ECLI:NL:RBSHE:2010:BP0856

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192675 HA ZA 09-1055
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot aanhouding van de zaak in verband met meerdere procedures in België

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een incident waarin de eisers, National Union Fire Insurance Company of Pittsburgh en BVBA Huntsman, verzochten om aanhouding van de procedure op basis van artikel 12 Rv. Dit verzoek was ingegeven door het feit dat er meerdere procedures aanhangig waren in België tegen de gedaagden, waaronder Stichting Administratiekantoor Zero en de Belgische vennootschappen My Tara en Rivierenhof. De rechtbank oordeelde dat artikel 12 Rv niet van toepassing was, maar dat de artikelen 27 en 28 van de EEX-Verordening relevant waren. De rechtbank concludeerde dat de procedures in België niet eerder waren aangebracht dan de procedure in Nederland, en dat er geen sprake was van dezelfde oorzaak in de zin van artikel 27 EEX-Vo. De rechtbank wees het verzoek tot aanhouding af, omdat het werd gezien als een vertragingstactiek van de eisers. De rechtbank benadrukte dat de goede procesorde zich ertegen verzet om de procedure aan te houden, vooral gezien het feit dat de comparitie van partijen al eerder had plaatsgevonden en de omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen al bekend waren. De rechtbank veroordeelde de eisers in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 192675 / HA ZA 09-1055
Vonnis in incident van 15 december 2010
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Staten stock insurance company NATIONAL UNION FIRE INSURANCE COMPANY OF PITTSBURGH,
gevestigd te Pittsburgh (Verenigde Staten van Amerika),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht
BVBA HUNTSMAN (EUROPE),
gevestigd te Everberg (België),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. W.M.J. Saes te Roermond,
tegen
1. de stichting STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR ZERO,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2. [B],
wonende te [woonplaats]
3. [C],
wonende te [woonplaats],
4. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht N.V. MY TARA,
gevestigd te ’s-Gravenswezel, gemeente Schilde (België),
5. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht N.V. RIVIERENHOF,
gevestigd te Deurne (België),
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. L.R.G.M. Spronken te 's Hertogenbosch.
Eiseressen in de hoofdzaak / verweersters in het incident zullen hierna gezamenlijk National Union c.s. en afzonderlijk National Union en Huntsman genoemd worden.
Gedaagden in de hoofdzaak / eisers in het incident zullen hierna gezamenlijk Administratiekantoor Zero c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen zij Administratiekantoor Zero, [B], [C], My Tara en Rivierenhof genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 juli 2009, met de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 november 2009,
- de akte exceptie ex artikel 12 Rv,
- de antwoordakte exceptie ex artikel 12 Rv.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. National Union c.s. heeft in de hoofdzaak het volgende aangevoerd.
2.1.1. [B] was tot 15 april 2005 werkzaam als zaakvoerder binnen Huntsman, in welke hoedanigheid hij belangrijke budgetten en kostencentra beheerde. In 2005 is aan het licht gekomen dat [B] zich schuldig had gemaakt aan fraude. Hij had door kennissen en/of aan hem gelieerde bedrijven facturen aan Huntsman laten uitbrengen waar geen leveringen van diensten en/of goederen tegenover stonden, terwijl [B] namens Huntsman wel zorg droeg voor betaling van die facturen. [B] werd in deze fraude bijgestaan door zijn echtgenote, [C], aldus National Union c.s.
2.1.2. Huntsman heeft een verzekering tegen fraude afgesloten bij National Union. Laatstgenoemde heeft naar aanleiding van de door [B] en [C] gepleegde fraude reeds een bedrag van USD 8.875.969,00 uitgekeerd aan Huntsman.
2.1.3. [B] en [C] waren eigenaar van aandelen in My Tara en in Rivierenhof. Op 29 oktober 2003 heeft [B] Administratiekantoor Zero opgericht, waarvan hij enig bestuurder is. [B] en [C] hebben hun aandelen in My Tara en Rivierenhof ingebracht in of verkocht aan Administratiekantoor Zero.
2.1.4. Administratiekantoor Zero is overgegaan tot certificering van de hiervoor bedoelde aandelen en heeft aandelencertificaten uitgegeven aan [B] en [C]. [B] heeft de aan hem uitgegeven aandelencertificaten op 5 april 2005 geschonken aan [C].
2.2. National Union c.s. stelt zich in de hoofdzaak op het standpunt dat Administratiekantoor Zero c.s. jegens haar paulianeus heeft gehandeld. Door de oprichting van Administratiekantoor Zero, gevolgd door de inbreng en certificering van de aandelen in My Tara en Rivierenhof en de schenking van de certificaten van [B] aan [C] is National Union c.s. benadeeld in haar verhaalsmogelijkheden wanneer zij in de toekomst een veroordelend vonnis tegen [B] en [C] verkrijgt.
