vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845421-10
Datum uitspraak: 03 februari 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: [P.I.].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 december 2010.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 januari 2011 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag en/of een
hoeveelheid geld en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 08 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft
gedwongen tot de afgifte van geld en/of een telefoon, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) (met een (deels) bedekt gezicht en/of hoofd) een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand heeft
genomen althans in zijn hand heeft gehouden en/of dat wapen, althans dat op
een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van [slachtoffer 3] heeft gezet
en/of daarbij heeft geroepen:"overval" en/of "geld, geld" en/of "geld of ik
schiet" en/of "ik wil geld, ik wil geld" en/of "waar is de kluis" en/of "ik
wil je portemonnee, ik wil je portemonnee" en/of "waar is de uitgang" en/of
"geen politie", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312/317 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
Op vrijdag 8 oktober 2010 omstreeks 5.10 uur zijn [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] aan het werk in [bakkerij] aan de [adres] te 's-Hertogenbosch. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] werken achter in de bakkerij, [slachtoffer 2] in het voorste gedeelte. Omstreeks 5.15 uur komt een man die een bivakmuts draagt de bakkerij binnen.1
Hij houdt een wapen in zijn hand.2
De man roept "overval"3.
Hij zegt: "ik wil geld, ik wil geld". [slachtoffer 3] zegt dat hij geen geld heeft, maar de baas, die voor in de winkel is, wel. De man richt zijn wapen op [slachtoffer 3] en die loopt voor hem uit richting [slachtoffer 2].4
[slachtoffer 2] opent de kassa. De man pakt het briefgeld. De man vraagt om de kluis en [slachtoffer 2] geeft aan dat die er niet is. De man roept: "Waar is de uitgang?". [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en de man lopen terug naar de bakkerij.5
De man zegt tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]: "Portemonnees, portemonnees". Hij voelt aan de zakken van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Van [slachtoffer 2] neemt hij een mobiele telefoon mee.6
Uit de zakken van [slachtoffer 2] neemt hij ook een buil shag mee. Vervolgens gaat hij weg. Hij roept: "Geen politie".7
Verdachte heeft de overval gepleegd op [slachtoffer 2]. Hij droeg een bivakmuts en had een nepvuurwapen bij zich. Hij heeft geld weggenomen.8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen met zijn medeverdachte [medeverdachte], het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewijsbeslissing aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Was verdachte betrokken bij de overval?
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de overval op [bakkerij] heeft gepleegd. Verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd (zie de vaststaande feiten). Zijn betrokkenheid blijkt verder uit de vaststaande feiten en het navolgende:
- Getuige [getuige] verklaart dat verdachte in de middag van 8 oktober 2010 tegen hem heeft gezegd dat hij een overval had gepleegd bij [bakkerij] in de [adres]
- Getuige [getuige 2] verklaart dat verdachte hem op 8 oktober 2010 tussen 5.00 uur en 6.00 uur heeft gebeld. Verdachte wilde bij hem blijven slapen. Verdachte kwam binnen. Op de slaapkamer van [getuige 2] vertelde verdachte [getuige 2] dat hij net daarvoor een overval had gepleegd op de [bakkerij]. Daarop haalde verdachte een groot aantal bankbiljetten uit zijn broekzak.10
Diefstal met geweld dan wel afpersing
Uit het voorgaande en de vaststaande feiten volgt dat verdachte steeds zelf het geld, de mobiele telefoon en de shag heeft gepakt. Van een onder (dreiging van) geweld afgeven van goederen door [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3] is echter geen sprake. Dit onderdeel (afpersing) van de tenlastelegging is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] verklaren dat er twee mannen met bivakmutsen op de bakkerij binnen zijn gekomen.11
[slachtoffer 1] verklaart dat hij verdachte hoorde roepen: "Let op hem" en dat hij toen een tweede man in de bakkerij zag staan. Deze man bleef bij [slachtoffer 1] terwijl de man met het wapen met [slachtoffer 3] richting de voorzijde van de bakkerij liep.12
Getuige [getuige 1] verklaart dat verdachte op 8 oktober 2010 tegen hem heeft gezegd dat hij samen met zijn stiefbroertje [medeverdachte] de overval had gepleegd.13
Uit deze verklaringen volgt dat verdachte niet alleen heeft gehandeld. Terwijl hij met [slachtoffer 3] naar de voorzijde van de bakkerij liep, bleef een medeverdachte bij getuige [slachtoffer 1]. Deze medeverdachte droeg net als verdachte een bivakmuts.
Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de overval heeft gepleegd.
De eigendom van de weggenomen goederen
Aangever [slachtoffer 2] is eigenaar van [bakkerij].14
Het geld is weggenomen uit de kassa van de bakkerij. De weggenomen telefoon en shag waren van [slachtoffer 2]. Dit betekent dat de weggenomen goederen toebehoorden aan [slachtoffer 2] en niet aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3].
Op 11 oktober 2010 vinden verbalisanten in een brandgang achter het Busschieterpleintje te 's-Hertogenbosch op een schuurtje een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dat zwart is van kleur. Vermoedelijk is het een luchtdrukpistool.15
Dit vuurwapen is weergegeven op foto 4 bij het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 14 oktober 2010.16
Het op deze foto weergegeven nepvuurwapen heeft verdachte bij de overval gebruikt.17
Dit betekent dat verdachte geen vuurwapen, maar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft gehouden.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 8 oktober 2010 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag en een
hoeveelheid geld en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader met een (deels) bedekt gezicht en hoofd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand heeft gehouden en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het lichaam van [slachtoffer 3] heeft gezet en daarbij heeft geroepen:"overval" en "geld, geld" en "geld of ik schiet" en "ik wil geld, ik wil geld" en "waar is de kluis" en "ik wil je portemonnee, ik wil je portemonnee" en "waar is de uitgang" en "geen politie", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met het volgende.
Conform de richtlijnen zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 47 maanden gevorderd kunnen worden. Dit vanwege de omstandigheden waaronder de overval is gepleegd, te weten een overval in de nacht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en met bivakmutsen op.
Verdachte is echter nog zeer jong en heeft geen relevante documentatie.
De reclassering heeft een rapport omtrent verdachte opgesteld en ziet mogelijkheden om verdachte te begeleiden.
Om die redenen zal niet richtlijnconform worden gevorderd, maar zal de vordering worden beperkt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft het volgende aangevoerd. Cliënt heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft veel spijt van wat hij de slachtoffers heeft aangedaan. Het rapport van de reclassering legt een verband tussen de impulsiviteit en het alcohol- en softdruggebruik van cliënt en het delictgedrag. De reclassering ziet mogelijkheden om daaraan te werken. Het is dan ook vooral van belang tot resocialisatie over te gaan en niet tot afstraffing. De door de officier van justitie gevorderde straf dient dan ook te worden gematigd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte in de vroege ochtend van 8 oktober 2010 een bakkerij overvallen. Daarbij heeft hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de rug van [slachtoffer 3] gedrukt. Onder deze dreiging heeft bakker [slachtoffer 2] de kassa geopend en heeft verdachte een geldbedrag uit de kassa gehaald en later heeft hij ook nog onder andere een telefoon ontvreemd. Verdachte en zijn medeverdachte droegen hierbij bivakmutsen, waardoor hun gezicht nauwelijks voor de medewerkers van de bakkerij was te zien. Het door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde feit kan als ernstig worden gekwalificeerd.
Het feit heeft ook een grote impact gehad op het leven van de slachtoffers. Met name uit de verklaring van [slachtoffer 3] - op wie het wapen gericht is geweest - blijkt dat de overval zeer beangstigend voor hem is geweest. Verdachte moet zich dit tijdens de overval hebben gerealiseerd, maar dit heeft hem er niet van weerhouden zijn handelingen voort te zetten. Bij het plegen van het feit had verdachte bovendien een leidende rol. Ook zorgen overvallen als deze voor veel beroering in de samenleving en leiden ze tot gevoelens van onveiligheid. Deze omstandigheden weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat om die redenen in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Bij het opleggen van de straf zal de rechtbank echter ook rekening houden met de volgende omstandigheden die tot matiging van de straf leiden.
Verdachte is nog relatief jong, hij is pas 18 jaar oud. Hij heeft geen relevant strafblad en is nog nooit door een strafrechter veroordeeld voor enig feit. Tijdens de zitting heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet. Hij heeft dan ook zijn excuses aangeboden.
De rechtbank zal - rekening houdend met het voorgaande - een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die niet zal worden ten uitvoer gelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de zich zal houden aan de aanwijzingen hem door of namens de reclassering te geven, ook als dat inhoudt dat hij deel moet nemen aan een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek en een leefstijltraining.
De rechtbank wil hiermee voorkomen dat verdachte nogmaals de fout ingaat en tevens verdachte in de gelegenheid stellen (met hulp van de reclassering) aan zichzelf te werken, bijvoorbeeld door te leren beter met alcohol om te gaan en zijn impulsen te leren beheersen.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310, 312.
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven,
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt de volgende straf op:
- een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt:
- het volgen van een agressieregulatietraining bij Forensische Psychiatrie Polikliniek Kairos of een soortgelijke instelling,
- deelname aan een leefstijltraining (SVG),
en verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. M.A. Becking, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. van Ommeren, griffier,
en is uitgesproken op 3 februari 2011.
1 Aangifte [slachtoffer 2], p-v p. 27-29, verklaring [slachtoffer 1] p-v p. 32, 33 en verklaring [slachtoffer 3] p-v p. 42-45
2 Aangifte [slachtoffer 2], p-v p. 29, verklaring [slachtoffer 1] p-v p. 33
3 Verklaring [slachtoffer 3] p-v p. 42
4 Verklaring [slachtoffer 1], p-v p.33 en verklaring [slachtoffer 3] p-v p.42
5 Aangifte [slachtoffer 2] p-v p. 29
6 Verklaring [slachtoffer 1] p-v p. 33, aangifte [slachtoffer 2] p-v p. 29
7 Aangifte [slachtoffer 2] p-v p. 29
8 Verklaring verdachte ter zitting
9 Verklaring getuige [getuige 1], p-v p. 60
10 Verklaring [getuige 2], p-v p. 55, 56
11 Aangifte [slachtoffer 2], p-v p. 27-29, verklaring [slachtoffer 1] p-v p. 32, 33 en verklaring [slachtoffer 3] p-v p. 42-45
12 Verklaring [slachtoffer 1] p-v p. 33
13 Verklaring [getuige 1], p-v p. 60
14 Aangifte [slachtoffer 2] p-v p. 27
15 Bevindingen politie p-v p. 186
16 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], p-v p. 105
17 Verklaring verdachte ter zitting