ECLI:NL:RBSHE:2011:BR2389

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889110-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte op 20 juli 2011 veroordeeld voor het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, alsook voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne. De tenlastelegging betreft feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van 1 mei 2009 tot en met 18 december 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte is schuldig bevonden aan de feiten zoals tenlastegelegd, waarbij de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen tot de conclusie kwam dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid. De officier van justitie had een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist. De rechtbank heeft uiteindelijk een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat er sinds de gepleegde feiten geruime tijd is verstreken zonder dat de verdachte opnieuw in de fout is gegaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen op basis van het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd dan bewezen is verklaard. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889110-09
Datum uitspraak: 20 juli 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juli 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juni 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 18 december 2009 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
[artikel 2 Opiumwet]
2.
zij op of omstreeks 19 december 2009 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
[artikel 2 Opiumwet]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 01 mei 2009 tot en met 18 december 2009 te
's-Hertogenbosch opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 19 december 2009 te 's-Hertogenbosch opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,92 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
(voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde:)
Een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft welbewust harddrugs afgeleverd, verstrekt en vervoerd, terwijl van algemene bekendheid is dat die verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door haar gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld;
- sedert het tijdstip waarop de door haar gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad is inmiddels geruime tijd verstreken, terwijl verdachte voor zover thans bekend in deze periode geen soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd;
- verdachte heeft bij het plegen van de strafbare feiten kennelijk niet uit winstbejag gehandeld.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 91,
Opiumwet art. 1, 2, 10, 13, 14.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.P.M. Rousseau, voorzitter,
mr. P.J. Appelhof en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 20 juli 2011,
zijnde mr. Sikkema buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.