2.3. National Union c.s. vordert in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven:
Primair een verklaring voor recht dat zij middels een schrijven d.d. 16 juni 2008 de navolgende rechtshandelingen heeft vernietigd:
- de oprichting van Administratiekantoor Zero;
- de inbreng en/of verkoop en levering van de aandelen in My Tara en Rivierenhof door de Maesschalck en [C] aan Administratiekantoor Zero;
- de certificering van de aandelen in My Tara en Rivierenhof door Administratiekantoor Zero;
- de schenking van de certificaten van de aandelen in My Tara en Rivierenhof door [B] aan [C].
Subsidiair vordert National Union c.s. vernietiging van de hiervoor genoemde rechtshandelingen.
Meer subsidiair vordert National Union c.s. een verklaring voor recht dat [B] en/of [C] door het verrichten van de hiervoor genoemde rechtshandelingen onrechtmatig hebben gehandeld jegens National Union c.s. en veroordeling van [B] en/of [C] tot vergoeding van de door National Union c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat.
2.4. Administratiekantoor Zero c.s. vordert in het incident op de voet van artikel 12 Rv dat de rechtbank de behandeling van de hoofdzaak aanhoudt. Zij legt daaraan ten grondslag dat met betrekking tot de gestelde fraude van [B] en [C] in België een gerechtelijk onderzoek loopt. National Union c.s. heeft zich in die procedure gevoegd als civiele partij en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Voorts heeft National Union c.s. in verband met de gestelde fraude afzonderlijke civiele procedures aanhangig gemaakt in België tegen onder meer [B] en [C]. Er is volgens Administratiekantoor Zero c.s. voldaan aan de vereisten van artikel 12 Rv, namelijk dat een zaak voor een rechter in een vreemde staat aanhangig is gemaakt en dat nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp bij de Nederlandse rechter is aangebracht. Administratiekantoor Zero c.s. verwijst voorts naar de artikelen 27 en 28 van de EEX-Verordening (EEX-Vo) en wijst op het risico van tegenstrijdige uitspraken. Voorts zijn partijen in overleg over een minnelijke regeling. Ten slotte ligt er reeds strafrechtelijk beslag op de aandelen en certificaten zodat National Union c.s. geen belang heeft bij het gevorderde omdat hun zekerheden niet worden aangetast door de thans bestreden constructie van certificering en schenking.
2.5. National Union c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6. De rechtbank overweegt dat het geschil tussen partijen in de hoofdzaak valt in het toepassingsgebied van de EEX-Vo. De EEX-Vo bevat in de artikelen 27 en 28, waarnaar Administratiekantoor Zero c.s. terecht verwijst, een regeling voor de thans in het incident opgeworpen vraagpunten. De rechtbank is gehouden om de bepalingen van de EEX-Vo zo nodig ambtshalve toe te passen, wat in het onderhavige geval betekent dat de regeling in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering toepassing mist. Hoewel artikel 12 Rv, waarop Administratiekantoor Zero c.s. haar incidentele vordering heeft gegrond, derhalve niet aan de orde is, betekent dit nog niet dat die incidentele vordering reeds daarom moet worden afgewezen. De rechtbank zal, met aanvulling van rechtsgronden, de vordering toetsen aan de artikelen 27 en 28 EEX-Vo.
2.7. Artikel 27 EEX-Vo, eerste lid, bepaalt dat wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aanhoudt totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
2.8. Uit wat door partijen naar voren is gebracht volgt dat thans de volgende procedures aanhangig zijn voor verschillende rechterlijke instanties in België en Nederland.
2.8.1. Er loopt een strafrechtelijke procedure bij de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven. Huntsman heeft zich daarin met haar “Klacht met burgerlijke partijstelling” d.d. 11 april 2005 als civiele partij gevoegd (prod. 1 dagv.). National Union heeft zich eveneens in die procedure gevoegd als civiele partij met haar “Akte van burgerlijke partijstelling bij wijze van voeging” d.d. 21 december 2006 (prod. 2 dagv.).
2.8.2. Voorts is op 3 februari 2009 ten verzoeke van National Union c.s. een dagvaarding uitgebracht waarbij onder meer [B] en [C] zijn opgeroepen om op 17 februari 2009 te verschijnen voor de Rechtbank van Koophandel te Leuven (prod. 1 akte Administratiekantoor Zero c.s.).
2.9. Bij separate dagvaarding d.d. 3 februari 2009 zijn [B] en [C] ten verzoeke van National Union c.s. opgeroepen om op 17 februari 2009 te verschijnen voor de Rechtbank van Koophandel te Leuven (prod. 4 akte Administratiekantoor Zero c.s.).
