ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ5109

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
746116
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en toekenning van een vergoeding wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 16 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoeker, een werknemer die sinds 1983 in dienst was bij de rechtsvoorganger van Ricoh Nederland B.V., en zijn werkgever, Ricoh. Verzoeker had zich in september 2009 ziek gemeld met een burnout, veroorzaakt door langdurige werkbelasting. Ondanks dat de arbo arts hem na enkele maanden geschikt achtte voor re-integratiewerkzaamheden, vond verzoeker de aangeboden werkzaamheden niet passend. De werkgever heeft meerdere keren een deskundigenoordeel van het UWV aangevraagd, maar deze oordelen wezen uit dat Ricoh niet aan zijn re-integratieverplichtingen had voldaan. Na een mislukte mediation heeft verzoeker ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, met een verzoek om een vergoeding met de correctiefactor C=2,5. De kantonrechter oordeelde dat Ricoh onvoldoende re-integratie-inspanningen had geleverd en dat de aangeboden werkzaamheden niet passend waren. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 15 juni 2011 en een vergoeding van € 383.680,-- toegekend aan verzoeker, te betalen binnen 21 dagen na de beschikking. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer : 746116
EJ verz. : 11-1121
Uitspraak : 16 mei 2011.
in de zaak van:
[Verzoeker]
wonende te [adres],
verzoeker,
gemachtigde: mr. H.F. Demper,
t e g e n :
de besloten vennootschap RICOH NEDERLAND B.V.
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
verweerster,
gemachtigde: mr. C. Staudt-Bos.
1. De procedure
Het op 8 maart 2011 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, ingekomen verzoekschrift strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, welke in het vervolg zullen worden aangeduid als "[verzoeker]" en "Ricoh".
Zijdens Ricoh is een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2011, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden. Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding
2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verzoeker] is sedert 1 juli 1983 in dienst van (rechtsvoorgangers van) Ricoh, laatstelijk als Supervisor Technical Services, tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 4.241,86 per maand. [verzoeker] is thans 57 jaar oud.
2.2. [verzoeker] grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
2.4. Ricoh heeft tegen het verzoek verweer gevoerd.
2.5. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd zal, voor zover nodig, bij de overwegingen worden weergegeven.
3. De beoordeling
3.1. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.2. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel niet gemotiveerd betwist het volgende vast.
Op 16 september 2009 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. De door de bedrijfsarts ingeschakelde organisatie HSK Groep heeft een burnout geconstateerd als gevolg van een langdurige belasting op het werk.
[verzoeker] is door de bedrijfsarts op 11 november 2009 geschikt geacht om per 23 november 2009 werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie te gaan verrichten voor 3x3 uur, waarbij de navolgende beperkingen gelden:
* geen grote concentratievereisten
* niet werken onder tijds/werkdruk
* geen piekbelasting
* niet werken in een omgeving met veel externe prikkels.
Op 16 december 2009 wordt [verzoeker] ervan op de hoogte gesteld dat Ricoh tezamen met de bedrijfsarts van oordeel is dat hij als passende werkzaamheden OFI 's (klachten) dient te gaan behandelen. [verzoeker] begint daarmee op
18 december 2011. Bij mail van 23 december 2011 aan Ricoh schrijft [verzoeker] dat hij uit jarenlange ervaring weet dat de vervangende werkzaamheden niet vrij zijn van stress en dat je bij een eventuele discussie met de klant je jezelf uitermate moet concentreren. Ook is aan de OFI's een deadline gesteld zodat er ook sprake is van tijdsdruk. Daar de werkzaamheden in een kantoor met meerdere gebruikers plaatsvinden waar mensen in en uit lopen en er telefoons afgaan is de werkplek niet vrij van veel externe prikkels. In het formulier Bijstelling plan van aanpak WIA d.d. 7 januari 2010, dat door werkgever en werknemer is ondertekend staat: "aangepaste werkzaamheden die waren voorgesteld waren niet passend voor de re-integratie. ( ...) samen met [X] kijken naar andere werkzaamheden in aangepaste vorm voorstel carstocklijsten controleren". In een interne mail van Ricoh d.d. 17 februari 2010 staat dat [verzoeker] inmiddels 5 dagen van drie uur werkt en dat hij op het oog opgewekt is. Verder staat er dat [verzoeker] de week daarna samen met [X] gaat zitten om het OFI traject te bekijken. Daarna zal hij de landelijke klachten in eerste instantie gaan coördineren en later, zo mogelijk, zelfstandig oplossen.
Diezelfde dag wordt aan [verzoeker] gemaild dat er op dat moment geen passend vervangend werk voor hem is en dat hij, zodra [X] terug is van verlof, zal worden uitgenodigd voor een uitleg over het OFI klachtenregistratieproces. Voorgesteld wordt dat [verzoeker] tot dan thuis blijft.
1 maart 2010 schrijft de bedrijfsarts aan Ricoh: "Op 1 maart heeft de heer [verzoeker] mijn spreekuur bezocht. Het gaat redelijk met betrokkene. Hij heeft nog deskundige begeleiding. Momenteel verricht hij 15 uur per week passende werkzaamheden. Conform eerdere afspraak (...) kan hij deze werkzaamheden tweewekelijks uitbreiden met 3 uur per week: (...). Over 5-6 weken wordt uw medewerker ingepland voor een spreekuur bij ondergetekende (...)."
Dezelfde bedrijfsarts schrijft twee dagen later aan Ricoh: "Van de HR manager heb ik begrepen dat de huidige (tijdelijke) re-integratiewerkzaamheden van dhr. [verzoeker] op korte termijn stoppen. Ik acht hem echter niet in staat om zijn eigen dan wel andere passende werkzaamheden bij Ricoh te verrichten. Heb dit heden met dhr. [verzoeker] telefonisch besproken, hij kan zich hierin vinden. Zodoende adviseer ik om een spoor 2 traject in te zetten." De op advies van Ricoh door [verzoeker] ingeschakelde advocaat schrijft op 23 april 2010 onder andere dat de keuze voor een spoor 2 traject veel te vroeg komt. Voor het oordeel dat [verzoeker] na een re-integratieperiode niet zou kunnen terugkeren in zijn eigen functie treft de advocaat geen onderbouwing aan in het dossier. Hij deelt mede dat zijn cliënt wenst dat de re-integratie opnieuw wordt opgepakt, waarbij het einddoel is dat Verhoven terug keert naar zijn eigen functie.
Bij email van 23 april 2010 schrijft de bedrijfsarts aan Ricoh dat hij van mening is dat [verzoeker] om medische redenen niet in staat is en niet meer zal zijn om in zijn eigen dan wel andere werkzaamheden binnen Ricoh te re-integreren.
Ricoh heeft op 26 maart 2010, op 30 juni 2010 en op 21 december 2010 aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd. Op 23 april 2010 schrijft het UWV dat ze geen deskundigenoordeel kunnen geven en dat de werknemer nog geen werk kan doen in een ander bedrijf c.q. dat de werkgever nog niet spoor 2 kan starten alvorens spoor 1 beargumenteerd is afgerond. Op 31 augustus 2010 schrijft het UWV dat de re-integratie-inspanningen van Ricoh tot dat moment onvoldoende zijn geweest en op 25 januari 2011 schrijf het UWV wederom dat de re-integratie-inspanningen van Ricoh niet voldoende zijn geweest.
Namens [verzoeker] schrijft zijn advocaat op 12 juli 2010 dat [verzoeker] zich redelijk hersteld voelt en dat hij zijn werk wil hervatten. Het oordeel van de bedrijfsarts dat hij in zijn eigen werk bij Ricoh om medische redenen niet kan terugkeren is voor [verzoeker] onbegrijpelijk, te minder daar dat oordeel niet wordt onderbouwd.
[verzoeker] heeft, zoals door de bedrijfsarts is erkend, vanaf medio 2010 bij de bedrijfsarts aangegeven dat hij niet meer ziek is.
De gemachtigde van [verzoeker] herhaalt in zijn brief van 17 augustus 2010 dat [verzoeker] zich hersteld voelt en dat hij zich verweert tegen de stelling dat hij niet hersteld is voor werkzaamheden bij Ricoh: "Cliënt is - reeds op 12 mei 2010 - niet langer arbeidsongeschikt voor zijn eigen werkzaamheden. Dat hem vanaf die datum geen eigen werkzaamheden zijn aangeboden dient voor rekening van Ricoh te blijven."
Bij email aan mevrouw Bonke werkzaam bij Ricoh d.d. 21-12-2010 schrijft [verzoeker]: "Een en ander verandert niets aan het feit dat ik mij, ondanks de mening van de bedrijfsarts, gewoon weer in staat acht om mijn werkzaamheden te hervatten. Het oordeel van de bedrijfsarts kon ik volgen aan het begin van dit jaar, maar sinds toen is mijn eigen herstel volledig, tenminste zo voel ik dat. (...) Ondanks de mislukte mediation wil ik nog steeds graag mijn baan terug en weer werken voor mijn geld. Gewoon bij Ricoh dus. Aan die hervatting stel ik verder geen enkele voorwaarde. (...)".
Bij brief van 3 februari 2011 schrijft de gemachtigde van [verzoeker] - opnieuw - dat zijn cliënt zijn werkzaamheden wenst te hervatten en dat hij hiervoor een oproep verwacht. De gemachtigde voegt daaraan toe "Mocht een oproep uitblijven, dan acht ik mij, nadat 14 dagen na verzending van deze brief zijn verstreken, vrij uw cliënte namens cliënt in kort geding te dagvaarden teneinde de voorzieningenrechter een beslissing te laten nemen over werkhervatting." In reactie daarop schrijft de gemachtigde van Ricoh dat haar cliënte niet zomaar [verzoeker] kan tewerkstellen, omdat Ricoh wil voorkomen dat zij op enige wijze aansprakelijk kan worden gesteld door [verzoeker] werkzaamheden te laten verrichten terwijl achteraf alsdan zal blijken dat [verzoeker] daartoe in het geheel niet in staat was. Ricoh zal daarom eerst een FML (functionele mogelijkhedenlijst) laten opstellen en zal vervolgens aan de hand van die FML beoordelen of [verzoeker] inderdaad bij Ricoh werkzaamheden kan verrichten. Op 22 en 23 februari 2011 worden twee FML's aan Ricoh en [verzoeker] gestuurd, waarna de gemachtigde van Ricoh op 2 maart 2011 laat weten dat [verzoeker] zijn werkzaamheden weer kan verrichten, in 's-Hertogenbosch. De gemachtigde van Ricoh merkt daarbij het volgende op: "Ik wil daarbij nog wel de opmerking maken dat cliënte zeer huiverig is voor het tewerkstellen van uw cliënt, zeker nu zij niet het risico wil lopen dat uw cliënt weer arbeidsongeschikt wordt. Echter gezien de opstelling van uw cliënt en zijn overtuiging dat hij binnen de organisatie van cliënte werkzaam kan blijven zijn, heeft cliënte dit in overweging genomen. Wel verzoekt cliënte uw cliënt zich bewust te zijn van deze keuze. Cliënte zal uw cliënt arbeidsgeschikt melden."
Op 8 maart 2011 is het verzoekschrift van [verzoeker] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontvangen.
3.3. Gelet op al het voorgaande en het verhandelde ter zitting, is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van verandering van de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen.
3.4. Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [verzoeker] ten laste van Ricoh een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag. Daarbij is van belang of van de opgetreden veranderingen in de omstandigheden, en met name van het verstoord raken van de arbeidsverhouding, aan [verzoeker] een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat de gevolgen van het verlies van de dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening moeten worden gelaten, dan wel of aan Ricoh een verwijt daarvan moet worden gemaakt.
3.4.1. Nu de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] in ieder geval voor een deel veroorzaakt is door het werk, had het op de weg van Ricoh gelegen om tot een gedegen re-integratie van [verzoeker] te komen. Daarvan is geen sprake. De in eerste instantie aan [verzoeker] aangeboden werkzaamheden waren niet passend. De vervolgens aangeboden werkzaamheden waren onvoldoende om [verzoeker], gedurende het aantal uren waarin hij volgens de arbo-arts kon re-integreren, aan het werk te houden. Vervolgens zijn aan [verzoeker] geen werkzaamheden meer aangeboden. De door [verzoeker] geopperde werkzaamheden, bijvoorbeeld die van field engineer, worden aan hem niet aangeboden. De kantonrechter merkt daarbij op dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen een voor [verzoeker] passende (andere) functie en re-integratiewerkzaamheden. Dat in een organisatie als Ricoh met 1500 medewerkers, waarvan een deel niet vanuit het hoofdkantoor in 's-Hertogenbosch werkt, maar vanaf de woonplaats (zoals ter zitting medegedeeld geldt dat laatste onder andere voor de technische teams) geen werkzaamheden te vinden zouden zijn die [verzoeker] ter re-integratie zou kunnen verrichten, is door Ricoh niet onderbouwd en is ook zeer onwaarschijnlijk.
3.4.2. Daar waar de bedrijfsarts van het ene op het andere moment tot het oordeel kwam dat [verzoeker] niet meer bij Ricoh werkzaam kon zijn, zonder dat hij deze wijziging van inzicht motiveerde, mocht Ricoh niet op de juistheid van dat oordeel afgaan. Het advies van het UWV, zoals dat staat in het eerste deskundigenoordeel van 23 april 2010 om onder andere in het AD onderzoek op te nemen een duidelijke ziekte oorzaak is - zonder enige motivering - door Ricoh niet opgevolgd. Ook het derde deskundigenoordeel van het UWV waarin het UWV schrijft dat de bedrijfsarts terugkeer naar Ricoh voor [verzoeker] ziekmakend acht, maar dat niet duidelijk is waarom, was kennelijk geen aanleiding voor Ricoh om nader onderzoek in te stellen naar de tournure van de bedrijfsarts op 3 maart 2010.
3.4.3. Dat [verzoeker] van het begin af uit is geweest op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, is door Ricoh op geen enkele wijze onderbouwd. Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] na de overname moeite had met de nieuwe organisatie. Kennelijk was met name de opdracht aan de technisch medewerkers om enige commerciële targets te halen een wijziging in de werkzaamheden die hem moeilijk viel. Ter zitting heeft Ricoh echter verklaard dat [verzoeker] met zijn team de gestelde commerciële targets steeds heeft gehaald. Hoewel [verzoeker], terecht zoals later is gebleken, bezwaar maakte tegen de door hem te verrichten re-integratiewerkzaamheden, is hij deze toch komen verrichten. Zoals uit het hiervoor aangehaalde mail bericht van 17 februari 2010 blijkt, deed hij dat ook blijmoedig. Uit andere correspondentie blijkt dat [verzoeker] steeds weer heeft aangegeven bij Ricoh te willen (blijven) werken. Ricoh heeft geen enkel feit of omstandigheid gesteld die tot een ander oordeel kan leiden, terwijl daarvan ook overigens niet is gebleken.
3.4.4. Ricoh heeft [verzoeker], ondanks zijn aanbod weer te gaan hervatten in zijn eigen functie, niet daartoe in staat gesteld. Ricoh heeft de functie van [verzoeker] aanvankelijk door iemand laten waarnemen, maar heeft deze waarnemer, al ongeveer een half jaar nadat [verzoeker] was uitgevallen, in deze functie benoemd. Dat [verzoeker], toen hij zich eenmaal voldoende hersteld achtte niet op eigen initiatief weer in zijn eigen functie kon gaan werken was dus door Ricoh veroorzaakt.
3.4.5. Niet valt in te zien, en Ricoh heeft dienaangaande ook niet concreet stappen geopperd, wat [verzoeker] meer dan hij gedaan heeft, had moeten doen om te kunnen hervatten bij Ricoh. Dat er, zoals het UWV stelt, inmiddels sprake was van een arbeidsconflict, zoals blijkt uit de hiervoor opgesomde feiten, is geheel en al aan Ricoh te wijten. Gelet op deze feiten waaronder zeker ook de geciteerde mededeling in de brief van 2 maart 2011, acht de kantonrechter de wijziging in de omstandigheden geheel en al aan Ricoh te wijten.
Er zijn derhalve termen aanwezig om aan [verzoeker] een, ten laste van Ricoh komende, vergoeding toe te kennen. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding wordt, op basis van de kantonrechtersformule, rekening gehouden met de duur van het dienstverband, de leeftijd van [verzoeker] en het door hem laatstelijk genoten salaris. Er wordt geen rekening gehouden met de bonustoeslag omdat deze, zoals uit de stukken blijkt, prestatieafhankelijk is.
In verband met al hetgeen hiervoor is overwogen wordt de correctiefactor in de kantonrechtersformule, conform het verzoek, op 2,5 gesteld.
De vergoeding zal mitsdien worden vastgesteld op een afgerond brutobedrag van € 383.680,--. Daarbij zal worden bepaald dat deze vergoeding op een door [verzoeker] aan te geven fiscaal toelaatbare wijze betaald dient te worden binnen 21 dagen na deze beschikking.
Gelet op het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden en aan [verzoeker] een vergoeding als voornoemd toe te kennen, zal [verzoeker] eerst nog in de gelegenheid worden gesteld zijn verzoek desgewenst in te trekken.
Zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten te compenseren.
4. De beslissing
De kantonrechter:
stelt [verzoeker] tot en met 1 juni 2011 in de gelegenheid zijn verzoek in te trekken door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch;
compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
beslist, voor het geval [verzoeker] haar verzoek handhaaft, thans reeds als volgt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 juni 2011;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Ricoh een vergoeding toe van € 383.680,-- bruto, te betalen op een door [verzoeker] aan te geven fiscaal toelaatbare wijze, binnen 21 dagen na heden;
- en veroordeelt Ricoh, voor zoveel nodig, tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker].
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2011 door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter te 's-Hertogenbosch, in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: 746116, rolnr. 11-1121 blad 6
beschikking