ECLI:NL:RBSHE:2011:12895

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
01/821120-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot grooming van minderjarigen via geautomatiseerd werk

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot grooming. De verdachte had in de periode van 1 maart tot en met 15 mei 2010 via chatlogs en telefonisch contact geprobeerd een ontmoeting voor te stellen aan twee minderjarige meisjes, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn communicatie met de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], seksueel getinte gesprekken heeft gevoerd en hen heeft voorgesteld om naar de bioscoop te gaan. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot grooming met [slachtoffer 2], die op dat moment 14 jaar oud was, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot grooming met [slachtoffer 1], omdat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaren, en verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het onderdeel waarop de vordering betrekking had. De rechtbank hield rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten en de ernst van de gepleegde strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/821120-11
Datum uitspraak:
28 november 2011
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
wonende te [postcode] , [straatnaam] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 oktober 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
dat hij in de periode van 1 maart tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voor te stellen met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die persoon is betrokken te vervaardigen, en ter verwezenlijking van dat voorstel enige handeling te verrichten, via Messenger Plus Chat Log en/of soortgelijke chatlogs en/of sms-
en telefonisch verkeer meermalen contact gelegd met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) en/of die [slachtoffer 1] duidelijk gemaakt dat hij haar graag zou willen ontmoeten en/of met die [slachtoffer 2] seksueel getinte (chat)gesprekken gevoerd en/of haar voorgesteld samen naar de bioscoop te gaan en/of daarvoor een geschikte dag en/of plaats besproken;
(art. 248e jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Namens verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet in zijn vervolging kan worden ontvangen, omdat er niet is voldaan aan de hoorverplichting op grond van artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat er wel aan de hoorverplichting is voldaan, nu verbalisanten op 11 oktober 2010 al een gesprek met [slachtoffer 2] hebben gehad. Bovendien is bovenstaand artikel ter bescherming van de minderjarige en niet ter bescherming van verdachte. De officier van justitie kan derhalve in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de poging tot grooming met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging voert primair aan dat een poging tot grooming niet strafbaar is en dat verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair voert de verdediging aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot grooming met [slachtoffer 2] , omdat bij het chatten tussen haar en verdachte, zij degene is geweest die als eerste heeft voorgesteld om een afspraak te maken. Bovendien is er geen sprake van uitvoeringshandelingen, zoals het sturen van een routebeschrijving of het kopen van de kaartjes voor de bioscoop. Er is alleen gesproken over een keer naar de bioscoop gaan, maar niet concreet wanneer of naar welke film.
Ten aanzien van de poging tot grooming met [slachtoffer 1] voert de verdediging aan dat het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. In het gesprek met de afdelingsleider van de school heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat er geen directe seksuele toespelingen zijn geweest. Ook in het latere verhoor kan zij niet benoemen wat die seksuele toespeling moet zijn geweest. Bovendien is er geen sprake van een concreet voorstel tot een ontmoeting. Verdachte dient derhalve ook van de poging tot grooming met [slachtoffer 1] te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij alle misdrijven is in beginsel artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (poging) van toepassing, tenzij in de wet het tegendeel is bepaald. De rechtbank stelt vast dat een poging tot grooming niet is uitgesloten in de wet.
De rechtbank overweegt dat van grooming sprake is wanneer verdachte een voorstel tot een ontmoeting doet aan een minderjarige en daaraan een handeling, gericht op het realiseren van die ontmoeting, verbindt. In casu heeft verdachte bij beide slachtoffers een voorstel tot ontmoeting gedaan, maar er heeft geen handeling plaatsgevonden die was gericht op het realiseren van die ontmoeting. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dat geval sprake zijn van een poging tot grooming.
[slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 mei 2010 via een chatlog en telefonisch contact heeft gehad met [slachtoffer 1] (15 jaar). Verdachte heeft een keer aangegeven dat hij met [slachtoffer 1] wil afspreken, maar er zijn nooit concreet afspraken gemaakt. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat er sprake van een poging tot grooming kan zijn. Aan de hand van wettige bewijsmiddelen zal wel vastgesteld moeten worden dat verdachte het oogmerk had op het plegen van seksuele handelingen. In het eerste verhoor van [slachtoffer 1] , dat via de afdelingsleider van de school heeft plaatsgevonden, heeft [slachtoffer 1] gezegd dat er geen directe seksuele toespelingen door verdachte zijn geweest. In het tweede verhoor heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij soms over ene [betrokkene 1] begon en aan haar liefdestips vroeg om [betrokkene 1] te versieren. Eén keer heeft hij over die [betrokkene 1] gezegd dat hij haar had geneukt zonder condoom. Uit de chatgesprekken die zich in het dossier bevinden blijkt niet van seksueel getinte opmerkingen van verdachte naar [slachtoffer 1] toe. Nu niet is gebleken dat verdachte met [slachtoffer 1] seksueel getinte gesprekken heeft gevoerd, alleen het spreken over seks met een ander is onvoldoende, kan de rechtbank niet uitsluiten dat verdachte mogelijk toch andere dan seksuele bedoelingen heeft gehad met [slachtoffer 1] . Wettig bewijs voor het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met [slachtoffer 1] ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
[slachtoffer 2]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 1 maart 2010 tot en met 15 mei 2010 via een chatlog contact heeft gehad met [slachtoffer 2] [1] , die toen 14 jaar oud was [2] . [slachtoffer 2] heeft verdachte ontmoet op [naam hotel] hotel en het contact via MSN voortgezet [3] . Verdachte heeft gezegd dat hij 21 jaar is. [slachtoffer 2] heeft niet precies gezegd hoe oud ze is, maar zij heeft wel gezegd dat zij niet 18, 17, 16 of 15 jaar is. Ook heeft zij verteld over een buurmeisje van 13 jaar, waar ze veel mee omgaat. [slachtoffer 2] heeft op een gegeven moment gevraagd of verdachte een keer met haar naar de bioscoop wil. Verdachte is hier verder op doorgegaan. Hij heeft gevraagd naar welke film zij wil, welke dag haar het beste uitkomt en naar welke bioscoop zij wil gaan. Ook heeft hij voorgesteld om met z’n tweeën te gaan, omdat hij anders verlegen is [4] . Hieruit blijkt dat hij de ontmoeting ook daadwerkelijk plaats wilde laten vinden. Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat gelet op voorgaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de toen 14-jarige [slachtoffer 2] een ontmoeting heeft voorgesteld. De inhoud van de contacten met [slachtoffer 2] , vertoont sterke overeenkomsten met de inhoud van de contacten met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . Met laatstgenoemde meisjes heeft verdachte daadwerkelijk een ontmoeting gerealiseerd [5] . Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte het opzet om ook met [slachtoffer 2] een ontmoeting tot stand te brengen. Nu er nog geen handeling heeft plaatsgevonden gericht op die ontmoeting, is er sprake van een poging tot grooming.
De rechtbank overweegt dat in de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] wordt gesproken over fysiek contact met [slachtoffer 2] . Zo schrijft verdachte: “ik kom jou wel knuffelen in dat bed van jou” en “elkaar voelen in het donker zonder dat we elkaar zien is heel spannend”. Tevens vraagt verdachte of hij haar mag leren zoenen en hij schrijft dat hij met haar wil kussen en tongzoenen als ze naar de bioscoop gaan [6] . De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot bewezenverklaring te komen dat verdachte het oogmerk had om ontuchtige handelingen te plegen met [slachtoffer 2] .

