ECLI:NL:RBSHE:2011:BR3922

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232625 / FA RK 11-3467
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.H.J. Soutendijk-van Appeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald verzoek tot wijziging voorlopige voorziening wegens gebrek aan draagkracht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2011 uitspraak gedaan over een herhaald verzoek van de man tot wijziging van een voorlopige voorziening inzake partneralimentatie. De man had eerder, op 21 april 2011, een verzoek tot wijziging van de beschikking van 5 januari 2011 ingediend, maar dit was afgewezen. De man stelde dat de rechtbank in de eerdere beschikking een onjuist uitgangspunt had genomen met betrekking tot zijn inkomsten. De vrouw voerde verweer en betwistte de ontvankelijkheid van het verzoek van de man, stellende dat er geen juridische grondslag was en dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was. De rechtbank overwoog dat een voorlopige voorziening kan worden gewijzigd indien er na de beschikking gewijzigde omstandigheden zijn of indien er bij het geven van de beschikking is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. De rechtbank concludeerde dat de man niet voldoende had aangetoond dat de eerdere gegevens onvolledig waren en dat de aanvullende stukken die hij had overgelegd niet leidden tot een ander oordeel. De rechtbank wees het verzoek van de man af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de strenge criteria waaraan moet worden voldaan om een voorlopige voorziening te wijzigen, en dat de rechtbank niet kan ingaan op reeds eerder beoordeelde omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zaaknummer : 232625 / FA RK 11-3467
Uitspraak : 1 augustus 2011
Beschikking betreffende wijziging voorlopige voorzieningen in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. H.J.M. van Arkel-van Gasselt,
tegen:
[de vrouw]
wonende te [woonplaats]
advocaat mr. E.M. Kostense,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
-het verzoekschrift (met bijlagen) van de man, ontvangen ter griffie op 17 juni 2011;
-het verweerschrift (met bijlagen) van de vrouw;
-de brief met bijlagen van mr. De Nijs, gedateerd 07 juli 2011.
De zaak is behandeld ter zitting van 08 juli 2011. Verschenen zijn de man, bijgestaan door mr. H.J.M. van Arkel-van Gasselt, en de vrouw, bijgestaan door mr. C.S.F. de Nijs.
De beoordeling
Het verzoek
De man verzoekt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 21 april 2011. Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen van 05 januari 2011 ter zake van de partneralimentatie afgewezen.
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de rechtbank in haar beschikking van 21 april 2011 een onjuist uitgangspunt in aanmerking heeft genomen ten aanzien van zijn inkomsten.
De vrouw voert verweer. Zij betwist primair dat de man in zijn verzoek ontvankelijk is, omdat door hem geen juridische grondslag wordt gesteld. De stelling dat de rechtbank een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad is geen wijzigingsgrond, aldus de vrouw.
Subsidiair betwist de vrouw dat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden dan wel dat de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Ten slotte betwist de vrouw dat de door de man overgelegde aanvullende stukken voldoende zijn om het wijzigingsverzoek te onderbouwen.
De ontvankelijkheid
De rechtbank overweegt dat een beschikking voorlopige voorzieningen kan worden gewijzigd of ingetrokken indien de omstandigheden na dagtekening van die beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens dat alle betrokken belangen in aanmerking genomen de voorziening niet in stand kan blijven.
Met het opnemen van de zinsneden “in zodanige mate” en “alle betrokken belangen in aanmerkend nemend” in artikel 824 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de wetgever tot uitdrukking willen brengen dat niet iedere wijziging van omstandigheden en niet iedere onjuistheid of onvolledigheid waarvan de rechtbank is uitgegaan tot een wijziging of intrekking kan leiden.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden.
Door de man worden thans aanvullende stukken overgelegd met betrekking tot zijn financiële positie. De rechtbank zal derhalve beoordelen of deze stukken in voldoende mate de stellingen van de man kunnen dragen en, gelet op voormelde bedoeling van de wetgever, kunnen leiden tot een wijzing of intrekking van de voorlopige voorziening.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de man wijziging van vraagt van de beschikking van
21 april 2011. Bij die beschikking is het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 05 januari 2011 afgewezen. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de beschikking van 21 april 2011 moet worden gewijzigd, impliceert zulks tevens dat er redenen zijn om de beschikking van 05 januari 2011 te wijzigen ten aanzien van partneralimentatie.
De man wordt ontvangen in zijn verzoek.
