ECLI:NL:RBSHE:2011:5123

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
29 april 2013
Zaaknummer
211832 - HA ZA 10-1148
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • J.H.W. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake franchiseovereenkomst en overdracht rechtsverhoudingen

In deze zaak, uitgesproken op 6 juli 2011 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen franchisenemers en franchisegevers met betrekking tot een franchiseovereenkomst. De eisers, [eiseres sub 1] B.V. en [eiseres sub 2] B.V., vorderen een verklaring voor recht dat zij niet verplicht zijn om een nieuwe rechtsverhouding aan te gaan met een door de franchisegevers aangewezen partij, in dit geval de C1000-groep. De franchisegevers, Super de Boer Winkels B.V. en Van Eerd Beheer B.V., hebben de overeenkomsten met de franchisenemers opgezegd, wat aanleiding gaf tot deze procedure.

De rechtbank oordeelt dat de opzegging van de overeenkomsten door de franchisegevers duidelijk en onmiskenbaar was, waardoor de franchisenemers er op mochten vertrouwen dat de opzegging definitief was. De vordering van de franchisenemers wordt toegewezen, en de rechtbank verklaart dat zij niet verplicht zijn om mee te werken aan de vervanging van hun bestaande rechtsverhoudingen door nieuwe overeenkomsten met de C1000-groep. De rechtbank wijst de vorderingen in reconventie van Super de Boer af, omdat deze geen belang meer hebben nu de overeenkomsten zijn opgezegd.

De rechtbank veroordeelt de franchisegevers in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.140,93 voor de eisers en € 894,00 voor de gedaagden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK's-Hertogenbosch
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 211832 / HA ZA 10-1148
Vonnis van 6 juli 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. C.M. Kan te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN EERD BEHEER B.V., gevestigd te Veghel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUPER DE BOER WINKELS B.V., gevestigd te Veghel,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. H. Knotter te ‘s-Hertogenbosch.
Eisers zullen hierna ook [eiseressen] en afzonderlijk: [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd worden.
Gedaagden zullen hierna ook Super de Boer (enkelvoud) en afzonderlijk Van Eerd BV en SdB Winkels BV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 december 2010
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2011.
1.2.
Ter comparitie bleken partijen het er over eens te zijn dat de aanvankelijk medegedaagde sub 3 “Super de Boer Supermarkten B.V.” gevestigd te Veghel, door fusie is opgegaan in gedaagde sub 1 “Van Eerd B.V.”. De vordering tegen gedaagde sub 3 is ter comparitie ingetrokken en zij is op die grond niet meer in de kop van dit vonnis vermeld.
1.3.
Ter comparitie kon geen absolute zekerheid worden verkregen over de vraag of thans in alle overeenkomsten Van Eerd BV de contractuele wederpartij van [eiseressen] is geworden. Correspondentie werd als regel gevoerd door SdB Winkels BV. Daarom blijft SdB Winkels BV partij in conventie en in reconventie. Waar slechts op verklaringen voor recht wordt beslist en daarvan geen tenuitvoerlegging kan plaatsvinden is dat ook nauwelijks bezwaarlijk. Proceskostenveroordelingen kunnen Van Eerd BV en SdB Winkels BV als onderdelen van hetzelfde concern onderling regelen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ieder van eisers heeft als franchisenemer overeenkomsten gesloten met gedaagden en/of hun rechtsvoorgangers als franchisegever als volgt:
[eiseres sub 1]:
  • op 26 augustus 1975 een samenwerkingsovereenkomst met Unigro BV;
  • op 29 november 2004 een huurovereenkomst met Laurus Deelnemingen BV.
[eiseres sub 2](tot 04-07-2006 nog anders geheten):
- op 17 mei 2006 een samenwerkingsovereenkomst, een huurovereenkomst en een formuleovereenkomst met Laurus Nederland BV.
Unigro BV, Laurus Deelnemingen BV en Laurus Nederland BV zijn na diverse naamswijzigingen en fusies opgegaan in Van Eerd BV en/of SdB Winkels BV.
2.2.
