3.2. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel niet gemotiveerd betwist het volgende vast.
Op 16 september 2009 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. De door de bedrijfsarts ingeschakelde organisatie HSK Groep heeft een burnout geconstateerd als gevolg van een langdurige belasting op het werk.
[verzoeker] is door de bedrijfsarts op 11 november 2009 geschikt geacht om per 23 november 2009 werkzaamheden in het kader van zijn re-integratie te gaan verrichten voor 3x3 uur, waarbij de navolgende beperkingen gelden:
* geen grote concentratievereisten
* niet werken onder tijds/werkdruk
* geen piekbelasting
* niet werken in een omgeving met veel externe prikkels.
Op 16 december 2009 wordt [verzoeker] ervan op de hoogte gesteld dat Ricoh tezamen met de bedrijfsarts van oordeel is dat hij als passende werkzaamheden OFI 's (klachten) dient te gaan behandelen. [verzoeker] begint daarmee op
18 december 2011. Bij mail van 23 december 2011 aan Ricoh schrijft [verzoeker] dat hij uit jarenlange ervaring weet dat de vervangende werkzaamheden niet vrij zijn van stress en dat je bij een eventuele discussie met de klant je jezelf uitermate moet concentreren. Ook is aan de OFI's een deadline gesteld zodat er ook sprake is van tijdsdruk. Daar de werkzaamheden in een kantoor met meerdere gebruikers plaatsvinden waar mensen in en uit lopen en er telefoons afgaan is de werkplek niet vrij van veel externe prikkels. In het formulier Bijstelling plan van aanpak WIA d.d. 7 januari 2010, dat door werkgever en werknemer is ondertekend staat: "aangepaste werkzaamheden die waren voorgesteld waren niet passend voor de re-integratie. ( ...) samen met [X] kijken naar andere werkzaamheden in aangepaste vorm voorstel carstocklijsten controleren". In een interne mail van Ricoh d.d. 17 februari 2010 staat dat [verzoeker] inmiddels 5 dagen van drie uur werkt en dat hij op het oog opgewekt is. Verder staat er dat [verzoeker] de week daarna samen met [X] gaat zitten om het OFI traject te bekijken. Daarna zal hij de landelijke klachten in eerste instantie gaan coördineren en later, zo mogelijk, zelfstandig oplossen.
Diezelfde dag wordt aan [verzoeker] gemaild dat er op dat moment geen passend vervangend werk voor hem is en dat hij, zodra [X] terug is van verlof, zal worden uitgenodigd voor een uitleg over het OFI klachtenregistratieproces. Voorgesteld wordt dat [verzoeker] tot dan thuis blijft.
1 maart 2010 schrijft de bedrijfsarts aan Ricoh: "Op 1 maart heeft de heer [verzoeker] mijn spreekuur bezocht. Het gaat redelijk met betrokkene. Hij heeft nog deskundige begeleiding. Momenteel verricht hij 15 uur per week passende werkzaamheden. Conform eerdere afspraak (...) kan hij deze werkzaamheden tweewekelijks uitbreiden met 3 uur per week: (...). Over 5-6 weken wordt uw medewerker ingepland voor een spreekuur bij ondergetekende (...)."
Dezelfde bedrijfsarts schrijft twee dagen later aan Ricoh: "Van de HR manager heb ik begrepen dat de huidige (tijdelijke) re-integratiewerkzaamheden van dhr. [verzoeker] op korte termijn stoppen. Ik acht hem echter niet in staat om zijn eigen dan wel andere passende werkzaamheden bij Ricoh te verrichten. Heb dit heden met dhr. [verzoeker] telefonisch besproken, hij kan zich hierin vinden. Zodoende adviseer ik om een spoor 2 traject in te zetten." De op advies van Ricoh door [verzoeker] ingeschakelde advocaat schrijft op 23 april 2010 onder andere dat de keuze voor een spoor 2 traject veel te vroeg komt. Voor het oordeel dat [verzoeker] na een re-integratieperiode niet zou kunnen terugkeren in zijn eigen functie treft de advocaat geen onderbouwing aan in het dossier. Hij deelt mede dat zijn cliënt wenst dat de re-integratie opnieuw wordt opgepakt, waarbij het einddoel is dat Verhoven terug keert naar zijn eigen functie.
Bij email van 23 april 2010 schrijft de bedrijfsarts aan Ricoh dat hij van mening is dat [verzoeker] om medische redenen niet in staat is en niet meer zal zijn om in zijn eigen dan wel andere werkzaamheden binnen Ricoh te re-integreren.
Ricoh heeft op 26 maart 2010, op 30 juni 2010 en op 21 december 2010 aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd. Op 23 april 2010 schrijft het UWV dat ze geen deskundigenoordeel kunnen geven en dat de werknemer nog geen werk kan doen in een ander bedrijf c.q. dat de werkgever nog niet spoor 2 kan starten alvorens spoor 1 beargumenteerd is afgerond. Op 31 augustus 2010 schrijft het UWV dat de re-integratie-inspanningen van Ricoh tot dat moment onvoldoende zijn geweest en op 25 januari 2011 schrijf het UWV wederom dat de re-integratie-inspanningen van Ricoh niet voldoende zijn geweest.
Namens [verzoeker] schrijft zijn advocaat op 12 juli 2010 dat [verzoeker] zich redelijk hersteld voelt en dat hij zijn werk wil hervatten. Het oordeel van de bedrijfsarts dat hij in zijn eigen werk bij Ricoh om medische redenen niet kan terugkeren is voor [verzoeker] onbegrijpelijk, te minder daar dat oordeel niet wordt onderbouwd.
[verzoeker] heeft, zoals door de bedrijfsarts is erkend, vanaf medio 2010 bij de bedrijfsarts aangegeven dat hij niet meer ziek is.
De gemachtigde van [verzoeker] herhaalt in zijn brief van 17 augustus 2010 dat [verzoeker] zich hersteld voelt en dat hij zich verweert tegen de stelling dat hij niet hersteld is voor werkzaamheden bij Ricoh: "Cliënt is - reeds op 12 mei 2010 - niet langer arbeidsongeschikt voor zijn eigen werkzaamheden. Dat hem vanaf die datum geen eigen werkzaamheden zijn aangeboden dient voor rekening van Ricoh te blijven."
Bij email aan mevrouw Bonke werkzaam bij Ricoh d.d. 21-12-2010 schrijft [verzoeker]: "Een en ander verandert niets aan het feit dat ik mij, ondanks de mening van de bedrijfsarts, gewoon weer in staat acht om mijn werkzaamheden te hervatten. Het oordeel van de bedrijfsarts kon ik volgen aan het begin van dit jaar, maar sinds toen is mijn eigen herstel volledig, tenminste zo voel ik dat. (...) Ondanks de mislukte mediation wil ik nog steeds graag mijn baan terug en weer werken voor mijn geld. Gewoon bij Ricoh dus. Aan die hervatting stel ik verder geen enkele voorwaarde. (...)".
Bij brief van 3 februari 2011 schrijft de gemachtigde van [verzoeker] - opnieuw - dat zijn cliënt zijn werkzaamheden wenst te hervatten en dat hij hiervoor een oproep verwacht. De gemachtigde voegt daaraan toe "Mocht een oproep uitblijven, dan acht ik mij, nadat 14 dagen na verzending van deze brief zijn verstreken, vrij uw cliënte namens cliënt in kort geding te dagvaarden teneinde de voorzieningenrechter een beslissing te laten nemen over werkhervatting." In reactie daarop schrijft de gemachtigde van Ricoh dat haar cliënte niet zomaar [verzoeker] kan tewerkstellen, omdat Ricoh wil voorkomen dat zij op enige wijze aansprakelijk kan worden gesteld door [verzoeker] werkzaamheden te laten verrichten terwijl achteraf alsdan zal blijken dat [verzoeker] daartoe in het geheel niet in staat was. Ricoh zal daarom eerst een FML (functionele mogelijkhedenlijst) laten opstellen en zal vervolgens aan de hand van die FML beoordelen of [verzoeker] inderdaad bij Ricoh werkzaamheden kan verrichten. Op 22 en 23 februari 2011 worden twee FML's aan Ricoh en [verzoeker] gestuurd, waarna de gemachtigde van Ricoh op 2 maart 2011 laat weten dat [verzoeker] zijn werkzaamheden weer kan verrichten, in 's-Hertogenbosch. De gemachtigde van Ricoh merkt daarbij het volgende op: "Ik wil daarbij nog wel de opmerking maken dat cliënte zeer huiverig is voor het tewerkstellen van uw cliënt, zeker nu zij niet het risico wil lopen dat uw cliënt weer arbeidsongeschikt wordt. Echter gezien de opstelling van uw cliënt en zijn overtuiging dat hij binnen de organisatie van cliënte werkzaam kan blijven zijn, heeft cliënte dit in overweging genomen. Wel verzoekt cliënte uw cliënt zich bewust te zijn van deze keuze. Cliënte zal uw cliënt arbeidsgeschikt melden."
Op 8 maart 2011 is het verzoekschrift van [verzoeker] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter ontvangen.