De beoordeling
De rechtbank dient te beoordelen, enerzijds of sprake is van gewijzigde omstandigheden, anderzijds of is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van een wijziging van omstandigheden overweegt de rechtbank dat uit de beschikking van 21 april 2011 volgt dat alle door de man in die procedure gestelde gewijzigde omstandigheden door de rechtbank in haar beoordeling zijn betrokken, zodat deze thans niet andermaal tot een hernieuwde beoordeling kunnen leiden.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van onjuiste gegevens overweegt de rechtbank dat namens de man ter zitting is verklaard dat de gegevens die ten tijde van de beschikking van 21 april 2011 voorhanden waren door de rechtbank niet juist zijn geïnterpreteerd. Bij het onderhavige verzoekschrift worden door de man andermaal de stukken overgelegd die ook zijn overgelegd in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 21 april 2011. Niet gesteld wordt dat deze gegevens niet juist zijn. Om tot wijziging of intrekking van een beschikking voorlopige voorziening te komen is echter noodzakelijk dat de gegevens die de rechtbank tot haar beschikking had niet juist waren. Uit de stellingen van de man zelf volgt dat de gegevens juist waren, zodat de rechtbank haar oordeel op deze stukken heeft kunnen baseren.
Ten slotte dient de rechtbank te oordelen of de gegevens die de rechtbank tot haar beschikking had op 21 april 2011 onvolledig waren. De man legt thans een aantal aanvullende gegevens over. De verklaringen van de man zelf kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan de stelling dat van onvolledige gegevens is uitgegaan, nu zij slechts een weergave vormen van de mening van de man gebaseerd op de overgelegde stukken.
De aanvullende verklaring van de accountant van de man, de verklaring van de accountant in [land] en de bankafschriften van de trust in [land], zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om te oordelen dat van onvolledige gegevens is uitgegaan. Het
oordeel van de rechtbank in haar eerdere beschikking dat door de man onvoldoende is aangetoond dat de [naam]-B.V. onvoldoende liquiditeiten heeft wordt daarmee niet weerlegd.
De brief van de [naam bank] dat de B.V.’s van de man geen lening kunnen afsluiten kan daaraan eveneens niet bijdragen. Uit deze brief blijkt niet op welke gegevens de [naam bank] zich heeft gebaseerd, noch wordt een reden gegeven waarom het verstrekken van een lening niet passend is.
Ten slotte verwijst de man naar correspondentie tussen een werkmaatschappij – die onderdeel is van een B.V. waarvan de man aandeelhouder is – en de belastingdienst. De financiële positie van een werkmaatschappij alleen is niet bepalend voor de financiële positie van de B.V. Voorts blijkt uit de stukken dat er meerdere werkmaatschappijen zijn en door de vrouw is onvoldoende weersproken gesteld dat de man tezamen met zijn nieuwe partner activiteiten ontplooit binnen één van die werkmaatschappijen. Genoemde correspondentie kan derhalve ook niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank van onvolledige gegevens is uitgegaan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de man tot wijziging van de beschikking van 21 april 2011 moet worden afgewezen.
Proceskosten
De vrouw verzoekt de man te veroordelen in de kosten van de procedure, omdat naar haar mening de onderhavige procedure moet worden gezien als een verkapt hoger beroep en nodeloos tegen beter weten in door de man is gestart.
De rechtbank overweegt dat de financiële situatie van de man en met name zijn inkomenspositie complex is. Weliswaar ligt het op de weg van de man om ter zake de juiste informatie in het geding te brengen, doch de man is daarbij mede afhankelijk van derden waardoor hij wellicht niet tijdig over alle relevante stukken heeft kunnen beschikken.
Op basis van de door de man ingebrachte aanvullende stukken heeft de rechtbank de man ontvankelijk geacht. Dat deze stukken niet tot een wijziging of intrekking van de eerdere beschikking kunnen leiden is op zich geen reden voor een proceskostenveroordeling. Ook de eerdere procedures kunnen in dit verband niet tot een ander oordeel leiden. Ten slotte volgt de rechtbank de vrouw niet in haar stelling dat de procedure nodeloos is gestart, omdat de beschikking echtscheiding op korte termijn zal worden ingeschreven. Een beschikking voorlopige voorzieningen inzake partneralimentatie verliest haar kracht niet door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking maar door het in kracht van gewijsde gaan van de echtscheidingsbeschikking. hetgeen afhankelijk is van de vraag of hoger beroep wordt ingesteld.
Het verzoek van de vrouw wordt afgewezen en de proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd zoals hierna te melden.
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van de man af.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H.J. Soutendijk-van Appeldoorn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2011 in aanwezigheid van de griffier.