Super de Boer is te rade geworden om een deel van de door haarzelf en haar franchisenemers geëxploiteerde supermarkten in enigerlei vorm “over te dragen” aan de Jumbo-organisatie. De Jumbo-groep is te rade geworden om op haar beurt een deel van die supermarkten, waaronder die van [eiseressen] , weer over te dragen naar de C1000-groep.
2.3.
Het gevolg van deze “overdrachten” is dat de Super de Boer-formule op den duur zal verdwijnen en dat [eiseressen] op enigerlei wijze middels een “formuleswitch” ingepast zouden moeten worden in de C1000-organisatie. Zij hebben daar bezwaar tegen.
Niettemin hebben Super de Boer bij brief d.d. 19 maart 2010 (DV, prod. 8) hun standpunt in duidelijke termen gehandhaafd.

3.Het geschil en de beoordeling in conventie

3.1.
[eiseressen] vorderen zakelijk weergegeven:
een verklaring voor recht dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] niet verplicht zijn om tegen hun wil mee te werken aan vervanging van hun bestaande rechtsverhoudingen met Super de Boer door nieuwe overeenkomsten, te sluiten met de C1000-groep of een andere supermarktgroep.
Grondslag van deze vordering is dat Super de Boer op het verzoek en sommatie om zulks te willen bevestigen, niet hebben gereageerd.
3.2.
Super de Boer heeft in conventie aangevoerd (CvA/E, pt. 58):
Super de Boer is zich er heel goed van bewust dat zij [eiseressen] niet kan verplichten om een nieuwe rechtsverhouding aan te gaan met C1000 of een andere door Super de Boer aan te wijzen supermarktketen. Hiertoe bestaat immers geen enkele juridische of contractuele grondslag.
Vervolgens concludeert zij dat [eiseressen] geen belang hebben bij hun vorderingen en dat deze op die grond behoren te worden afgewezen.
3.3.
De rechtbank is van oordeel:
3.3.1.
In de brief van 19 maart 2010 schrijft Super de Boer onder meer:
Over enige tijd zal de Super de Boer formule niet meer bestaan. Er zal derhalve een formuleswitch
moeten(curs. Rb.) worden gemaakt…U kunt een exploitatievoorstel krijgen van C1000.
[eiseressen] mochten uit die bewoordingen geredelijk opmaken zij met C1000 tot overeenstemming dienden te komen over voorstellen die C1000 ging doen. Super de Boer wekte met die bewoordingen stellig de indruk dat haars inziens [eiseressen] met C1000 tot een regeling zou moeten komen, wat weinig anders kan betekenen dan: een nieuwe overeenkomst met C1000 aangaan.
3.3.2.
Het behoeft geen verwondering te wekken dat [eiseressen] met het oog op verder overleg duidelijk tussen partijen vastgelegd wilde zien dat, wat Super de Boer ook in redelijkheid van haar wèl mocht verlangen, het gedwongen aangaan van een nieuwe overeenkomst met C1000 daartoe niet behoorde. Op goede gronden heeft daarom hun advocaat bij brief d.d. 16 april 2010 (DV, prod. 9) daaromtrent om opheldering verzocht, onder meer met terughoudende bewoordingen zoals “De inhoud van Uw brief wekt de indruk alsof cliënten gedwongen kunnen worden…”. Toen Super de Boer die brief onwellevenderwijs onbeantwoord liet, hadden [eiseressen] een voldoende belang om daaromtrent een verklaring voor recht te vorderen.
3.3.3.
Pas bij conclusie van antwoord gaf Super de Boer die duidelijkheid. Dat zij niet de moeite nam om dat eerder te doen en daardoor op wel zeer eenvoudige wijze een procedure over dit punt te vermeden te hebben, moet voor haar rekening blijven.
3.3.4.
De vordering in conventie is op voormelde gronden toewijsbaar; Super de Boer moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank acht duidelijke aanwijzingen aanwezig dat het financiële belang der zaak meer dan € 40.000 beloopt en zal daarop liquidatietarief IV toepassen.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Super de Boer vordert, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat [eiseressen] op voorhand hun medewerking hebben verleend aan de overdracht van hun rechtsverhoudingen tot Super de Boer aan een door Super de Boer aan te wijzen derde, en wel op het moment dat Super de Boer en de overnemende partij dat aan [eiseressen] hebben meegedeeld.
