ECLI:NL:RBSHE:2011:BP5165

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825110-10 / vorderingen
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van politici door e-mail met gevolgen voor de strafoplegging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van de voormalig minister-president J.P. Balkenende en belediging van M.I. Hamer, fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. De bedreiging vond plaats via een e-mail waarin de verdachte zich uitliet in zeer kwetsende en dreigende bewoordingen. De rechtbank oordeelde dat de woorden van de verdachte bij Balkenende de redelijke vrees voor een misdrijf tegen het leven konden opwekken, wat leidde tot de bewezenverklaring van de bedreiging. De belediging van Hamer werd eveneens bewezen verklaard, waarbij de verdachte haar beledigde met kwetsende termen.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan de stoornis van Asperger, wat zijn toerekeningsvatbaarheid licht verminderde. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 197 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van €120 voor de geluidshinder die hij veroorzaakte. Daarnaast werd de proeftijd van eerdere veroordelingen verlengd en werd de verdachte verplicht om mee te werken aan behandeling. De rechtbank benadrukte het belang van normhandhaving in een democratische samenleving, waar politici hun werk zonder angst voor bedreiging moeten kunnen uitvoeren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825110-10
Parketnummers vorderingen: 01/825026-09 en 01/830761-09
Datum uitspraak: 22 februari 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juni 2010 en 8 februari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 mei 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 19 februari
2010 te Valkenswaard en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, J.P.
Balkenende (Minister-president) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen
daar opzettelijk dreigend een e-mail verstuurd naar het e-mailadres van de
politieke partij het CDA met daarin de volgende tekst: "Fuck alle corrupte
klootzakken als Balkenenende, Bos, er Dorst, Hirsch-Balin etc. zij zijn
slechts aangesteld door ons opperhoofd beatricks. Ik kan haast niet wachten
tot ik persoonlijk een paar van die onwaarschijnlijk doorgeslagen psychopathen
persoonlijk de nek om mag draaien.", van welke dreigende woorden die J.P.
Balkenende op 19 februari 2010 kennis heeft genomen;
[artikel 285 Wetboek van Strafrecht];
[parketnummer 825110-10];
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2010 tot en met 20 januari 2010
te Valkenswaard en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, opzettelijk
beledigend een geschrift, te weten een e-mail, heeft toegezonden en/of
aangeboden aan het e-mailadres van de voorzitter van de Partij van de Arbeid,
te weten M.I. Hamer, in welke e-mail die Hamer beledigend werd afgeschilderd
als: "Achterlijke zeug", in elk geval woorden van gelijke beledigende aard
en/of strekking, zulks terwijl die Hamer op 20 januari 2010 kennis heeft genomen van de inhoud van die e-mail;
[artikel 266 Wetboek van Strafrecht];
[parketnummer 825110-10];
3.
hij op of omstreeks 18 oktober 2009 in de gemeente Valkenswaard toen de aldaar
dienstdoende [naam hoofdagent] (hoofdagent van politie) en/of [naam inspecteur]
(inspecteur van politie) en/of [naam aspirant] (aspirant van politie) verdachte op
verdenking van het overtreden van artikel 4.1.5 van de Algemene Plaatselijke
Verordening van de gemeente Valkenswaard, in elk geval op verdenking van het
gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den)
aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste
voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te
brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner / hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zich te
begeven in een andere richting dan bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem
trachten te bewegen en/of (een) schoppende beweging(en) te maken in de
richting van bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), althans te rukken en/of
te trekken;
[Artikel 180 Wetboek van Strafrecht]
[parketnummer 820184-10];
4.
hij op of omstreeks 18 oktober 2009 omstreeks 7.28 uur in de gemeente
Valkenswaard buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer
toestellen of geluidsapparaten in werking heeft gehad en/of handelingen heeft
verricht op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de
omgeving geluidhinder werd veroorzaakt, immers heeft hij, verdachte, toen
aldaar luide muziek geproduceerd;
[artikel 4.1.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente
Valkenswaard]
[parketnummer 820184-10].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/825026-09 is aangebracht bij vordering van 19 mei 2010. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 29 april 2009.
De zaak met parketnummer 01/830761-09 is aangebracht bij vordering van 19 mei 2010. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 5 januari 2010.
