ECLI:NL:RBSHE:2011:BP6437

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-3361
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake indeling in lotingsklasse voor de opleiding B Mondzorgkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente die zich had aangemeld voor de opleiding B Mondzorgkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen. Eiseres was uitgeloot voor de opleiding en was ingedeeld in lotingsklasse C, terwijl zij van mening was dat zij op basis van haar eindcijfers in klasse A ingedeeld diende te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister ten onrechte het door eiseres overgelegde overzicht van studieresultaten niet als een officiële cijferlijst heeft gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor de door de Minister voorgestane berekening van het gemiddelde eindexamencijfer op basis van de op het diploma vermelde kerntaken. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien. Eiseres werd op basis van haar vijf hoogste cijfers, allen een 8, ingedeeld in klasse A, wat haar directe plaatsing in de opleiding rechtvaardigde. Tevens werd de Minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/3361
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2011
inzake
[eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. K.J. Slump,
tegen
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,
te Groningen,
verweerder,
gemachtigde mr. K.F. Hofstee.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2010 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij uitgeloot is voor de opleiding B Mondzorgkunde (Voltijd) aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voor het studiejaar 2010-2011.
Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 september 20110 door verweerder ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2011, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is of het besluit van 2 september 2010 terecht en op goede gronden is genomen.
2. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft het door haar gevolgde beroepsonderwijs Tandartsassistent bij het ROC te Tilburg met goed gevolg afgelegd. Op 3 juli 2009 heeft zij haar diploma ontvangen. Naar aanleiding van haar aanmelding heeft verweerder eiseres bij brief van 22 juli 2009 bericht dat zij is uitgeloot voor de opleiding B Mondzorgkunde (Voltijd) aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voor het studiejaar 2009-2010. Het door eiseres gemaakte bezwaar is bij besluit van 31 augustus 2009 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres zich wederom voor dezelfde opleiding aangemeld, ditmaal voor het studiejaar 2010-2011. Bij brief van 1 mei 2010 heeft verweerder aan eiseres bericht dat zij op basis van haar vooropleidingsgegevens is ingedeeld in lotingsklasse C. Omdat eiseres van mening is dat zij in klasse A dient te worden ingedeeld, heeft zij bij brief van 12 mei 2010 tegen deze indeling bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 juni 2010 heeft verweerder eiseres bericht dat haar bezwaarschrift niet in behandeling kan worden genomen omdat eiseres voor studiejaar 2010-2011 nog geen formeel besluit van uitloting heeft ontvangen. Pas na ontvangst van het eventuele besluit van uitloting kan eiseres binnen twee weken na dagtekening van dat besluit een bezwaarschrift indienen. Bij besluit van 15 juli 2010 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij (wederom) is uitgeloot voor de opleiding B mondzorgkunde. Bij brief van 19 juli 2010 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Eiseres heeft aangegeven dat zij het niet eens is met indeling in lotingsklasse C. Bij besluit van 2 september 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. In het bestreden besluit en verweerschrift heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat eiseres bij haar diploma geen cijferlijst heeft overgelegd maar een overzicht van haar studieresultaten, hetgeen niet kan worden gekwalificeerd als een officiële cijferlijst behorend bij een diploma. In het geval van eiseres is daarom sprake van een diploma zonder bijbehorende cijferlijst, hetgeen indeling in lotingsklasse C tot gevolg heeft. Subsidiair heeft verweerder aangegeven dat voor zover er op basis van het overzicht studieresultaten wel een gemiddeld eindexamencijfer berekend zou kunnen worden, slechts de cijfers voor de op het diploma vermelde kerntaken de basis kunnen zijn voor de berekening. Het gemiddeld eindexamencijfer zou dan 6,85 zijn, hetgeen een indeling in lotingsklasse D rechtvaardigt. Eiseres is echter op basis van de door haar ingezonden gegevens van haar vooropleiding in lotingsklasse C ingedeeld. Meer subsidiair heeft verweerder zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het examenvak “Assisteren bij tandheelkundige handelingen” is opgesplitst in twee cijfers. Indien uitgegaan wordt van de vijf hoogste cijfers, dienen beide cijfers van dit examenvak samen te worden geteld en als één cijfer te worden meegerekend. Dit zou betekenen dat eiseres uitkomt op een gemiddeld eindexamencijfer van 7,5, hetgeen niet klasse A maar lotingsklasse B rechtvaardigt.
4. Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat zij op 3 juli 2009 haar diploma tandartsassistente heeft behaald aan het ROC Tilburg. Als bewijs daarvan is een diploma afgegeven en een ‘Overzicht studieresultaten opleiding Tandartsassistente’ bestaande uit een lijst van de door eiseres voor het examen behaalde cijfers. Het diploma en bijbehorende cijferlijst zijn op 3 juli 2009 ondertekend door een vertegenwoordiger van de examencommissie, het College van Bestuur en eiseres. Gelet daarop heeft eiseres het recht om op grond van haar eindcijfers te worden ingedeeld in klasse A. Eiseres wijst op artikel 7.57b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) waarin is bepaald hoe de cijfers voor de loting worden gewogen. Tevens blijkt uit de website van de Informatie Beheer Groep (hierna: IBG) en de brief van mevrouw I. Draaisma van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) van 1 juni 2010 dat voor de beoordeling van de resultaten van het MBO een bijzondere regeling geldt. Als sprake is van een diploma met cijferlijst, geldt voor de loting het gemiddelde eindcijfer van de vijf hoogste cijfers. Omdat op de cijferlijst van eiseres vijf achten staan dient eiseres naar haar mening ingedeeld te worden in klasse A. Niet gemotiveerd is waarom het ‘Overzicht studieresultaten opleiding Tandartsassistente’ niet geldt als een cijferlijst. Eiseres wijst erop dat in de relevante artikelen van de WHW of in andere regelingen geen vormvereisten worden gesteld aan een cijferlijst. Ter ondersteuning van haar standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van 20 augustus 2010 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, kenmerk LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BN4493" target="_blank" >BN4493</a>. Als verweerder de juistheid van de cijferlijst in twijfel trekt, had zij onderzoek moeten doen naar de cijferlijst. Temeer nu de cijferlijst van de zus van eiseres, die exact dezelfde opleiding in de avonduren heeft gedaan, wel heeft meegewogen. Eiseres verwijst hiervoor naar de uitspraak van 3 september 2010 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BN6013" target="_blank" >BN6013</a>. Ondanks bovengenoemde feiten heeft verweerder geen hoorzitting gehouden. Het besluit is daarom op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Voorts geeft verweerder geen inzicht in de feiten waarop zij zich baseert, welke belangen zij bij de besluitvorming heeft meegewogen en hoe zij tot een afweging is gekomen. Verweerder is bekend met het feit dat zij de examenresultaten van dezelfde opleiding van twee zussen uit eenzelfde gezin op verschillende wijze heeft gewogen. Verweerder handelt daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5. Het wettelijk kader is als volgt.
6. Ingevolge artikel 7.57b, eerste lid, van de WHW deelt Onze minister degenen die op grond van artikel 7.24, eerste of tweede lid, inschrijving verlangen voor een opleiding, aan de hand van het behaalde gemiddelde eindexamencijfer in vijf klassen in.
Volgens het tweede lid hebben de in het eerste lid bedoelde klassen als grenzen:
a. hoger dan of gelijk aan 8,
b. lager dan 8 maar hoger dan of gelijk aan 7,5,
c. lager dan 7,5 maar hoger dan of gelijk aan 7,
d. lager dan 7 maar hoger dan of gelijk aan 6,5 en
e. lager dan 6,5.
De klassen b tot en met e worden aangeduid als lotingsklassen.
7. De wijze van indeling in de klassen, bedoeld in het tweede lid, van degenen die een onderwijsvorm hebben afgerond waaraan geen cijferlijst is verbonden, wordt geregeld in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.57a, vierde lid, van de WHW.
Op grond van artikel 7.57f van de WHW is de aankomend student verplicht een bewijs in te sturen waaruit blijkt dat aan de vooropleidingseisen wordt voldaan.
8. Deze eis is uitgewerkt in de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs (hierna: de Regeling).
Ingevolge de begripsbepalingen, met name artikel 1, onder m, van de Regeling wordt onder cijferlijst begrepen: een cijferlijst, behorend bij het diploma.
Volgens artikel 7 van de Regeling moet voor 23 juni de aangemelde student een gewaarmerkt afschrift van zijn cijferlijst of van zijn getuigschrift aan DUO overleggen.
Volgens artikel 13 van de Regeling wordt het gemiddelde eindexamencijfer, bedoeld in artikel 7.57b, eerste en tweede lid, van de wet, van een gegadigde met een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder d en e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WED) of met een MBO-diploma berekend uit de combinatie van vijf cijfers van de cijferlijst die het hoogste gemiddelde oplevert.
