RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
rekestnummer: 223746 / FT RK 10.1946
uitspraakdatum: 17 januari 2011
bevel in te stemmen met schuldregeling
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
hierna te noemen: verzoeker,
1. Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,
gevestigd en kantoorhoudende te Postbus 8901, 3009 AX Rotterdam,
hierna te noemen: LBIO,
2. De Nederlandse Energie Maatschappij B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Aert van Nesstraat 45, 3012 CA Rotterdam,
correspondentieadres: Postbus 23064, 3001 KB Rotterdam
hierna te noemen: De Nederlandse Energie Maatschappij.
1.1. Verzoeker heeft tegelijk met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een verzoek op grond van artikel 287a lid 1 Faillissementswet (“Fw”) ingediend om LBIO en de Nederlandse Energie Maatschappij, zijnde schuldeisers die weigeren mee te werken aan een namens verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
1.2. De verzoeken zijn op 7 januari 2011 ter zitting behandeld. Ter zitting zijn verzoeker, en de heer [A], verbonden aan Zorgplein Oss PLANGROEP te Oss, verschenen. Tijdens de behandeling van het verzoek op grond van artikel 287a lid 1 Fw zijn tevens namens het LBIO verschenen de heer [B] en mevrouw [C]. Namens De Nederlandse Energie Maatschappij is niemand ter zitting verschenen.
1.3. Namens verzoeker zijn bij fax van 7 januari 2011 enkele nadere stukken aan de rechtbank toegezonden.
2.1. Namens verzoeker is op 26 mei 2010 een schuldregeling aangeboden aan zijn 11 schuldeisers. De schuldregeling verwijst naar een berekening van een vrij te laten bedrag van 27 april 2010 en houdt het navolgende in:
“Zoals uit bijgevoegde berekening blijkt is het budget vastgesteld op € 2.131,72 per maand. Jaarlijks zal er een inkomenstoets plaatsvinden, waarbij het budget wordt herberekend. Alle inkomsten van schuldenaar boven het budget worden maandelijks gereserveerd en na de jaarlijkse hercontrole aan u uitbetaald.”
2.2. Op basis van de ten tijde van de behandeling van het verzoek geldende situatie, kan na 36 maanden aan schuldeisers 9,5% van hun vorderingen worden voldaan. Uit de toelichting ter zitting ter zake de aangeboden schuldenregeling, blijkt dat de termijn van 36 maanden, in verband met een gelegd loonbeslag, zal gaan lopen na de opheffing van dit beslag.
3.1. LBIO heeft ter zitting haar aanvankelijke verweer ingetrokken.
3.2. De Nederlandse Energie Maatschappij heeft bij brief van 12 oktober 2010 het navolgende verweer gevoerd:
“De Nederlandse Energie Maatschappij heeft wederom uw voorstel aandachtig bestudeerd en gaat wederom niet akkoord met het schuldvoorstel. Het minimale percentage wat De Nederlandse Energie Maatschappij hanteert tegen finale kwijting is 30 %.”
4.1. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting, blijkt het navolgende.
4.1.1. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker vorderingen onbetaald laat voor een totaalbedrag van € 124.286,88, waaronder een vordering van De Nederlandse Energie Maatschappij ten bedrage van € 761,72.
4.1.2. Tot de schuldenlast van verzoeker behoort een vordering van zijn broer ten bedrage van € 19.000,--. Het bestaan van deze schuld werd door verzoeker genoegzaam aangetoond, middels een door verzoeker en zijn broer ondertekende overeenkomst.
4.1.3. De schulden van verzoeker zijn ontstaan in een periode na zijn echtscheiding. Verzoeker was depressief en gebruikt hiervoor medicijnen. Hij heeft op te ruime voet geleefd en heeft geld uitgegeven aan onder meer vakanties met zijn kinderen. Vanaf eind 2008, begin 2009, is de situatie van verzoeker veranderd. Verzoeker heeft vanaf die periode geen schulden meer gemaakt, heeft zijn kosten (bijvoorbeeld dubbele verzekeringen) teruggebracht en zijn leefstijl aangepast. Verzoeker is vervolgens in contact gekomen met schuldhulpverlening.
4.1.4. Verzoeker heeft al geruime tijd een vaste voltijds arbeidsovereenkomst. Verzoeker verwacht niet dat in zijn inkomsten wijzigingen zullen optreden gedurende de komende drie jaren. Verzoeker verwacht wel dat zijn kosten zullen stijgen in verband met de herziening van zijn hypotheekrente.
4.1.5. Verzoeker heeft verzocht om nihilstelling van zijn verplichting tot het betalen van kinder- en partneralimentatie. Op 23 december 2009 heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker maandelijks € 216,76 partneralimentatie en twee maal € 146,83 kinderalimentatie moet betalen. In de aangeboden schuldregeling wordt rekening gehouden met de betaling van kinder- en partneralimentatie voor een totaalbedrag van € 505,87 per maand.
4.2. Ingevolge artikel 287a lid 5 Fw kan een verzoek als het onderhavige slechts worden toegewezen indien De Nederlandse Energie Maatschappij in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat De Nederlandse Energie Maatschappij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van verzoeker en/of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
4.3. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrij staat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering staat het belang van De Nederlandse Energie Maatschappij bij weigering van instemming met de schuldregeling vast. Het effect van het niet slagen van een schuldregeling zal zijn dat verzoeker mogelijk in het kader van een schuldsaneringsregeling onder toezicht wordt geplaatst van een door de rechtbank aangestelde onafhankelijke bewindvoerder, die erop toeziet dat verzoeker zich maximaal inspannen om zijn schuldeisers zoveel mogelijk te bevredigen.
4.4. Aanvaarding van het akkoord zal mogelijk tot gevolg hebben dat De Nederlandse Energie Maatschappij een betaling van 9,5% van haar vordering tegemoet kan zien. Verzoeker heeft daarbij het voorbehoud gemaakt dat eerst na afloop van de schuldregeling de definitieve afkoopsom kan worden vastgesteld, omdat het aangeboden akkoord een prognoseaanbod betreft. Uit de toelichting van verzoeker ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat zijn toekomstige afloscapaciteit niet in belangrijke mate zal dalen. Er bestaat derhalve voldoende duidelijkheid over de te verwachten afkoopsom.
4.5. Het belang van de overige schuldeisers bij het slagen van de schuldregeling is erin gelegen dat zij sneller een aflossing krijgen dan via de schuldsaneringsregeling. Immers bij de schuldsaneringsregeling wordt pas na afloop van de reguliere looptijd van drie jaar aan de schuldeisers uitgekeerd, terwijl in de aangeboden schuldregeling tussentijdse uitkeringen zullen worden gedaan.
4.6. De aangeboden schuldregeling houdt in dat LBIO per saldo meer ontvangt, dan zij tijdens een schuldsanering zou ontvangen, terwijl de overige schuldeisers minder ontvangen. De aangeboden schuldregeling houdt immers rekening met de betaling van alimentatie ten bedrag van € 505,87 per maand, terwijl gedurende een schuldsaneringsregeling de partneralimentatie naar verwachting op nihil zal worden gesteld en de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie zal worden verminderd. Dit staat, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, niet aan toewijzing van het verzoek in de weg.
4.7. Geen van de schuldeisers heeft bezwaar gemaakt tegen de in de berekening van het vrij te laten bedrag opgenomen voorziening voor de betaling van alimentatie. Verzoeker heeft getracht zijn alimentatieverplichting op nihil te laten stellen. Daarbij heeft verzoeker aangevoerd dat hij bezig is met een traject van schuldhulpverlening. De rechtbank heeft dus in haar overwegingen die de beslissing van 23 december 2009 tot gevolg hebben gehad, rekening kunnen houden met de draagkracht van verzoeker en zijn wens om een schuldregeling te treffen met zijn (overige) schuldeisers. Hoewel de rechtbank met deze omstandigheden dus rekening heeft kunnen houden, werd besloten de alimentatie niet te verminderen. Dit betekent dat verzoeker in het kader van de aangeboden schuldregeling niet anders kan dan rekening houden met deze voor hem geldende verplichting en dat ook in het kader van de beoordeling van het verzoek de beslissing van 23 december 2009 als uitgangpunt heeft te gelden.
4.8. Gelet op al het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek ex artikel 287a lid 1 Fw toewijzen. Derhalve komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het (subsidiaire) verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
- beveelt De Nederlandse Energie Maatschappij in te stemmen met de aangeboden schuldregeling;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.