2.9.1. Eveneens op 3 februari 2009 zijn op verzoek van National Union [B] en [C] gedagvaard om op 12 februari 2009 te verschijnen voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven (prod. 2 akte Administratiekantoor Zero c.s.).
2.9.2. Bij afzonderlijke dagvaarding d.d. 3 februari 2009 zijn op verzoek van National Union c.s. onder meer [B] en [C] opgeroepen om op 12 februari 2009 te verschijnen voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven (prod. 3 akte Administratiekantoor Zero c.s.).
2.9.3. Ten slotte heeft National Union c.s. bij exploit van 15 december 2008 Administratiekantoor Zero c.s. in het kader van de onderhavige procedure gedagvaard voor de rechtbank ’s Hertogenbosch.
2.10. De rechtbank overweegt dat waar het de procedures betreft die in België aanhangig zijn gemaakt bij de Rechtbank van Koophandel te Leuven en de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven, niet is voldaan aan artikel 27 EEX-Vo. Voor toepassing van dat artikel in het onderhavige geval is vereist dat de procedure voor de rechtbank ’s Hertogenbosch later is aangebracht dan de procedures bij de hiervoor genoemde Belgische gerechtelijke instanties. De datum van aanbrengen dient voor wat betreft de procedure voor de rechtbank ‘s-Hertogenbosch in het onderhavige geval te worden bepaald aan de hand van artikel 30, tweede lid EEX-Vo. Dit artikel luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht
1. (…)
2. indien het stuk betekend of meegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.”
2.11. Het hiervoor bedoelde tijdstip van ontvangst door de ontvangende autoriteit blijkt uit het ontvangstbewijs dat krachtens artikel 6 EG-Betekeningsverordening aan de verzendende autoriteit moet worden gestuurd. Onder de door National Union c.s. overgelegde stukken ter zake de betekening van de dagvaarding aan de in België gevestigde en woonachtige partijen bevindt zich voor wat betreft De Maesschalk de hiervoor bedoelde ontvangstbevestiging, die is gedateerd op 22 december 2008. Voor wat betreft de overige in België betekende dagvaardingen ontbreekt de ontvangstbevestiging. Uit het feit dat uit de overgelegde stukken wel blijkt dat die dagvaardingen op 24 december 2008 zijn betekend, volgt noodzakelijkerwijs dat de datum van ontvangst vóór 24 december 2008 is gelegen. Dat National Union c.s. vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat zij met het oog op de indiening van de dagvaarding(en) bij de rechtbank ’s-Hertogenbosch moest doen behoeft, getuige de onderhavige procedure, geen betoog.
2.12. Voor de toepassing van artikel 27 EEX-Vo geldt gelet op het vorenstaande dat de zaak voor de rechtbank ’s-Hertogenbosch in ieder geval vóór 24 december 2008 is aangebracht. De procedures bij de Belgische gerechtelijke instanties kunnen gelet op de datum van de dagvaardingen in die zaken, 3 februari 2009, niet zijn aangebracht vóór de onderhavige procedure. De procedures voor de Rechtbank van Koophandel te Leuven en de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven leveren dus geen grond op voor aanhouding ex artikel 27 EEX-Vo.
2.13. Voor wat betreft de civiele vorderingen die door National Union c.s. zijn ingediend bij de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven ligt het iets anders. Ook deze vorderingen betreffen burgerlijke of handelszaken in de zin van de EEX-Vo. Dat die vorderingen zijn ingediend in het kader van een strafrechtelijke procedure doet daar niet aan af. Beoordeeld dient te worden of artikel 27 EEX-Vo in dit geval noopt tot aanhouding van de procedure bij de rechtbank ’s Hertogenbosch. Er is op dit punt in ieder geval voldaan aan het vereiste dat de procedure bij de rechtbank ’s Hertogenbosch later is aangebracht dan die bij de onderzoeksrechter te Leuven. De onderhavige procedure is uiterlijk op 24 december 2008 aangebracht, de civiele vorderingen bij de onderzoeksrechter zijn ingediend op respectievelijk 11 april 2005 en 21 december 2006.
2.14. Niettemin biedt ook in dit geval artikel 27 EEX-Vo geen grond voor aanhouding. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Voor toepassing van artikel 27 EEX-Vo is vereist dat er sprake is van vorderingen die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) heeft in zijn uitspraak van 6 december 1994, C-406/92, NJ 1995, 659 (Ship Tatry) bepaald dat het begrip “oorzaak” in de zin van artikel 21 EEX-Verdrag de feiten en de rechtsregel omvat die tot staving van de vordering worden aangevoerd. Het begrip “onderwerp” in artikel 21 EEX-Verdrag ziet volgens het HvJEG op het doel van de vordering. Hoewel dit arrest betrekking heeft op het EEX-Verdrag, de voorloper van de EEX-Vo, heeft deze jurisprudentie haar gelding onder het EEX-Vo behouden.
2.15. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan het vereiste van “dezelfde oorzaak” in de zin van artikel 27 EEX-Vo. Zowel in de zaken die spelen bij de onderzoeksrechter te Leuven als in de zaak die thans aanhangig is bij de rechtbank ’s Hertogenbosch heeft National Union c.s. feiten aangevoerd die zien op het gestelde frauduleuze handelen van [B] en [C]. Echter, daar waar de vorderingen die zijn ingediend bij de onderzoeksrechter te Leuven uitsluitend zien op dat frauduleuze handelen en de hiervoor bedoelde feiten ter onderbouwing dáárvan zijn aangevoerd, is dat in de onderhavige procedure niet het geval. Daarin staat centraal het gestelde paulianeuze en/of onrechtmatig handelen van onder meer [B] en [C] ter zake – kort gezegd – de aandelen in My Tara en Rivierenhof. De vordering die National Union c.s. dienaangaande heeft ingediend en de feiten die zij dááraan ten grondslag heeft gelegd zijn niet dezelfde als de feiten die zijn aangevoerd in de procedure bij de onderzoeksrechter te Leuven.
2.16. Vervolgens is aan de orde of aanleiding bestaat om de zaak aan te houden op de voet van artikel 28 EEX-Vo. Dat artikel bepaalt dat wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak kan aanhouden. Gelijk de rechtbank hiervoor in r.o. 2.10-2.13 heeft overwogen, is de zaak bij de rechtbank ’s Hertogenbosch aangebracht nádat door National Union c.s. de civiele vorderingen waren ingediend bij de onderzoeksrechter te Leuven, maar vóórdat de procedures voor de Rechtbank van Koophandel te Leuven en de Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven waren aangebracht. De toets van artikel 28 EEX-Vo dient zich dus te beperken tot eventuele samenhang tussen de vordering ingediend bij de rechtbank ’s Hertogenbosch en de vorderingen ingediend bij de onderzoeksrechter te Leuven. Artikel 28 EEX-Vo verleent de rechtbank een discretionaire bevoegdheid om al dan niet tot aanhouding te beslissen indien aan de vereiste samenhang is voldaan. Of sprake is van zodanige samenhang kan in het midden worden gelaten omdat de rechtbank van oordeel is dat de goede procesorde zich ertegen verzet om in dit stadium van de procedure nog een beroep te doen op aanhouding van de zaak. De comparitie van partijen had ten tijde van het instellen van de incidentele vordering bijna een jaar eerder plaatsgevonden, op 9 november 2009. Voorts hadden de omstandigheden die aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag zijn gelegd – de procedures die in België lopen – zich al voorgedaan (ruim) vóórdat Administratiekantoor Zero c.s. in de hoofdzaak van antwoord had gediend. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom Administratiekantoor Zero c.s. pas nu een beroep op aanhouding van de zaak heeft gedaan, anders dan ter vertraging van de procedure. De rechtbank zal daarom met gebruikmaking van de verleende discretionaire bevoegdheid het verzoek om aanhouding van de procedure afwijzen.
2.17. Dat partijen in overleg zouden zijn over een minnelijke regeling vormt geen reden voor aanhouding. National Union c.s. betwist immers dat partijen in overleg zijn en heeft in de hoofdzaak om vonnis gevraagd. Ook het feit dat National Union c.s. geen belang zou hebben bij haar vordering omdat er al strafrechtelijk beslag op de aandelen en certificaten is gelegd levert geen grond op voor aanhouding van de zaak.
2.18. Administratiekantoor Zero c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. in de hoofdzaak
3.1. In de hoofdzaak hebben partijen ter comparitie d.d. 9 februari 2009 verzocht om aanhouding van de zaak in verband met schikkingsonderhandelingen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden tot 3 februari 2010. De zaak is daarna op verzoek van partijen op de parkeerrol van 6 oktober 2010 geplaatst. Op voormelde roldatum heeft mr. Saes namens National Union c.s. vonnis gevraagd. Administratiekantoor Zero c.s. hebben daarop het hiervoor behandelde incident opgeworpen. Nu de incidentele vordering zal worden afgewezen zal de hoofdzaak, gelet op het verzoek van mr. Saes, op de rol worden geplaatst voor vonnis.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. veroordeelt Administratiekantoor Zero c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van National Union c.s. tot op heden begroot op EUR 452,00,
4.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 januari 2011 voor vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.