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 maart tot en met 15 mei 2010 te Eindhoven, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om door middel van een geautomatiseerd werk een ontmoeting voor te stellen met een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen en ter verwezenlijking van dat voorstel enige handeling te verrichten, via chatlogs meermalen contact gelegd met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) en met die [slachtoffer 2] seksueel getinte chatgesprekken gevoerd en haar voorgesteld samen naar de bioscoop te gaan en daarvoor een geschikte dag en plaats besproken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

De strafbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 45, 63, 248e.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie voert aan dat zij op de zitting van 2 mei 2011 een eis heeft geformuleerd voor de bewezenverklaring van vier feiten. De rechtbank heeft toen onderhavig feit afgesplitst en voor de andere drie feiten een straf opgelegd lager dan de eis. De officier van justitie is derhalve van mening dat voor dit feit aan verdachte nog een straf moet worden opgelegd en eist een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Tevens verzoekt de officier van justitie de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van € 100,- toe te wijzen met de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij in het overige bedrag niet ontvankelijk te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging vindt het onbegrijpelijk dat de rechtbank in haar uitspraak van 16 mei 2011 het onderzoek met betrekking tot dit feit heeft heropend. Dit is een dubbele belasting voor verdachte. Op de vorige zitting is al aangevoerd dat verdachte schade zal oplopen bij detentie. Bij een eventuele bewezenverklaring is het opleggen van een nieuwe straf voor alleen dit feit, dan wel in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dan wel in het kader van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, niet wenselijk.
De verdediging verzoekt de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, primair in verband met de gevorderde vrijspraak en subsidiair omdat niet is vast te stellen dat de klachten een rechtstreks gevolg zijn van het strafbare feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft op 16 mei 2011 verdachte veroordeeld tot een straf van 16 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met als bijzondere voorwaarde Reclasseringstoezicht voor grooming met twee slachtoffers en voor het in bezit hebben van kinderporno. Onderhavig feit was toen ook aan verdachte ten laste gelegd, maar de rechtbank heeft in het belang van het onderzoek splitsing van dit feit van de tenlastelegging bevolen en het onderzoek met betrekking tot dit feit heropend.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank dan ook in het bijzonder rekening houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Op grond hiervan acht de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, een geheel voorwaardelijke straf passend.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank dan ook bepalen dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

DE UITSPRAAK

Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

poging tot door middel van een geautomatiseerd werk een persoon van wie hij

weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren
nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige
handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt
gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Smits, griffier,
en is uitgesproken op 28 november 2011.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2011; gesprekken Messenger plus chatlog, proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Gezamenlijke Recherche Eindhoven, met proces-verbaalnummer PL2233 2010035806, afgesloten op 25 oktober 2010 (
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2010, PV, p. 718.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2010, PV, p. 718.
4.Gesprekken Messenger plus chatlog, PV, p. 617 t/m 627.
5.Aangifte van [aangever 1] , PV, p. 54 e.v.; verklaring van [betrokkene 2] , PV, p. 80 e.v.; aangifte van [aangever 2] , PV, p. 186 e.v.; verklaring van [betrokkene 1] , PV, p. 195 e.v.; verklaring verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2011.
6.Gesprekken Messenger plus chatlog, PV, p. 617 t/m 627.