ECLI:NL:RBSHE:2010:BP7094

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
712550
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cessie van vordering en bevrijdende betaling aan derde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen BFM Factoring B.V. en S.S.A. Spack-Spuit Afwerkingsbedrijf B.V. over de geldigheid van een cessie van een vordering. Eiseres, BFM, had een vordering op gedaagde, SSA, die zij had verkregen via een cessie van een derde, [S]. De kern van het geschil was of SSA bevrijdend had betaald aan [S] en of zij gehouden was om aan BFM te betalen. SSA had na ontvangst van een factuur van [S] die verwees naar de cessie, vernomen dat [S] geen zaken meer deed met BFM en dat de factuur vernietigd kon worden. Vervolgens heeft SSA aan [S] betaald, wat BFM betwistte. De kantonrechter oordeelde dat SSA op redelijke gronden mocht afgaan op de mededelingen van [S] en dat er geen mededeling van de cessie door BFM aan SSA was gedaan. Hierdoor was SSA niet gehouden om aan BFM te betalen, en werd de vordering van BFM afgewezen. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde BFM in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 712550
Rolnummer: 10-8367
Uitspraak: 16 december 2010
in de zaak van:
de besloten vennootschap BFM Factoring B.V.,
gevestigd te Leiderdorp,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
gemachtigde: E.A.P. van Lith,
t e g e n :
de besloten vennootschap S.S.A. Spack-Spuit Afwerkingsbedrijf B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
gemachtigde: mr. G.A. van Gorcom.
Partijen zullen hierna worden genoemd: "BFM" en "SSA".
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 29 juli 2010 tussen BFM als eiseres en SSA als gedaagde bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 703987 en rolnummer 10-6763;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord).
Vervolgens is een comparitie bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 8 december 2010. Beide partijen hebben ten behoeve van de comparitie stukken ingezonden.
Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De volgende feiten staan tussen partijen, als erkend althans niet betwist, vast.
D[S], handelende onder de naam STS Spackspuitbedrijf (hierna aangeduid als "[S]"), heeft in of omstreeks de maand februari 2009 in opdracht en voor rekening van SSA werkzaamheden verricht, zoals vermeld op de aan SSA gezonden factuur d.d. 16 februari 2009 ten bedrage van € 4.392,- (btw verlegd).
BFM en [S] hebben op 11 juli 2007 een akte van cessie ondertekend waarbij alle vorderingen die [S] op derden heeft of zal verkrijgen aan BFM zijn overgedragen.
Op de genoemde factuur van 16 februari 2009 is onder meer vermeld:
"Alle vorderingen van STS Spackspuitbedrijf zijn overgedragen aan BFM Factoring bv te Leiderdorp. Deze factuur kan derhalve uitsluitend bevrijdend worden betaald op ons bankrekeningnummer 36.51.05.481 van de Rabobank te Rijnsburg ten name van BFM Factoring bv. (...)"
Kort na de ontvangst van genoemde factuur door SSA kwam [S] op het kantoor van SSA met de mededeling dat hij geen zaken meer deed met BFM en dat de factuur van 16 februari 2009 kon worden verscheurd. Dat heeft hij vervolgens zelf gedaan. Direct daarna zond [S], voor de onderhavige werkzaamheden, een factuur van 8 maart 2009 ten bedrage van een hoofdsom van € 4.392,-, waarop een bedrag van € 450,- wegens eerdere betaling per bank en een bedrag van € 623,56 voor geleverde materialen in mindering waren gebracht, zodat resteerde te betalen een bedrag van € 3.318,44. Op deze factuur is vermeld:
"Graag storten op girorekening: 40.90.165 tnv [S] 's-Hertogenbosch".
De mededeling van de overdracht van de vordering aan BFM is niet meer op deze factuur vermeld.
SSA heeft het bedrag van € 3.318,44 aan [S] betaald.
3. Het geschil
3.1. BFM heeft (in de verstekprocedure) gevorderd dat SSA zal worden veroordeeld om een bedrag van € 5.000,- aan haar te betalen.
Zij legt daaraan het volgende ten grondslag.
Aan SSA is op 16 februari 2009 schriftelijk mededeling gedaan van de cessie van de vordering. BFM heeft nimmer aan SSA kenbaar gemaakt dat er rechtstreeks aan [S] zou kunnen worden betaald en heeft ook niet de schijn gewekt dat dat mogelijk zou zijn.
BFM heeft derhalve van SSA een bedrag van € 3.942,- te vorderen. Krachtens de overeengekomen algemene voorwaarden is SSA ook een rente van 1% per maand vanaf 30 dagen na factuurdatum verschuldigd, tot en met 3 juni 2010 € 572,44 bedragend.
Voorts is SSA € 591,30 aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.2. Bij het verstekvonnis is deze vordering integraal toegewezen en is SSA veroordeeld in de proceskosten.
3.3. SSA vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van BFM alsnog worden afgewezen.
Zij voert daartoe het volgende aan.
[S] heeft de mededeling van de cessie gedaan, al dan niet als hulppersoon/vertegenwoordiger van BFM, zodat BFM ook gebonden is aan de mededelingen van [S] van 8 maart 2009. Althans SSA mocht - met referte aan artikel 6:34 lid 1 BW - gerechtvaardigd vertrouwen op deze mededelingen. Zij heeft derhalve bevrijdend aan [S] betaald.
Subsidiair heeft SSA ook jegens BFM recht op verrekening van de bedragen van € 450,- en € 623,56. Tevens heeft zij een verrekenbare vordering van € 678,30 in verband met schade die [S] op het betreffende werk heeft veroorzaakt.
Voorts is de gevorderde rente onjuist. Er zijn geen algemene voorwaarden van toepassing.
De vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten is eveneens onterecht.
4. De beoordeling
4.1. Het verzet kan geacht worden tijdig te zijn ingesteld, nu het tegendeel gesteld noch gebleken is.
4.2. Het aanvankelijk door SSA gevoerde verweer dat er geen (deugdelijke) cessie heeft plaatsgevonden, heeft zij kennelijk, nadat BFM een kopie van de akte (de "factoringovereenkomst" d.d. 11 juli 2007 tussen BFM en [S]) in het geding had gebracht, laten varen, aangezien zij ter zitting, nadat de akte ter sprake was gekomen, niet (langer) heeft aangevoerd dat de cessie ondeugdelijk zou zijn dan wel anderszins betwist dat aan de akte geldigheid zou toekomen. Dat verweer wordt daarom gepasseerd.
4.3. Ingevolge artikel 3:94 lid 1 BW worden tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten geleverd door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger. Aan deze vereisten is in het onderhavige geval in beginsel voldaan door de akte van cessie (genoemde "factoringovereenkomst") en door de mededeling op de factuur van 16 februari 2009.
4.4. De betreffende mededeling is gedaan door [S], althans hij heeft de factuur waarop de mededeling was geplaatst, aan SSA doen toekomen. Het is eveneens [S] geweest die aan SSA heeft medegedeeld dat hij geen zaken meer deed met BFM en dat de factuur van 16 februari 2009 vernietigd kon worden, en die de factuur vervolgens heeft vernietigd en vervangen door een factuur waarop de betreffende mededeling niet was geplaatst. Vast staat dat SSA ter zake de cessie nimmer een mededeling van BFM heeft ontvangen. Niet is gesteld en nergens uit blijkt dat SSA uit anderen hoofde bekend was of behoorde te zijn met de overdracht van de vordering.
De kantonrechter is van oordeel dat SSA, omdat de mededeling ter zake de overdracht van de vordering (uitsluitend) van [S] afkomstig was, mocht afgaan op de latere verklaringen en handelingen van [S], waarin de mededeling besloten lag dat er (toch) geen sprake was van overdracht van de vordering, en dat zij derhalve - op de voet van artikel 6:34 lid 1 BW - op redelijke gronden heeft aangenomen dat [S] als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was. Gelet op alle omstandigheden van het geval - waaronder de omstandigheid dat [S] de factuur van 16 februari 2009 heeft teruggenomen en verscheurd en een nieuwe factuur heeft gezonden - behoefde SSA niet, alvorens aan [S] te betalen, contact op te nemen met BFM om te verifiëren of de vordering inderdaad niet was overgedragen.
4.5. SSA heeft daarom bevrijdend aan [S] betaald. Het verstekvonnis dient derhalve te worden vernietigd en de vordering van BFM dient alsnog te worden afgewezen.
4.6. BFM zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de verstek- en de verzetprocedure, met dien verstande dat de kosten van het uitbrengen van de verzetdagvaarding voor rekening van SSA dienen te blijven, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat SSA in eerste instantie niet is verschenen.
5. De beslissing
De kantonrechter:
vernietigt het op 29 juli 2010 onder zaaknummer 703987 en rolnummer 10-6763 tussen BFM en SSA gewezen verstekvonnis;
en, opnieuw beslissend:
wijst de vordering af;
veroordeelt BFM in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van SSA begroot op nihil, en in de kosten van de verzetprocedure (met uitzondering van na te melden kosten), aan de zijde van SSA begroot op € 400,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt SSA in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van BFM begroot op nihil;
verklaart dit vonnis waar het de proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2010.