ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ5618

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1664 en 09/1665
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van declaraties voor opsporing van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 mei 2011 uitspraak gedaan over de declaraties van de gemeente Eindhoven voor de kosten van opsporing van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente ten onrechte de declaraties niet in behandeling heeft genomen. De zaak betreft de projecten Emmasingelproject (AWB 09/1664) en Meerhoven (AWB 09/1665). De rechtbank oordeelde dat verweerder, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, niet mocht stellen dat de declaraties ontbraken aan noodzakelijke gegevens over de risico's voor de bevolking en de maatregelen ter voorkoming van schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder al over voldoende informatie beschikte en dat de relatie tussen eiser en verweerder al jarenlang bestond, waarbij eerdere projecten van eiser ook waren beoordeeld en voor vergoeding in aanmerking waren gekomen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen de declaraties alsnog in behandeling te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. De rechtbank heeft haar beslissing onderbouwd met verwijzingen naar relevante wetgeving en eerdere uitspraken, en heeft benadrukt dat de verstrekte informatie voldoende was om de declaraties te kunnen beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 09/1664
AWB 09/1665
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2011
inzake
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (lees: de gemeente),
eiser,
gemachtigde mr. J. de Roos en F. van Overmeeren,
tegen
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verweerder,
gemachtigde drs. J.J.M. Schipper.
Zitting hebben:
- mr. D.J. de Lange, voorzitter;
- mr. P.H.C. Schoemaker, lid;
- mr. M.M.L. Wijnen, lid;
- mr. drs. J.J.M. Goosen, griffier.
De zaken zijn aanvankelijk behandeld ter zitting van 26 april 2010. De rechtbank heeft, aansluitend aan die behandeling, het onderzoek geschorst, ten einde van partijen antwoord te verkrijgen op een aantal bij haar levende vragen. Na beantwoording van die vragen, heeft de rechtbank schriftelijk aanvullende vragen gesteld. Naar aanleiding van de beantwoording van die vragen door partijen, heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet ter zitting van 12 mei 2011. In de uitnodigingsbrieven voor die zitting heeft de rechtbank een aantal nadere vraagpunten geformuleerd. Partijen zijn op de zitting verschenen bij gemachtigden.
Gezien de gedingstukken en gehoord het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank beslist:
- de beroepen gegrond te verklaren;
- de bestreden besluiten te vernietigen;
- verweerder op te dragen om, met inachtneming van hetgeen zij in deze uitspraak heeft overwogen, de declaraties alsnog in behandeling te nemen;
- verweerder te veroordelen in de proceskosten, vastgesteld op € 166;
- verweerder op te dragen eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 594 (2x € 297) te vergoeden.
De rechtbank heeft aan haar beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de in deze zaken aan de orde zijnde declaraties ter verkrijging van een bijdrage in de kosten van opsporing van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog voor de projecten Emmasingelproject (AWB 09/1664) en Meerhoven (AWB 09/1665) niet in behandeling genomen, omdat deze niet alle voor de beoordeling daarvan vereiste gegevens, respectievelijk bijlagen bevatten en eiser niet tijdig gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid deze alsnog te verstrekken. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de daartegen gerichte bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Het geschil heeft zich toegespitst op de vraag of verweerder de declaraties buiten behandeling mocht stellen, omdat daarin gegevens ontbraken over de risico's voor de bevolking en over maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade.
In artikel 24 van het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 (Staatsblad 2006, 711, hierna: Bijdragebesluit 2006) is bepaald dat op opsporingen en ruimingen die vóór 1 januari 2006 in uitvoering zijn genomen, het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999, zoals dat luidde op 31 december 2005 van toepassing blijft, met uitzondering van een aantal in deze zaken niet relevante onderdelen. Dit laatste Bijdragebesluit (hierna: Bijdragebesluit 2002) is gepubliceerd in Staatsblad 2002, 597.
In artikel II van het Bijdragebesluit 2002 is bepaald dat bijdragen voor de kosten van opsporingen en ruimingen die zijn aangevangen vóór 1 januari 2003 worden verleend op de voet van dit besluit, zoals dat luidde voorafgaande aan die datum. Dit besluit is gepubliceerd in Staatsblad 1999, 402).
Niet in geschil is dat de declaraties betrekking hebben op opsporingen die zijn aangevangen vóór 1 januari 2003.
De rechtbank leidt uit de tekst van en de toelichting bij artikel II van het Bijdragebesluit 2002 af, dat het Bijdragebesluit 1999 slechts op opsporingen die zijn aangevangen vóór 1 januari 2003 van toepassing blijft, voor zover het de hoogte van bijdragen voor die opsporingen betreft.
Die toepasselijkheid betreft dus niet bijvoorbeeld de artikelonderdelen 14, onder h en l van het Bijdragebesluit 1999, waarin achtereenvolgens is aangegeven dat tot de inhoud van een declaratie voor een opsporing behoren: de risico's die voorzien waren voor de bevolking, waaronder eventuele milieuaspecten, en de maatregelen die getroffen zijn ter voorkoming van schade.
In artikel 14 van Bijdragebesluit 2002, dat op grond van artikel 24 van Bijdragebesluit 2006 in dit geval van toepassing is, is geen bepaling te vinden op grond waarvan een declaratie gegevens zou moeten bevatten over de voorziene risico's voor de bevolking. Verweerder heeft de declaraties dan ook niet in verband met het ontbreken van deze gegevens buiten behandeling mogen laten.
Wel moeten, op grond van artikel 14, aanhef en onder e, van het Bijdragebesluit 2002, in declaraties voor opsporingen in dit geval gegevens worden opgenomen over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade. Dit stemt overeen met wat in het declaratieformulier bij het onderdeel "Verplichte bijlagen bij de declaratie (vervolg)" onder het kopje "Bij opsporing" is vermeld.
Eisers gemachtigde heeft ter zitting diverse passages uit bij de declaraties gevoegde onderzoeksrapporten geduid, waaruit de gevraagde informatie zou kunnen worden afgeleid. In deze passages is naar het oordeel van de rechtbank niet aangegeven welke maatregelen ter voorkoming van schade bij de opsporing zullen worden getroffen. De vraag is of verweerder desondanks de declaraties wel buiten behandeling mocht stellen. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Volgens verweerder had bij de indiening van de declaraties ook kunnen worden volstaan met verwijzing naar de melding van het project en de vindplaats van de eerder overgelegde informatie. Aangegeven had moeten worden welke bijlage(n) of gegevens het betrof en op welke datum deze bijlage(n) is/zijn verstuurd.
Ter zitting heeft verweerders gemachtigde de in de uitnodigingsbrief gestelde vraag, op basis van welke informatie over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade verweerder de hernieuwde declaraties van september 2009 wel in behandeling heeft genomen, beantwoord door te verwijzen naar de ter zitting overgelegde brief van eiser van 17 november 2009, waarin het volgende is vermeld:
<i>"<b>5. De maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming van schade</b>
Naar ons inziens heeft deze vraag betrekking op bomruimingen en die hebben wij niet gehad in deze periode. De gemeente Eindhoven heeft alleen explosievenonderzoek laten uitvoeren. Er zijn daar waar nodig afschermschotten toegepast. Door de gecertificeerde aannemer zijn alle voorzorgsmaatregelen getroffen welke in BRL-OCE zijn vermeld.
Bij eventuele bomruiming (LET OP!, er heeft geen bomruiming plaatsgevonden!) waarbij zich binnen de schervengevarenzone bebouwing/infrastructuur bevindt, zou een veiligheidsconstructie worden toegepast bestaande uit containers. Hierbij wordt de schervengevarenzone tot een minimum beperkt.
Overigens verwijzen wij ook naar het werkplan van EOD datum 21-07-1998, reeds aan u verzonden op 29 september 2009, welke als bijlage 6 is bijgevoegd aan de "aanmelding project 1998", zie bijlage.
Deze aanmelding is door het ministerie positief beoordeeld en beschikt."</i>
De rechtbank is van oordeel dat deze informatie van zodanig algemene, niet concrete aard is, dat verweerder de declaraties waar het in deze zaak over gaat niet louter op basis van het ontbreken hiervan buiten behandeling had mogen stellen.
De rechtbank betrekt hierbij dat deze informatie over deze in de praktijk gebruikelijke voorzorgsmaatregelen in het geval van opsporing, naar van de zijde van verweerder ter zitting is erkend, daadwerkelijk reeds bij de aanmelding van de projecten is verschaft, maar dat eiser alleen de precieze vindplaats niet heeft vermeld. Dat het gaat om informatie over bij opsporing gebruikelijke voorzorgsmaatregelen en niet over zeer specifieke op een project toegespitste maatregelen, kan ook worden afgeleid uit het verslag van de hoorzitting, waar de gemachtigde van verweerder, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de ambtelijke hoorcommissie, aangeeft dat informatie over de getroffen voorzorgsmaatregelen wordt gevraagd, waarbij de voorzitter denkt aan scherfwerende doeken en containers.
Bovendien acht de rechtbank van belang dat de relatie tussen eiser en verweerder zich kenmerkt door een lange duur, waarbij gedurende een periode van jaren diverse projecten van eiser betreffende de opsporing en ruiming van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog door verweerder zijn beoordeeld en (deels) voor vergoeding in aanmerking zijn gebracht. Daarbij is het werkplan van de EOD van 21 juli 1998 als zogenoemd brondocument steeds leidend geweest. Het enkele feit dat eiser in het kader van de hier aan de orde zijnde projecten niet nogmaals expliciet heeft gewezen op dit bij verweerder bekende brondocument (of delen daaruit) en de daarin genoemde gebruikelijke en niet specifiek voor dit project benoemde voorzorgsmaatregelen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verstrekte gegevens niet toereikend waren om de declaraties te kunnen beoordelen, zoals bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat verweerder ook om die reden de declaraties niet buiten behandeling had mogen stellen.
De beroepen zijn, gelet op het voorafgaande, gegrond. De bestreden besluiten dienen te worden vernietigd.
Verweerder zal worden opgedragen om, met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen, de declaraties alsnog in behandeling te nemen.
De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, begroot op in totaal € 166 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1/2 punt voor het verschijnen op een volgende zitting;
• waarde per punt € 322;
• wegingsfactor 1.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht dient te vergoeden.
De rechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending van het proces-verbaal beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal.
Griffier Voorzitter
Afschriften verzonden: