiddels beëindigde geregistreerd partnerschap zijn de navolgende minderjarigen geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Het verzoek en verweer
De vrouw verzoekt op de gronden en op de wijze als in het verzoekschrift omschreven vaststelling van een bijdrage van € 306,00 per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de [minderjarige 1] en een bijdrage van € 55,00 per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de [minderjarige 2], zulks met ingang van 1 juli 2009. Zij stelt dat behoefte bestaat aan de verzochte bijdragen en acht de man in staat deze te voldoen. De vrouw verzoekt in ieder geval zodanige bijdragen vast te stellen, met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht. Daarnaast verzoekt de vrouw de rechtbank te bepalen dat de man aan de vrouw een bedrag van € 2.605,00 aan achterstallige bijdrage aan de kosten van de kinderen voldoet.
De vrouw voert hiertoe het volgende aan. Partijen zijn bij notariële akte een co-ouderschap overeengekomen, waarbij de kinderen de helft van de tijd bij de man en de vrouw zouden verblijven. Aan deze situatie is voor wat betreft de [minderjarige 1] gewijzigd, nu [minderjarige 1] vanaf juli 2009 bij de moeder verblijft. De regeling van co-ouderschap is voor wat betreft [minderjarige 2] ongewijzigd gebleven. De tussen de man en de vrouw gemaakte afspraken met betrekking tot de kinderrekening worden niet nagekomen.
De man voert hiertegen op de gronden en op de wijze als in het verweerschrift omschreven verweer. Hij beroept zich op een gemis aan draagkracht om een bijdrage ten behoeve van de minderjarigen te betalen. Voorts maakt hij bezwaar tegen de verzochte ingangsdatum van een eventuele bijdrage. Daarnaast verzoekt de man de rechtbank om de vrouw haar verzoek om aan haar het bedrag van € 2.605,00 te voldoen, te ontzeggen.
Primair voert de man hiertoe het volgende aan. De regeling van co-ouderschap met betrekking tot [minderjarige 2] is ongewijzigd gebleven, zodat het verzoek van de vrouw om een bijdrage ten aanzien van [minderjarige 2] behoort te worden afgewezen. Subsidiair voert de man aan dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdragen voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te kunnen voldoen.
Ter zitting heeft de vrouw naar voren gebracht dat [minderjarige 1] met ingang van 20 juli 2009 volledig bij haar verblijft en dat de kinderrekening is afgeschaft. De vrouw wenst dat alle kosten van [minderjarige 2], behoudens de verblijfskosten van [minderjarige 2] bij de man, voor haar rekening komen en dat de man met een bedrag van € 55,00 per maand bijdraagt in deze kosten. Voorts heeft de vrouw gesteld dat de kosten van beide kinderen naar rato van ieders draagkracht over partijen dienen te worden verdeeld.
De man heeft ter zitting aangevoerd dat de in de notariële akte gemaakte afspraken zijn komen te vervallen. Daarnaast heeft de man naar voren gebracht dat ook de vrouw dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de [minderjarige 1]. Daarnaast heeft de man aangegeven dat hij de eerder tussen partijen gemaakte afspraken wenst te continueren.
De beoordeling
Behoefte
De behoefte aan de verzochte bijdrage van € 306,00 voor de [minderjarige 1] is niet in geschil, zodat deze voor de rechtbank vaststaat. De rechtbank gaat er vanuit dat de behoefte van [minderjarige 2], gelet op het gegeven dat de kinderen in hetzelfde gezinsverband hebben geleefd en in leeftijd twee jaar verschillen, in principe eveneens € 306,00 per maand bedraagt. Nu echter ten aanzien van [minderjarige 2] sprake is van co-ouderschap bestaat aanleiding om in overeenstemming met het rapport Alimentatienormen van de werkgroep Alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak voor de berekening van diens behoefte het tabelbedrag met 16% te verhogen wegens een dubbele woonlast. [minderjarige 2] woont zowel bij de man als bij de vrouw. Aldus berekend bedraagt de behoefte van de [minderjarige 2] afgerond € 355,00 per maand.
Verdeling naar rato van draagkracht
Vast staat dat de [minderjarige 1] vanaf [datum] volledig bij de vrouw verblijft. Tussen partijen geldt ten aanzien van [minderjarige 2] thans een regeling waarbij zij beiden voor de helft van de tijd de zorg voor hem op zich nemen. Ze zijn er niet in geslaagd om afspraken te maken over de verdeling van de kosten van de minderjarigen, zodat aanleiding bestaat hieromtrent een beslissing te nemen. De rechtbank zal conform de aanbevelingen van voormeld rapport alimentatienormen, ter bepaling van ieders aandeel in de behoefte van de minderjarigen de draagkracht van partijen met elkaar vergelijken. Voorts zal rekening worden gehouden met de relevante heffingskortingen.
Draagkracht van de man
Voor de bepaling van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de navolgende financiële gegevens. Voor zover die gegevens tussen partijen niet vaststaan, zal de rechtbank hierop gemotiveerd ingaan.
Inkomsten uit arbeid
De man heeft inkomsten uit arbeid. Zijn fiscaal loon bedraagt volgens de door hem overgelegde jaaropgave over 2009 € 33.247,00 bruto per jaar, te vermeerderen met een bedrag van € 613,00 per jaar terzake spaarloon.
Fiscale aspecten
- belaste bijdrage inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage ZVW
- te realiseren fiscaal voordeel in verband met betaalde hypotheekrente
- fiscale bijtelling eigenwoningforfait van € 1.502,00.
Heffingskortingen
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting.
Maandelijkse lasten
Wwb-normbedrag
De rechtbank zal rekening houden met het normbedrag voor co-ouderschap, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud.
Woonlast
De vrouw is van mening dat in de berekening van de draagkracht van de man rekening dient te worden gehouden met de helft van de feitelijke woonlasten, nu de nieuwe partner van de man volgens de vrouw in deze lasten kan bijdragen.
De man zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat zijn nieuwe partner niet kan bijdragen in de woonlasten, aangezien de nieuwe partner van de man een netto inkomen heeft van € 708,69 per maand en van dat bedrag ook in de kosten van verzorging en opvoeding van haar minderjarige kind uit een eerdere relatie dient te voorzien. Subsidiair heeft de man zich op het standpunt gesteld dat de nieuwe partner van de man maximaal naar evenredigheid van de inkomens, derhalve met een bedrag van € 284,00 per maand, kan bijdragen in de woonlasten.
De rechtbank overweegt als volgt.
De man heeft onbetwist gesteld dat zijn nieuwe partner met wie hij samenwoont, een netto inkomen heeft van € 708,69 per maand. Voorts is onweersproken door de man gesteld dat zijn nieuwe partner met dat bedrag in de kosten van haar levensonderhoud en in de kosten van verzorging en opvoeding van haar minderjarige kind uit een eerdere relatie dient te voorzien. De hoogte van het normbedrag voor een alleenstaande ouder bedraagt - exclusief de in dit normbedrag begrepen wooncomponent van € 207,00 per maand - € 967,00 per maand. Gelet op het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat van de vrouw niet kan worden verlangd dat zij bijdraagt in de woonlasten van de man. De rechtbank zal rekening houden onderstaande woonlasten:
- hypotheekrente € 981,00
- aflossing hypotheek € 52,00
- eigenaarslasten € 95,00.
Hierop strekt in mindering:
- gemiddelde basishuur € 207,00 -/-.
Ziektekosten
- nominale premie basisverzekering € 95,00
- premie aanvullende ziektekostenverzekering € 15,00
- verplicht eigen risico € 14,00
- ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW € 179,00
AF: in bijstandsnorm begrepen nominaal deel ZVW € 44,00 -/-.
Begrafenisverzekering
Een bedrag van € 23,00 per maand.
Kosten kinderrekening
De man is van mening dat rekening dient te worden gehouden met het bedrag van € 150,00 per maand dat hij op de door hem aangehouden kinderrekening stort. Dit bedrag omvat volgens de man tevens een bedrag van € 25,00 per maand, zijnde de premie voor de door de man aangehouden spaarpolis voor de kinderen bij ASR. Ter zitting heeft de man medegedeeld dat hij op de rekening gelden reserveert voor aankopen ten behoeve van de kinderen.
De vrouw heeft ter zitting naar voren gebracht dat, met uitzondering van het bedrag van € 25,00 per maand voor de spaarpolissen van ASR voor de kinderen, geen rekening dient te worden gehouden met het door de man opgevoerde bedrag.
De rechtbank zal enkel rekening houden met de premie van € 25,00 voor de door de man aangehouden spaarpolissen voor de kinderen, gelet op het feit dat de door partijen gezamenlijk aangehouden kinderrekening is opgeheven. Zoals de rechtbank ter zitting heeft medegedeeld, staat het de man vrij om gelden te reserveren ten behoeve van uitgaven voor de kinderen, doch behoeft bij de beoordeling van de draagkracht van de man met reserveringen geen rekening te worden gehouden.
Aflossing schulden
Volgens de man dient rekening te worden gehouden met een bedrag van € 125,00 per maand als aflossing op een door hem aangegane schuld van € 30.000,00 bij zijn ouders. De man heeft ter zitting aangevoerd dat de schuld vlak na de echtscheiding van partijen is aangegaan voor herinrichtingskosten van de man.
Naar de mening van de vrouw dient met de aflossingen op de door de man aangegane schuld geen rekening te worden gehouden. Zij voert daartoe onder meer aan dat de man niet heeft aangetoond dat daadwerkelijk op de lening wordt afgelost.
De man heeft ter zitting verklaard dat weliswaar niet maandelijks door hem op de schuld wordt afgelost, maar dat uit het gegeven dat de schuld thans nog € 16.000,00 bedraagt, volgt dat wel degelijk door hem op de schuld wordt afgelost.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op hetgeen conform de Tremanormen ten aanzien van de herinrichtingskosten als redelijk wordt geoordeeld en gelet op het gegeven dat partijen in 2004 gescheiden zijn, zal niet ten nadele van de kinderen met deze schuld rekening worden gehouden. Bij dit oordeel houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat de man niet genoodzaakt is om maandelijks op de schuld af te lossen.
Draagkracht van de vrouw
De vrouw heeft bij brief van 24 augustus 2010 een draagkrachtberekening overgelegd, waaruit blijkt dat haar draagkrachtruimte, inclusief extra heffingskortingen, € 473,00 per maand bedraagt en dat zij een bedrag van € 447,00 per maand beschikbaar heeft voor de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Conclusie na draagkrachtvergelijking
Zoals hierboven is overwogen, bedraagt het eigen aandeel van partijen in de kosten van de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] respectievelijk € 306,00 en € 355,00 per maand. Van de totale behoefte van de kinderen samen (€ 661,00) is het aandeel van [minderjarige 1] circa 46% en dat van [minderjarige 2] circa 54%.
Blijkens het vorenstaande heeft de man een maximale draagkracht, inclusief te realiseren fiscaal voordeel wegens betaalde kinderalimentatie, van € 628,00. De draagkracht van de vrouw bedraagt, inclusief eerder bedoelde extra heffingskortingen € 447,00.
Verdeling van de behoefte van de minderjarigen van € 661,00 per maand naar rato van ieders draagkracht betekent dat de man een bijdrage in de kosten van de kinderen dient te leveren van in totaal ongeveer € 386,00 per maand, waarvan 46% oftewel ongeveer € 178,00 strekt tot dekking van de kosten van [minderjarige 1] en 54% oftewel ongeveer € 208,00 tot dekking van de kosten van [minderjarige 2].
Zestien procent van de bijdrage voor [minderjarige 2] kan geacht worden samen te hangen met de dubbele woonlast, die ten aanzien van [minderjarige 2] in aanmerking is genomen. Aangezien de man de woonlast aan zijn zijde reeds voor zijn rekening neemt bestaat geen aanleiding hem te verplichten voor diezelfde woonlast ook nog eens aan de vrouw te betalen. Derhalve zal de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van [minderjarige 2] met 16% (€ 33,28) worden verminderd. Tevens zal op de bijdrage voor [minderjarige 2] in mindering worden gebracht een bedrag van € 75,00 per maand omdat de man de helft van de tijd de verblijfskosten van [minderjarige 2] voor zijn rekening neemt. De door de man voor [minderjarige 2] te betalen bijdrage beloopt aldus, afgerond, € 100,00 (208 - 33 - 75).
Met haar verzoek tot vaststelling van de alimentatie heeft de vrouw beoogd voor de beide kinderen samen alimentatie te krijgen tot een bedrag van € 361,00. In haar verzoek heeft zij een uitsplitsing gemaakt waarbij zij tot een bedrag voor [minderjarige 1] kwam van € 306,00 en voor [minderjarige 2] van € 55,00. De uitsplitsing is gemaakt op basis van berekeningen die de rechtbank niet overneemt. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen in beperkte en aangepaste vorm, waarmee recht wordt gedaan aan de essentie van het verzoek en het tussen partijen daaromtrent gevoerd debat. Toegewezen zal worden een bedrag van € 178,00 ten behoeve van [minderjarige 1] en een bedrag van € 100,00 ten behoeve van [minderjarige 2].
Ingangsdatum
De rechtbank ziet aanleiding om de ingangsdatum van de door de man te betalen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen vast te stellen op 31 maart 2010, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift.
Achterstallige alimentatie
De vrouw is niet ontvankelijk in haar verzoek de man te veroordelen tot het betalen van achterstallige alimentatie. Een eventuele achterstand in verschuldigde betalingen kan niet worden ingevorderd via een verzoekschrift.
Proceskosten
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
stelt met ingang van 31 maart 2010 de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] vast op respectievelijk € 178,00 (honderdachtenzeventig euro) en € 100,00 (eenhonderd euro) per maand, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst het meer of anders verzochte af;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.A.M. Povel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010 door mr. O.T. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van de griffier.