Aan deze vordering leggen Super de Boer ten grondslag het bepaalde in de artikelen 2 en 20 van de samenwerkingsovereenkomsten en in artikel 3 van de formuleovereenkomsten.
4.2.
[eiseressen] voeren in de kern drie verweren:
4.2.1.
De vordering miskent dat aan artikel 20 van de samenwerkingsovereenkomst de conditie is verbonden “…mits de rechten van de ondernemer daardoor onverkort worden gehandhaafd”. Dat is bij de voorgenomen overdracht aan C1000 niet het geval, onder meer omdat het in die formule aan [eiseressen] niet wordt toegestaan een eigen bakkerij te blijven exploiteren.
4.2.2.
De bedingen waarop Super de Boer zich beroept, maken geen deel uit van de in 1975 met [eiseres sub 1] gesloten overeenkomst.
4.2.3.
Super de Boer heeft de overeenkomsten tegen 1 november 2011 opgezegd. C1000 zal geen opgezegde overeenkomsten willen overnemen en Super de Boer hebben bij de gevraagde verklaringen voor recht geen belang.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Hoewel ter comparitie de rechter er toe neigde het tweede verweer als het belangrijkste te zien, waartoe wellicht een feitenonderzoek noodzakelijk zou zijn, moet bij nadere beschouwing toch vastgesteld worden dat het derde verweer het meest verstrekkend is en daarom als eerste onderzocht dient te worden.
5.2.
Bij faxbrief d.d. 15 oktober 2010 (CvA-rec, prod. 22) schrijft mr. Knopper namens Super de Boer aan mr. Kan, raadsman van [eiseressen] :
(…)
1. Tot op heden hebben uw cliënten geweigerd medewerking te verlenen aan het opstellen van de exploitatiebegrotingen door C1000. (…)
(…)
Indien Uw cliënten weigerachtig blijven hun medewerking te verlenen aan de contractsovername, te beginnen met het verlenen van medewerking aan het opstellen van de sub 12 genoemde exploitatiebegrotingen, zal cliënte uw cliënten in rechte betrekken.
Voor het geval medewerking in de hiervoor sub 12 en 15 bedoelde zin, door uw cliënten wordt afgewezen, worden beide samenwerkingsovereenkomsten en de hieraan gekoppelde formuleovereenkomsten nu reeds voor alsdan opgezegd
per 1 november 2011. (NB: vet en onderstreept als in de originele brief).
Mr. Kan beantwoordt deze brief met zijn faxbrief d.d. 4 november 2010 (CvA-rec, prod. 23) waarin hij, na te hebben uitgelegd dat [eiseressen] zich niet gehouden achten om aan de overdracht aan C1000 mee te werken en dat zij zich niet verplicht achten om aan het opstellen van exploitatiebegrotingen door C1000 mee te werken, op pagina 2, de één na laatste alinea schrijft:
(…) Vast staat verder dat als gevolg van de in uw fax van 15 oktober 2010 gedane – aanvankelijk voorwaardelijke en inmiddels onvoorwaardelijke – opzeggingen, de betreffende overeenkomsten zullen eindigen per 1 november 2011.
Ter comparitie bevestigde mr. Knopper dat hij niet op deze vaststelling van mr. Kan heeft gereageerd en deze derhalve ook niet heeft tegengesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank was met een en ander die opzegging een feit.
5.3.
Ter comparitie heeft mr. Knopper nog naar voren gebracht dat de opzegging niet als definitief en onherroepelijk bedoeld was en dat [eiseressen] dat hadden kunnen en moeten begrijpen uit het overleg dat partijen nog in januari 2011 hebben gevoerd. Het betoog van die strekking faalt.
5.3.1.
De bewoordingen van de opzegging zijn volstrekt duidelijk en niet voor misverstand vatbaar. Enig element van niet-definitief-zijn valt daarin niet te ontwaren. [eiseressen] mochten er op af gaan dat mr. Knopper schreef wat hij en zijn cliënten bedoelden.
5.3.2.
Daarenboven heeft mr. Kan de door hem en zijn cliënten als definitief opgevatte opzegging als zodanig uitdrukkelijk aanvaard en bevestigd, zonder dat mr. Knopper een eventueel misverstand, dat hem toen kenbaar zou moeten zijn geworden, heeft tegengesproken en/of uit de wereld heeft proberen te helpen.
5.3.3.
Op grond van een en ander mochten [eiseressen] de opzegging door mr. Knopper namens Super de Boer als een definitieve opzegging opvatten en kunnen Super de Boer geen beroep doen op het ontbreken van hun wil daartoe.
5.3.4.
Als al in januari 2011 bij het overleg tussen partijen aan de orde zou zijn geweest dat de opzegging minder definitief bedoeld was dan zij was gedaan ( [eiseressen] bestrijden dat), dan leidt dat niet tot een ander oordeel. Toen, in januari 2011, kon Super de Boer de opzegging niet meer eenzijdig ongedaan maken; daarvoor zou uitdrukkelijke instemming daarmee van [eiseressen] vereist zijn. Daaromtrent is niets gesteld of gebleken.
De eis van instemming vloeit, naar [eiseressen] terecht aanvoerden, ook voort uit de omstandigheid dat [eiseressen] , afgaande op de opzegging, vrij behoren te zijn om maatregelen te nemen teneinde de continuïteit van hun nering ook na de opzegging per 1 november 2011 te verzekeren en daartoe overeenkomsten met anderen te sluiten.
5.4.
Super de Boer heeft niet weersproken wat ook in de rede ligt, namelijk dat C1000 geen behoefte heeft aan de overname van een opgezegde en op 1 november 2011 (nog geen vier maanden na de dag van dit vonnis) eindigende overeenkomst. Dan heeft Super de Boer bij de met het oog op die overname gevorderde verklaring voor recht geen belang en moeten haar vorderingen haar bij gebreke van belang worden ontzegd met haar veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank acht duidelijke aanwijzingen aanwezig dat het financiële belang der zaak meer dan € 40.000 beloopt en zal daarom liquidatietarief IV toepassen.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
6.1.
verklaart voor recht dat [eiseres sub 1] terzake van de exploitatie van haar supermarkt aan de [adres] jegens gedaagden niet juridisch verplicht is om tegen haar uitdrukkelijke wens in mee te werken aan vervanging van haar bestaande contractuele rechtsverhouding met gedaagden, waaronder de overeenkomst d.d. 26 augustus 1975 en de huurovereenkomst bedrijfsruimte d.d. 29 november 2004, door een nieuw overeen te komen rechtsverhouding met de C1000 supermarktorganisatie of met welke andere, niet door eiseressen zelf gekozen supermarktorganisatie ook;
6.2.
verklaart voor recht dat [eiseres sub 2] terzake van de exploitatie van haar supermarkt aan de [adres] jegens gedaagden niet juridisch verplicht is om tegen haar uitdrukkelijke wens in mee te werken aan vervanging van haar bestaande contractuele rechtsverhouding met gedaagden, waaronder de bestaande samenwerkingsovereenkomst, huuovereenkomst bedrijfsruimte en formule-overeenkomst (alle getekend op of omstreeks 17 mei 2006) door een nieuw overeen te komen rechtsverhouding met de C1000 supermarktorganisatie of met welke andere, niet door eiseressen zelf gekozen supermarktorganisatie ook;
6.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten aan de zijde van [eiseressen] , tot aan deze uitspraak begroot op € 2.140,93 waarvan € 352,93 verschotten en € 1.788,00 salaris, en verklaart dit vonnis voor wat betreft deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
6.4.
wijst de vorderingen van Super de Boer af;
6.5.
veroordeelt Super de Boer in de proceskosten aan de zijde van [eiseressen] , tot aan deze uitspraak begroot op € 894,00 salaris en verklaart dit vonnis voor wat betreft deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W. Rullmann en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.