9. Ten aanzien van verweerders standpunt dat het door eiseres overgelegde overzicht studieresultaten niet kan gekwalificeerd worden als een officiële cijferlijst behorend bij een diploma, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de begripsbepaling van artikel 1, onder m, van de Regeling blijkt niet dat een cijferlijst aan een bepaald vormvereiste gebonden is. Het gaat (slechts) om een cijferlijst behorend bij het diploma. Zowel het aan eiseres uitgereikte diploma als de door haar overgelegde studieresultatenlijst zijn afgegeven op 3 juli 2009 en ondertekend door de examencommissie, het College van Bestuur en eiseres. Op het diploma staat vermeld dat eiseres het beroepsonderwijs Tandartsassistente heeft gevolgd en dat ze het examen met goed gevolg heeft afgelegd. Op de aanhef van het overzicht staat vermeld dat het gaat om de studieresultaten opleiding Tandartsassistente. Op het overzicht studieresultaten staan de codes en titels van de examenvakken genoemd met de daarbij behorende resultaten. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank afdoende dat het overzicht studieresultaten een officiële lijst is behorend bij het diploma. Dat de school de lijst ”studieresultatenlijst” heeft genoemd, doet daar niet aan af. Een andere cijferlijst is, zoals eiseres onweersproken heeft gesteld, immers niet door de school verstrekt. Verweerders enkele verwijzing naar de Regeling modellen diploma’s van 10 juni 2008 maakt dit niet anders nu verweerder niet heeft onderbouwd aan welke voorschriften de door eiseres overgelegde lijst niet zou voldoen. Bovendien wordt in zowel de WHW als de Regeling nergens verwezen naar de Regeling modellen diploma’s. Nu laatstgenoemde regeling zich tot scholen richt en niet tot eiseres, kan deze niet aan eiseres worden tegengeworpen. Het standpunt van verweerder wordt dan ook niet gevolgd.
10. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van verweerder dat slechts de cijfers voor de op het diploma vermelde kerntaken de basis kunnen zijn voor de berekening van het gemiddelde eindexamencijfer, overweegt de rechtbank als volgt. In de WED, de WHW of in de Regeling is geen grondslag te vinden voor de door verweerder voorgestane berekening van een gemiddelde eindexamencijfer op basis van de op het diploma vermelde kerntaken. Blijkens artikel 13, tweede lid, van de Regeling wordt immers van een gegadigde met een MBO-diploma het gemiddelde eindexamencijfer berekend uit de combinatie van vijf cijfers van de cijferlijst die het hoogste gemiddelde oplevert. Dit standpunt van verweerder wordt derhalve evenmin gevolgd.
11. Ter zitting heeft verweerder, meer subsidiair, het standpunt ingenomen dat, indien wordt uitgegaan van de vijf hoogste cijfers, het gemiddelde van de eindexamencijfers gegeven voor de examenvakken “Assisteren bij tandheelkundige handelingen TH” en “Assisteren bij tandheelkundige handelingen BPV” dient te worden genomen omdat deze vakken als één vak moeten worden beschouwd.
De rechtbank acht dit standpunt niet onderbouwd. Daarbij zijn noch in de Regeling, noch in de nota van toelichting (gepubliceerd op 7 april 2009 in Staatscourant 2009, nr. 67) aanknopingspunten te vinden voor verweerders standpunt.
Tevens verwijst de rechtbank naar artikel 13, eerste lid, van de Regeling waarin expliciet is aangegeven hoe het gemiddelde eindexamencijfer voor het voortgezet wetenschappelijk onderwijs, het hoger algemeen voortgezet onderwijs, het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs moet worden opgebouwd. Ten aanzien van het in dit geding van toepassing zijnde artikel 13, tweede lid, van de Regeling ontbreekt een uitwerking over de berekening van het gemiddelde eindexamencijfer. De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever in dit artikelonderdeel kennelijk enkel heeft beoogd dat bij een MBO-diploma de vijf cijfers van de cijferlijst die het hoogste gemiddelde opleveren dienen te worden genomen.
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Hetgeen door eiseres overigens nog is aangevoerd behoeft dan ook geen verdere bespreking.
13. De rechtbank ziet in het kader van finale geschillenbeslechting aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuurecht (Awb), zelf in de zaak te voorzien. Nu eiseres ter zitting heeft aangegeven dat het thans niet meer mogelijk is in het studiejaar 2010-2011 in te stromen, zal de rechtbank het primaire besluit herroepen en bepalen dat eiseres op grond van de combinatie van de vijf hoogste cijfers, alle een 8, van haar cijferlijst moet worden ingedeeld in klasse A, hetgeen op grond van artikel 7.57b, tweede lid, van de WHW een directe plaatsing geeft op de door haar gekozen opleiding.
14. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
- 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
- 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
- waarde per punt € 437,00;
- wegingsfactor 1.
15. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 150,00 dient te vergoeden.
16. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 2 september 2010;
- herroept het besluit van 15 juli 2010;
- bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast verweerder aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad € 150,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00, te voldoen aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. M.L.P. van Cruchten als rechter in tegenwoordigheid van B.C.T. Rabou-Coort LLB als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011.
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. </i>
Afschrift verzonden: