beschikking
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rekestnummer: 199420 / FT-RK 09.1300
faillissementsnummer: 09/878 F
Beschikking van 26 april 2011
Op het beroepschrift ex artikel 67 Faillissementswet van
Mr. L.A.M. van Vlerken, advocaat te Eindhoven, tevens curator in het faillissement van de besloten vennootschap EDUSTORE B.V., hierna te noemen “de curator”
1.1. Bij brief van 1 december 2010 heeft de curator de rechter-commissaris in het faillissement van EduStore (hierna: de rechter-commissaris) verzocht om afgifte van een proces-machtiging voor het entameren van een procedure tegen de (indirect) bestuurders van EduStore (TiPi B.V.[A]) op grond van onder meer artikel 2:248 BW en om toestemming voor het leggen van conservatoir beslag op het 50% aandeel van [A] op de woning aan de [adres]
1.2. Bij beschikking van 5 januari 2011 heeft de rechter-commissaris geweigerd om de gevraagde proces-machtiging te verstrekken en voorts heeft hij de curator laten weten dat hij voor het leggen van beslag geen toestemming nodig heeft. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
1.3. Bij verzoekschrift van 3 februari 2011 heeft de curator aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag op het 50% aandeel van [A] op voornoemde woning, welk verlof hij diezelfde dag heeft gekregen. Vervolgens heeft de curator conservatoir beslag doen leggen op de woning.
1.3. Bij beschikking van 10 maart 2011, gegeven op een verzoek van de (indirect) bestuurders van EduStore, heeft de rechter-commissaris onder meer in punt 3.6. overwogen dat de curator zich had moeten realiseren dat het van belang is eerst het standpunt van de betrokken bestuurders op een voorgenomen aansprakelijkheid te vernemen, alvorens over te gaan tot het leggen van conservatoir beslag.
1.4. In voornoemde beschikking heeft de rechter-commissaris voorts in punt 3.11 overwogen dat de bestuurders mogelijk aansprakelijk te houden zijn omdat uit het dossier op te maken is dat op 1 april 2008 is besloten de activiteiten van EduStore te staken, hetgeen betekent dat er vanaf dat moment geen betalingen meer mochten worden gedaan aan partijen die gelieerd zijn aan EduStore. Alles wat de bestuurders na 1 april 2008 van EduStore hebben ontvangen, dient aan de curator te worden terugbetaald, aldus de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft hieraan toegevoegd dat het aannemelijk is dat hij de curator – nadat deze het standpunt van de bestuurders heeft vernomen - een machtiging zal verstrekken om dergelijke betalingen terug te halen.
1.5. Vervolgens heeft de rechter-commissaris in voornoemde beschikking besloten de curator te bevelen een aanbod te doen aan voornoemde bestuurders en vervolgens met hen in onderhandeling te treden over een regeling betreffende het in punt 3.11 weergegeven geschil. Daarnaast heeft de rechter-commissaris de curator verboden om de kosten die hij heeft gemaakt en de werkzaamheden die hij heeft verricht ten behoeve van het conservatoire beslag op de woning van [A], ten laste van de boedel te brengen.
1.6. Tegen deze besluiten heeft de curator bij beroepschrift van 11 maart 2011, ingekomen op 15 maart 2011, beroep bij de rechtbank ingesteld op voet van artikel 67 Fw.
1.7. Dit beroep is behandeld ter zitting van 12 april 2011. De [curator en A ] zijn ter zitting verschenen.
1.8. Ter uitvoering van het door de rechter-commissaris gegeven bevel, heeft de [curator en A ] op 22 maart 2011 een schikkingsaanbod gedaan.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan.
2.1. De rechter-commissaris heeft zijn bevel aan de curator om een schikkingsaanbod te doen en in onderhandeling te treden, gebaseerd op de overweging dat nu de indirect bestuurders al diverse malen te kennen hadden gegeven een regeling te willen treffen, het beproeven van een regeling - om verdere kosten te voorkomen - de voorkeur heeft boven het starten van een gerechtelijke procedure. De rechtbank stelt vast dat de curator inmiddels aan het bevel van de rechter-commissaris uitvoering heeft gegeven. Niet valt in te zien welk belang de curator thans nog heeft bij een beslissing op dit onderdeel van zijn beroep. De rechtbank zal het beroep, voor zover gericht tegen het gegeven bevel, mitsdien verwerpen.
2.2. Ten aanzien van het bevel dat de rechter-commissaris aan de curator heeft gegeven om de beslagkosten niet ten laste van de boedel te brengen, overweegt de rechtbank het volgende. In aanmerking genomen de bevoegdheidsverdeling die is neergelegd in de faillissementswet, behoort het tot de bevoegdheid van de rechtbank om de failllissementskosten vast te stellen (nadat zij de rechter-commissaris heeft gehoord). Naar het oordeel van de rechtbank is de rechter-commissaris met zijn hierboven weergegeven bevel aan de curator, derhalve buiten zijn bevoegdheid getreden.
2.3. Voor zover de rechter-commissaris heeft beoogd zijn bevel te geven binnen het kader van zijn taak als toezichthouder op het beheer en de vereffening van de boedel, zulks als uitvloeisel van zijn oordeel dat de curator een fout heeft gemaakt op dat punt, maakt dit het vorenstaande niet anders. Ook dan heeft te gelden dat het tot de bevoegdheid van de rechtbank behoort de faillissementskosten vast te stellen. De rechter-commissaris kan te zijner tijd zijn oordeel omtrent het optreden van de curator (wat daar verder ook van zij) in zijn advies aan de rechtbank meenemen.
2.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep, voor zover gericht tegen het bevel aan de curator om de kosten die hij heeft gemaakt en de werkzaamheden die hij heeft verricht ten behoeve van het leggen van beslag op de woning van [A] ten laste van de boedel te brengen, gegrond is.
3.1. verklaart het beroep tegen de beschikking van 10 maart 2011 gegrond voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de rechter-commissaris om de curator te verbieden om de kosten die hij heeft gemaakt en de werkzaamheden die hij heeft verricht ten behoeve van het leggen van beslag op de woning van [A] ten laste van de boedel te brengen en vernietigt deze beschikking in zoverre;
3.2. verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.