ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ0071

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RK 10/1554 ( 01/839458-08)
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 89 Sv aan gewezen verdachte na voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 maart 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoekster die in voorlopige hechtenis heeft gezeten van 4 november 2008 tot en met 3 januari 2009. Het verzoek betreft een geldelijke tegemoetkoming voor de schade die verzoekster heeft geleden door de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, waardoor verzoekster recht heeft op een schadevergoeding volgens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.

De officier van justitie heeft als primair standpunt naar voren gebracht dat verzoekster een vergoeding van € 25,-- per dag zou moeten ontvangen, omdat haar belangen nauwelijks geschaad zouden zijn door de voorlopige hechtenis. Subsidiair werd gesteld dat, gezien het feit dat verzoekster dakloos was, slechts de helft van de forfaitaire vergoeding zou moeten worden toegekend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schade die verzoekster heeft geleden niet significant afwijkt van die van een gemiddelde verdachte en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de standaardvergoeding rechtvaardigen.

De rechtbank heeft besloten om verzoekster de forfaitaire bedragen toe te kennen voor de dagen die zij in detentie heeft doorgebracht. De standaardvergoeding voor dagen in beperkingen is vastgesteld op € 105,-- en voor dagen in voorlopige hechtenis op € 80,--. Uiteindelijk is aan verzoekster een bedrag van € 7895,-- toegekend, gebaseerd op het aantal dagen dat zij in detentie heeft doorgebracht, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in acht heeft genomen. De beslissing is genomen in openbare raadkamer en is ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839458-08
Kenmerk: 10/1554
Beslissing ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering
Deze beslissing heeft betrekking op een op 23 september 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift, als bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende [adres], [woonplaats],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. M. Hendriks,
Postbus 167, 5680 AD Best.
Inleiding.
Het verzoekschrift strekt in eerste instantie tot toekenning van een geldelijke tegemoetkoming ten laste van de staatskas terzake de door verzoekster ondergane verzekering en voorlopige hechtenis van 4 november 2008 tot en met 3 januari 2009 op verdenking van overtreding van artikel 287/289 van het Wetboek van Strafrecht.
In raadkamer heeft de raadsvrouwe van verzoekster aangegeven dat de geldelijke tegemoetkoming wordt verzocht voor schade tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis van 4 november 2008 tot en met 23 januari 2009.
De rechter heeft kennis genomen van het strafdossier met bovenstaand parketnummer. In dit dossier bevindt zich een brief van de officier van justitie d.d. 24 juni 2010 waarbij deze aan de raadsvrouwe van verzoekster heeft medegedeeld dat zij besloten heeft verzoeker ter zake van het feit, waarvoor de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft plaatsgevonden, niet verder te vervolgen.
De rechter heeft kennisgenomen van de betrekkelijke stukken en van hetgeen door en namens verzoekster alsmede door de officier van justitie in openbare raadkamer van 4 maart 2011 naar voren is gebracht.
De beoordeling.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na beëindiging van de onderhavige strafzaak.
De rechter constateert dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor het kunnen toekennen van een vergoeding als verzocht.
Verzoekster wenst in eerste instantie een vergoeding van € 15.000,-- (60 dagen x € 250,--) voor de tijd die zij in detentie heeft doorgebracht. In raadkamer wordt het verzoek door de raadsvrouwe bijgesteld in die zin dat verzoekster een vergoeding van € 7895,-- vraagt voor de in detentie doorgebrachte periode. Verzoekster wenst voor de 63 dagen die zij in beperkingen heeft doorgebracht de forfaitaire vergoeding van € 105,-- per dag en voor de overige 16 dagen die zij gedetineerd heeft gezeten de forfaitaire vergoeding van € 80,-- per dag.
De officier van justitie brengt als primair standpunt naar voren dat het billijk is verzoekster een vergoeding van € 25,-- per dag voor het ondergaan van beperkingen toe te kennen omdat gesteld zou kunnen worden dat de belangen van verzoekster in principe nauwelijks zijn geschaad door het uitzitten van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak nu zij anders diezelfde voorlopige hechtenis, maar dan zonder beperkingen, had moeten uitzitten in een andere zaak.
De officier van justitie geeft als subsidiair standpunt aan dat, gelet op het feit dat verzoekster geen eigen woning had en dakloos was, de helft van de forfaitaire vergoeding dient te worden toegekend. Volgens de officier van justitie heeft verzoekster een geringere materiële schade geleden dan de gemiddelde gewezen verdachte.
De rechtbank is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van oordeel dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding.
Ten aanzien van het primaire standpunt van de officier van justitie merkt de rechtbank op dat de rechtbank het billijk acht bij de beslissing tot het al dan niet toekennen van een schadevergoeding alleen de betreffende zaak te betrekken en niet eventuele andere zaken en/of scenario's mee te laten wegen. Verzoekster heeft voor de onderhavige zaak met voormeld parketnummer in verzekering en voorlopige hechtenis gezeten en daardoor schade geleden.
De rechtbank is ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de officier van justitie van oordeel dat alleen ingeval van bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de standaardtarieven. De rechtbank oordeelt dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden. Het feit dat verzoekster geen woning en geen werk had op het moment dat zij in verzekering werd gesteld betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de door haar geleden schade zoveel afwijkt van de schade die een gemiddelde verdachte door ondergane detentie lijdt, dat in haar nadeel van de forfaitaire vergoeding moet worden afgeweken. Daarbij weegt de rechtbank mee dat die vergoeding voor een belangrijk deel ziet op de immateriële schade door vrijheidsbeneming1.
De rechtbank acht het, gelet op alle omstandigheden, billijk verzoekster de forfaitaire bedragen toe te kennen voor de dagen die zij in detentie al dan niet in beperkingen heeft doorgebracht. De standaardvergoeding voor elke dag die in beperkingen en/of in een politiecel wordt doorgebracht is € 105,-- en de standaardvergoeding voor elke dag die in voorlopige hechtenis anders dan in een politiecel wordt doorgebracht is € 80,--.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge deze bepaling wordt onder één dag verstaan een tijd van vierentwintig uren. Dit brengt mee dat de dag van de invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eerste dag van de inverzekeringstelling wordt echter altijd naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Een en ander betekent dat aan verzoekster zal worden toegekend een bedrag van € 7895,--(zijnde 63 x € 105,-- en 16 x € 80,--).
Bij de beslissing is gelet de artikelen 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING.
De rechter:
Kent aan [verzoeker] voornoemd een vergoeding toe uit 's Rijkskas ten bedrage van € 7895,-- (zegge: zevenduizendachthonderdvijfennegentig euro).
Deze beslissing is gegeven door:
mr. J.F.M. Pols, rechter,
in tegenwoordigheid van W. Kort-van Welzen, griffier
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 4 maart 2011.
De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing en gelast de griffier van deze rechtbank om € 7895,-- (zegge: zevenduizendachthonderdvijfennegentig euro) uit te betalen aan [verzoeker] op de derdenrekening van Van Helvoort Van de Meulengraaf advocatuur en notariaat te Best op rekeningnummer 10.84.72.027 .
Dit bevel is gegeven door mr. J.F.M. Pols, voornoemd op
1 Zie ook A.M. van Woensel in Handboek strafzaken § 82.3.2a. Zie omtrent het karakter van de forfaitaire vergoeding ook H. Peters, Schadevergoeding voor gewezen verdachten, 2008, p. 17. De rechtbank oordeelt hiermee in afwijking van de door de officier van justitie aangehaalde uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 augustus 2009, LJN BJ6476.
??
??
5
Parketnummer: 01/839458-08
RK-nummer: 10/1554
[verzoeker]