Kopieën van deze vorderingen zijn aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsoverweging.
t.a.v. het onder 1 tenlastegelegde (bedreiging J.P. Balkenende)
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, aangezien de tenlastegelegde bewoordingen - waarvan verdachte erkent dat hij ze in een e-mail aan J.P. Balkenende (hierna: aangever) heeft verzonden - volgens de verdediging bij deze aangever niet de geobjectiveerde vrees konden opwekken voor een misdrijf tegen het leven gericht. Bovendien heeft verdachte dat gevolg volgens de verdediging ook helemaal niet beoogd.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 11 februari 2011 een e-mail heeft verstuurd aan onder ander het partijbureau van het CDA met daarin de woorden "Fuck alle corrupte klootzakken als Balkenende, Bos, er Dorst, Hirsch-Balin etc. zij zijn slechts aangesteld door ons opperhoofd beatricks. Ik kan haast niet wachten tot ik persoonlijk een paar van die onwaarschijnlijk doorgeslagen psychopaten persoonlijk de nek om mag draaien". De rechtbank is van oordeel dat deze bewoordingen in hun context bij aangever de redelijke vrees hebben kunnen opwekken voor een misdrijf tegen het leven gericht. Genoemde bewoordingen zijn op zichzelf al bedreigend van aard, maar die dreiging krijgt meer gewicht als het zoals hier, ging om een politicus die in het centrum van de belangstelling stond en dikwijls in het openbaar optrad en derhalve gemakkelijk te traceren was. De rechtbank acht het dan ook begrijpelijk dat dit - gelet op het grimmige hedendaagse politieke klimaat - ook op die manier door aangever is opgevat.
t.a.v. het onder 3 tenlastegelegde (wederspannigheid)
De verdediging heeft bepleit dat het binnentreden onrechtmatig was aangezien er geen schriftelijke machtiging tot binnentreden is. Deze zou volgens de politie zijn vernietigd. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de politie disproportioneel heeft gehandeld door met gebruikmaking van een ram in de woning binnen te treden. Tot slot is de aanhouding van verdachte volgens de verdediging onrechtmatig geweest nu uit het dossier niet eenduidig blijkt wat de aanleiding is geweest voor de aanhouding van verdachte. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de eventuele gevolgen van deze gestelde onrechtmatigheden.
Vaststaande feiten
De politie heeft op zondagochtend 18 oktober 2009 om 7.28 uur een melding van geluidshinder vanaf het adres van verdachte ontvangen. De politie ging naar de woning van verdachte en constateerde dat er buiten luide muziek goed hoorbaar was. De politie heeft aangebeld, geroepen en hard geklopt, maar er werd niet opengedaan. Vervolgens is de politie teruggegaan naar het bureau voor overleg. Er is toen besloten de woning binnen te treden. Even later kwam de politie terug bij de woning van verdachte, waar de geluidshinder nog voortduurde. Na kloppen en bellen werd niet opengedaan. Vervolgens is de politie de woning van verdachte binnengetreden om de geluidsapparatuur in beslag te nemen. Dit gebeurde door het forceren van de voordeur middels een ram. Op de trap kwam de politie verdachte tegen, die riep dat zij de woning moesten verlaten. Verdachte is aangehouden. Hij verzette zich daartegen.
Schriftelijke machtiging tot binnentreden?
Voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging tot binnentreden vereist op grond van artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi).1 Uit een op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 24 april 2010 blijkt dat er op moment van binnentreden in de woning van verdachte een machtiging tot binnentreden aanwezig was. Hoewel de rechtbank vaststelt dat uit dit aanvullend proces-verbaal ook blijkt dat deze machtiging later is vernietigd, gaat zij er op grond van het proces-verbaal vanuit dat er wel een schriftelijke machtiging was.
Grond aanhouding?
De rechtbank stelt met de raadsman vast dat in het dossier - naast overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Valkenswaard - ook andere artikelen worden genoemd als grond voor aanhouding van verdachte. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan het feit dat uit het dossier ondubbelzinnig blijkt dat verdachte in ieder geval is aangehouden in verband met overtreding van de APV Valkenswaard. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Noodzaak tot binnentreden?
Iedereen heeft recht op privacy, waaronder ook het recht op respect voor de woning valt. Dit recht wordt in de Grondwet en in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens gewaarborgd. Inmenging in dit recht door de overheid is slechts toegestaan voor zover dit bij wet is voorzien én in een democratische samenleving noodzakelijk is, onder meer ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Bij de beoordeling van de vraag of de inbreuk noodzakelijk is, is van belang of het middel in verhouding staat tot het te bereiken doel (de proportionaliteit) en of er andere mogelijkheden zijn om het doel te bereiken (subsidiariteit).
Het veroorzaken van geluidsoverlast is een relatief licht vergrijp, dat bij Algemene Plaatselijke Verordening is verboden. In de praktijk geeft de politie bij geluidshinder vaak eerst een waarschuwing voor zij overgaat tot het aanbieden van een politietransactie, die dan blijkens de richtlijnen bij een eerste overtreding 90 euro bedraagt. Niet is gebleken dat verdachte vaker geluidshinder veroorzaakte en evenmin dat hier sprake was van uitzonderlijk ernstige of langdurige geluidshinder. Het met een ram binnentreden in de woning om de geluidsapparatuur in beslag te nemen is een zeer zwaar middel om geluidshinder te laten stoppen.
Uit het dossier is bovendien niet gebleken dat de politie alle minder vergaande alternatieven heeft overwogen of benut. Zo is bijvoorbeeld denkbaar dat verdachte telefonisch of door gebruik van een megafoon wel te bereiken zou zijn geweest. Ook het alternatief om, als verdachte niet opendeed, pas achteraf te reageren door bijvoorbeeld een boete op te leggen, verdiende gelet op het belang van het recht op respect voor de woning serieuze overweging.
Het is wel zo dat verdachte met zijn harde muziek inbreuk maakte op de rustige zondagochtend van de buren, maar dat wil nog niet zeggen dat het daarom noodzakelijk was dat de politie de woning van verdachte met een ram binnendrong om de geluidshinder koste wat het kost op dat moment te laten stoppen.
Conclusie
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij zich heeft verzet bij rechtmatig politieoptreden. De rechtbank acht echter niet bewezen dat sprake was van rechtmatig politieoptreden, omdat dit optreden plaatsvond in de woning van verdachte, terwijl de rechtbank niet is overtuigd dat het met een ram de woning van verdachte binnentreden in de gegeven omstandigheden noodzakelijk was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het gepleegde verzet.
t.a.v. het onder 4 tenlastegelegde (geluidshinder).
Zijdens de verdediging is aangevoerd dat verdachte niet kon weten dat hij geluidsnormen overschreed. De rechtbank overweegt hierover dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij met opzet luide muziek heeft aangezet in een kamer aangrenzend aan de slaapkamer van zijn buren om hen terug te pakken, omdat hij op zijn beurt de vorige nacht niet kon slapen vanwege geluidsoverlast door de buren. Gelet op deze verklaring in combinatie met de bevindingen van de politie ter plaatse staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat verdachte op zodanig wijze muziek heeft geproduceerd dat daardoor geluidshinder voor omwonenden werd veroorzaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 11 februari 2010 tot en met 19 februari 2010 te Valkenswaard en Den Haag, J.P. Balkenende (Minister-president) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend een e-mail verstuurd naar het e-mailadres van de politieke partij het CDA met daarin de volgende tekst: "Fuck alle corrupte klootzakken als Balkenenende, Bos, er Dorst, Hirsch-Balin etc. zij zijn slechts aangesteld door ons opperhoofd beatricks. Ik kan haast niet wachten tot ik persoonlijk een paar van die onwaarschijnlijk doorgeslagen psychopathen persoonlijk de nek om mag draaien.", van welke dreigende woorden die J.P. Balkenende op 19 februari 2010 kennis heeft genomen;
2.
in de periode van 14 januari 2010 tot en met 20 januari 2010 te Valkenswaard en Den Haag, opzettelijk beledigend een geschrift, te weten een e-mail, heeft toegezonden aan het e-mailadres van M.I. Hamer, in welke e-mail die Hamer beledigend werd afgeschilderd als: "Achterlijke zeug", zulks terwijl die Hamer op 20 januari 2010 kennis heeft genomen van de inhoud van die e-mail;
4.
op 18 oktober 2009 omstreeks 7.28 uur in de gemeente Valkenswaard buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking heeft gehad op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder werd veroorzaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar luide muziek geproduceerd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
* een gevangenisstraf voor de duur van 197 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest (107 dagen) met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens deze proeftijd houdt aan de voorwaarden die de reclassering stelt.
Ten aanzien van feit 4:
* een geldboete groot € 120,00.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/825026-09:
* omzetting van 2 van de 3 voorwaardelijk opgelegde maanden gevangenisstraf in een werkstraf van 120 uur. Voor het overige deel (1 maand gevangenisstraf) verlenging van de proeftijd met een jaar.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/830761-09:
* verlenging van de proeftijd met een jaar.
Ten aanzien van het beslag:
* verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen computer en 2 geluidsboxen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich begin 2010 schuldig gemaakt aan bedreiging van de toenmalige minister-president J.P. Balkende en belediging van de toenmalige fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid, M. Hamer, door de bewezenverklaarde woorden via een aan hen gerichte e-mail te uiten. Blijkens de verklaring van de daartoe door Balkenende gemachtigde aangever heeft Balkenende zich door deze woorden ernstig bedreigd gevoeld. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de hiervoor genoemde politici heeft bedreigd en beledigd naar aanleiding van hun politieke functie en verantwoordelijkheden. In een democratisch rechtssysteem moeten de minister-president en volksvertegenwoordigers hun werk kunnen doen.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister is gebleken dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Voorts zal de rechtbank bij de strafoplegging in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte heeft de hem in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden op 15 juni 2010 tot aan de zitting van 8 februari 2011 blijkens mededeling van de officier van justitie en van [medewerker reclassering] van de reclassering heel goed nageleefd;
- sedert het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad is inmiddels geruime tijd verstreken, terwijl verdachte in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd;
- uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten waarvan de conclusies hieronder zijn opgenomen blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in (licht) verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Op 25 juni 2010 heeft de GZ-psycholoog drs. (naam psycholoog) een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van de stoornis van Asperger, een aanpassingsstoornis, misbruik van alcohol en misbruik van cannabis. Voornoemde stoornissen waren evenzo aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De ziekelijke stoornis was van invloed op betrokkenes gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, daaruit gedeeltelijk verklaard zou kunnen worden.
Betrokkene wordt voortdurend door het dagelijkse leven overvraagd. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door sociaal-emotionele beperkingen die die voortkomen uit de stoornis van Asperger. Betrokkene reageerde op de stress die daaruit ontstond met angst, depressieve stemmingen, afzetting, verbittering en middelenmisbruik. In deze toestand fixeerde hij de aandacht op (onder meer) de minister president, waarbij ruimte kon ontstaan voor waanachtige achterdocht doordat betrokkene zijn opvattingen en dekbeelden niet toetst aan een normaliserend sociaal netwerk. Bovendien is het voor betrokkene niet goed moegelijk om de emotionele reikwijdte van zijn handelen te doorvoelen. Dat gebeurde in bovengemiddelde mate. Geadviseerd wordt om betroken in reactie tot de tenlastegelegde feiten voor zover die bewezen worden, te beschouwen al licht verminderd toerekeningsvatbaar. De invloed van alcohol was mogelijk geringer dan bij een vergelijkbaar strafbaar feit dat betrokkene in 2008 pleegde, maar dat is niet goed te beoordelen. Voor zover betrokkene bij de actuele ten laste gelegde feiten door alcohol werd beïnvloedt, kan men die invloed enigszins meewegen in de oordeelsvorming omtrent de toerekeningsvatbaarheid omdat het alcoholmisbruik mede is ontstaan en in stand gehouden door stress en als zodanig verbonden met de aanpassingsstoornis. De kans op herhaling wordt vergroot door de stress die betrokkene vanuit zijn stoornis ervaart, door de beperkte mogelijkheden om problemen op te lossen, door het niet goed kunnen doorvoelen van de emotionele reikwijdte van het handelen door middelenmisbruik. Verder heeft betrokkene financiële problemen en voelt zich met zijn beperkingen miskend. De structuur in de levensomstandigheden ontbreekt en betrokkene heeft geen goede daginvulling. De ongunstige factoren in de levensomstandigheden, houden de stres in stand en daarmee ook de angst, de depressieve stemming en de neiging tot middelenmisbruik.
Als het ten laste gelegde bewezen wordt, dan moet men concluderen dat betrokkene recidiveerde terwijl er sprake was van ambulante begeleiding en behandeling die bedoeld waren om dat te voorkomen. Vanuit deze conclusie komt een zwaardere interventie in beeld en kan men denken aan een behandeling die aanvangt in een kliniek waar men vertrouwd is met autisme spectrum stoornissen en met middelenmisbruik. Er is geen hoog beveiligingsniveau aangewezen. Gedacht kan worden aan een FPA. Vanuit die situatie kan dan een traject worden ingezet naar maatschappelijke inbedding, waarbij de aandacht dient uit te gaan naar schuldsanering en het structureren van de levensomstandigheden.
Omdat inmiddels de preventieve hechtenis van betrokkene geschorst is, ontstaan
er echter bedenkingen ten aanzien van een behandelingstraject met een klinisch begin. Immers zou men betrokkene dan weer uit zijn vertrouwde omgeving moeten halen en daarmee zou men angst, onzekerheid en afzetting mobiliseren. Geadviseerd wordt om de zaak voorlopig aan te houden en te bezien of de ambulante begeleiding en behandeling het gewenste effect hebben. Mocht dan over enige tijd ter zitting blijken dat dit niet het geval is, dan kan men alsnog voornoemde klinische behandeling oppakken, waarbij de behandeling veiliggesteld kan worden met een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Op 28 juni 2010 heeft de psychiater (naam psychiater) een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De in dit rapport vermelde conclusie luidt:
"Betrokkene lijdt aan de stoornis van Asperger (een stoornis uit het autistiforme spectrum) en daarnaast mogelijk ook aan een afhankelijkheid van cannabis en alcohol. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien en voor zover bewezen, was er sprake van het bestaan van de stoormis van Asperger en mogelijk ook van een afhankelijkheid van cannabis en alcohol. Daarnaast speelde een opwindingstoestand.
Betrokkene heeft een autistiforme stoomis die het hem moeilijk maakt om adequaat om te gaan met veranderingen en tegenslag en om spanning adequaat te laten afvloeien. Frustratie van zijn wensen en strevingen leidt snel tot opwinding, agitatie en uiteindelijk ook tot agressie, en tot een gevoel dat hij het onverdiende slachtoffer is van onheuse bejegening door anderen. Door een naderende rechtszaak en door de politieke discussie rondom het rapport van de commissie Davids (januari-februari 2010)nam de spanning bij betrokkene dermate toe dat er gesproken kan worden van een opwindingstoestand. Betrokkene kon zijn drang tot het uitageren van zijn boosheid en frustratie nauwelijks nog beheersen en gaf op enig moment aan die drang toe. Niet geheel duidelijk is of alcoholgebruik hier een rol heeft gespeeld (alcohol geeft sneller ontremming). Dit geschiedde in behoorlijke mate.
Geadviseerd wordt om betrokkene op grond van zijn Asperger-problematiek en zijn opwindingstoestand als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het al dan niet bestaan van een alcoholafhankelijkheid en/of een cannabisafhankelijkheid is hierbij buiten beschouwing gelaten.
De opwindingstoestand lijkt op dit moment onder controle, maar kan - eenmaal thuis - snel weer oplaaien. De combinatie van Asperger-problematiek en opwindingstoestand predisponeert in behoorlijke mate tot een recidive. De kans op een recidive wordt beduidend groter wanneer daarbij tevens alcoholgebruik in het spel is.
Voorts heeft betrokkene een slepend juridisch conflict met het UWV, leeft hij financieel boven zijn stand, heeft hij geen dagbesteding en leeft hij in een sociaal isolement. Betrokkene gebruikt hij dagelijks Otrivin neusdruppels, die het gevoel van opwinding kunnen versterken. Alle genoemde factoren en condities werken versterkend op elkaar in.
Wanneer betrokkene's financiële problemen substantieel zouden afnemen, zou de kans op een recidiveren van de opwindingstoestand ook aanmerkelijk afnemen, en daarmee de kans op een recidiveren van het delictgedrag. Dat wil zeggen dat het aanbeveling verdient om betrokkene te stimuleren om zijn woning te verkopen, om een passende huurwoning te zoeken, om zijn financiën nog eens goed onder de loep te nemen en om op te zoek gaan naar een zinvolle, passende dagbesteding. Daarnaast verdient het aanbeveling om het gebruik van alcohol en cannabis te minimaliseren, liefst geheel te staken, om betrokkene's medicatie nog eens onder de loep te nemen en het gebruik van Otrivin-neusdruppels daarbij in elk geval te staken. Een dergelijk omvattend plan van aanpak kan betrokkene onmogelijk
alleen uitvoeren, maar vereist een klinische opname, liefst in een kliniek voor dubbele
diagnoseproblematiek, omdat daar hopelijk voldoende sensitiviteit aanwezig is om een eventueel bij betrokkene bestaande afhankelijkheid van cannabis en/of alcohol op het spoor te komen en tot onder deel van behandeling te maken. Voor wat betreft het juridische kader zou gedacht kunnen worden aan een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, met een maximale proeftijd en met verplicht toezicht door de reclassering."
Op 22 juli 2010 heeft de reclassering een rapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. Uit de inhoud van dit rapport alsmede uit de daarop ter terechtzitting van 8 februari 2011 gegeven toelichting door [medewerker reclassering] (reclasseringswerker) omtrent de meest recente ontwikkelingen, blijkt dat na het aan het licht komen van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en vooral nadat hij hiervoor geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig hebben gewijzigd dat redelijkerwijs aangenomen kan worden dat het gedrag van verdachte zich ten goede zal kunnen keren. Volgens [medewerker reclassering] is verdachte gestopt met het gebruik van softdrugs, gebruikt hij slechts incidenteel alcohol en kan verdachte problemen inmiddels beter loslaten en relativeren. Verder is verdachte coöperatief en heeft hij geen enkele afspraak verzuimd. Om die reden heeft [medewerker reclassering] geadviseerd om door gaan op de ingeslagen weg en de ambulante behandeling via de GGzE zoals deze nu loopt in het kader van de schorsingsvoorwaarden te laten doorlopen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de psycholoog en de psychiater met betrekking tot de aanwezigheid van een psychische stoornis over en maakt deze tot de hare. Zij zal hiermee bij het opleggen van de straf rekening houden. Voorts zal zij wat betreft de adviezen en de gronden waarop zij berusten vooral aansluiting zoeken bij het advies en de toelichting daarop van de heer [medewerker reclassering] omdat hij op de hoogte is van de meeste recente positieve ontwikkelingen.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande en de vrijspraak voor feit 3 een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot de hoogte van de boete overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een groot aantal overtredingen en misdrijven hanteert de politie vaste boetetarieven die zijn vastgelegd in de "Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen". Uit deze richtlijn voor de politie die per feit het tarief van de politietransactie geeft, blijkt dat het transactietarief voor het veroorzaken van geluidshinder
door een particulier € 90,- bedraagt.2 De rechtbank ziet geen aanleiding om dit geval af te wijken van dit tarief, omdat uit het dossier niet blijkt dat aan verdachte op een eerder moment een transactie is aangeboden.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan aan verdachte. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe dat de computer niet vatbaar is voor verbeurdverklaring omdat niet is gebleken dat feit 4 met behulp van dit goed is begaan. De geluidsboxen daarentegen zijn wel vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, maar de rechtbank acht het - gelet op de geringe ernst van de overtreding - onevenredig om naast de opgelegde geldboete als bijkomende straf ook nog de verbeurdverklaring van deze goederen op te leggen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordelingen 01/825026-09 en 01/830761-09.
De vorderingen voldoen aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vorderingen. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de beide vastgestelde proeftijden te verlengen met één jaar. Op die manier kan het contact met de reclassering dat verdachte heeft in het kader van de bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke straf blijven doorlopen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14f, 23, 24c, 27, 57, 266, 285
Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard art. 4.6.
DE UITSPRAAK
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 3 en verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem ook daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven en de overtreding:
T.a.v. feit 1:
bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. feit 2:
eenvoudige belediging
T.a.v. feit 4:
overtreding van artikel 4.6 onder 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening
Valkenswaard
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
* een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 4:
* een geldboete groot € 90,-
* Teruggave in beslag genomen goederen.
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een computer en 2 geluidsboxen aan verdachte.
* Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 29 april 2009, gewezen onder parketnummer 01/825026-09, met één jaar.
* Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbsoch d.d. 5 januari 2010, gewezen onder parketnummer 01/830761-09, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. Ch. Dunnewijk en mr. J.F.M. Pols, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 22 februari 2011.
1 Dit geldt behoudens een aantal uitzonderingen, die hier niet aan de orde zijn.
2 p. 214 van de "Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen 2009". Bron: www.om.nl