ECLI:NL:RBSHE:2011:BP5927

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R 10.436
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tussentijdse beëindiging van de schuldsanering na verzwegen verhuizing en dubbele woonlasten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 februari 2011 uitspraak gedaan over de weigering van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De schuldenaar had bij de aanvang van de regeling een eigen woning en huurde daarnaast een woning, maar had deze verhuizing niet gemeld tijdens de toelatingszitting. Gedurende de schuldsaneringsregeling was de schuldenaar hypotheekrente en aflossingsverplichtingen verschuldigd. Volgens artikel 299 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) werkt de schuldsaneringsregeling niet ten aanzien van vorderingen die door hypotheek op een goed zijn gedekt, tenzij deze niet op dat goed kunnen worden verhaald. De nieuw ontstane schulden werden deels voldaan uit de opbrengst van de woning, en het restant kon niet uit de opbrengst worden verhaald, waardoor de schuldsaneringsregeling wel van toepassing was op deze schulden. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar geen nieuwe schulden had gemaakt in de zin van artikel 350 Fw, en dat de renteverplichtingen die tijdens de schuldsaneringsregeling ontstonden niet verschuldigd waren, omdat de schuldsaneringsregeling daarop van toepassing was.

De rechter-commissaris had eerder geadviseerd om de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder verlening van de schone lei, maar de rechtbank oordeelde dat de benadeling van de schuldeisers door de dubbele woonlasten niet voldoende zwaarwegend was om de regeling tussentijds te beëindigen. De schuldenaar had gedurende zes maanden dubbele woonlasten, maar dit was niet zodanig dat het beëindigen van de regeling gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat als de schuldenaar de dubbele woonlasten had gemeld tijdens de toelatingszitting, dit geen reden zou zijn geweest om zijn verzoek tot schuldsanering af te wijzen. Daarom werd de beëindiging van de schuldsaneringsregeling geweigerd.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
sector civiel recht
insolventienummer: R 10.436
nummer verklaring: VLK1521000085
uitspraakdatum: 25 februari 2011
weigering tussentijdse beëindiging schuldsanering
Bij vonnis van deze rechtbank van 16 augustus 2010 is de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
voorheen handelend onder de naam [X],
destijds gevestigd [adres]
hierna te noemen de schuldenaar.
Procesverloop
De rechter-commissaris heeft bij voordracht van 6 december 2010 geadviseerd de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder verlening van de schone lei.
De behandeling van de voordracht van de rechter-commissaris tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2011. Ter zitting zijn de schuldenaar, diens partner mevrouw [naam] en de bewindvoerder gehoord. Er zijn geen schuldeisers verschenen.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd dat de schuldenaar tijdens de toelatingszitting heeft verzwegen dat hij op 1 maart 2010 is verhuisd naar een huurwoning, terwijl zijn koopwoning nog niet was verkocht. De hypotheekasten zijn gedurende een periode van anderhalf jaar niet betaald, zodat nieuwe schulden zijn ontstaan.
Inhoudelijke beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het navolgende gebleken.
De schuldenaar werd op 16 augustus 2010 toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Op 1 maart 2010 is de schuldenaar verhuisd naar een huurwoning. De koopwoning, waarin de schuldenaar tot dat moment woonde, heeft hij te koop gezet. De woning werd inmiddels verkocht voor een bedrag van € 233.000,--. Naar verwachting resteert na afwikkeling van de verkoop een schuld aan de hypotheekverstrekker ten bedrage van € 102.000,--.
De verplichtingen aan de hypotheekverstrekker hebben ongeveer € 1.100,-- per maand bedragen. De schuldenaar heeft niet aan deze verplichting voldaan gedurende een periode van zes maanden. De huurverplichting bedraagt € 650,--.
Op 12 november 2010 heeft de rechter-commissaris de schuldenaar gehoord. Tijdens het verhoor heeft de schuldenaar verklaard dat hij van de gemeente het advies kreeg de verhuizing niet tijdens de toelatingszitting te melden. Het gevolg hiervan zou volgens de gemeente zijn geweest dat de rechtbank zijn verzoek niet zou kunnen ontvangen, omdat hij zou komen te vallen onder de bevoegdheid van een andere gemeente. Aldus de verklaring van de schuldenaar.
De rechtbank overweegt als volgt.
De schuldsaneringsregeling dient op grond van artikel 350, derde lid, onder d Fw te worden beëindigd, indien de schuldenaar tijdens de regeling bovenmatige schulden doet of laat ontstaan. Het gaat in deze bepaling om schulden ten aanzien waarvan de schuldsanering niet werkt. Dergelijke (nieuwe) schulden moeten door de schuldenaar uit het aan zijn vrij te laten bedrag worden voldaan.
In het onderhavige geval is van nieuwe schulden in de hiervoor bedoelde zin, geen sprake. De schuldenaar is gedurende de schuldsaneringsregeling hypotheekrente en aflossingsverplichtingen verschuldigd geworden. Uit artikel 299, derde lid Fw volgt dat de schuldsaneringsregeling niet werkt ten aanzien van vorderingen, welke door hypotheek op een goed zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op dat goed kunnen worden verhaald. De nieuw ontstane schulden werden (deels) voldaan uit de opbrengst van de woning. Het restant kon niet uit de opbrengst van de woning worden verhaald, zodat ten aanzien daarvan de schuldsaneringsregeling werkt en van een nieuwe schuld in de zin van artikel 350 Fw geen sprake is. Hetzelfde geldt voor de tijdens de schuldsaneringsregeling ontstane renteverplichting, aangezien uit artikel 303 Fw volgt dat over vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, geen rente verschuldigd is.
Een beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid onder d Fw, is derhalve niet aan de orde.
De schuldenaar heeft zijn schuldeisers benadeeld (artikel 350, derde lid, onder e Fw) door gedurende een periode van zes maanden dubbele woonlasten te laten ontstaan. Dit was ten tijde van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet aan de rechtbank bekend. Doordat de hypotheekverplichtingen niet werden voldaan, is de ontstane restschuld hoger geworden. Dit betekent dat de uitkering aan de gezamenlijke schuldeisers lager zal uitvallen.
De hiervoor bedoelde benadeling van de gezamenlijke schuldeisers is echter onvoldoende zwaarwegend om op basis daarvan de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Nu de maandelijkse hypotheekverplichtingen hoger zijn dan de huurverplichtingen, geldt dat de woning van de schuldenaar zo spoedig mogelijk moest worden verkocht en dat hij gehouden was – juist in het belang van zijn schuldeisers – een goedkopere (huur)woning te vinden. Het is daarbij niet steeds te voorkomen dat de schuldenaar enige tijd dubbele woonlasten heeft. De periode van dubbele woonlasten is in het onderhavige geval weliswaar lang geweest, maar niet zodanig lang dat een beëindiging van de schuldsaneringsregeling het gevolg moet zijn.
Indien de schuldenaar tijdens de toelatingszitting de dubbele woonlasten had gemeld, was dit geen reden geweest zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af te wijzen. Van de in artikel 350, derde lid, onder f Fw bedoelde beëindigingsgrond is derhalve geen sprake.
Gelet op vorenstaande is er geen aanleiding de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
Beslissing
De rechtbank:
- weigert de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. P.J. Neijt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.