ECLI:NL:RBSHE:2011:BR4112

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
VI-nummer: 99/000032-50, RK 1026
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde die zich aan de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 augustus 2011 een beslissing genomen over de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1980, was voortvluchtig nadat hij op 14 juni 2011 niet was teruggekeerd van verlof. Het Openbaar Ministerie had op 12 juli 2011 een vordering ingediend op basis van artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tijdig was ingediend en dat deze voldeed aan de wettelijke vereisten. De raadsman van de veroordeelde betwistte de vordering en stelde dat deze niet binnen de vereiste termijn was ingediend en dat de kwestie van het niet terugkeren van verlof niet in deze procedure behandeld diende te worden. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van het Openbaar Ministerie terecht was en dat de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van zijn straf had onttrokken. Op basis van de feiten en de toepasselijke wetgeving, heeft de rechtbank besloten de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen voor de duur van 120 dagen, met een nieuwe datum voor de voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 26 oktober 2011. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
VI-nummer: 99/000032-50
Kenmerk: 11/1026
Parketnummer gerechtshof: 20-001624-08
Beslissing tot uitstel of achterwege blijven van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden uitspraak van 19 mei 2009 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch is
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans voortvluchtig,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de reeds ondergane preventieve hechtenis. De detentie is aangevangen op 16 juni 2007. Veroordeelde is meerdere malen overgeplaatst. Op 22 juli 2010 is veroordeelde overgeplaatst naar PI Grave Oosterhoek. Op 14 juni 2011 is veroordeelde niet teruggekeerd van verlof. De voorlopige v.i.-datum was 28 juni 2011.
De officier van justitie heeft op 12 juli 2011 een vordering ex artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht ingediend.
Ter terechtzitting van de openbare raadkamer van 22 juli 2011 is veroordeelde niet verschenen. Namens hem is verschenen de raadsman, mr. Y. Quint, advocaat te 's-Hertogenbosch. De raadsman is gemachtigd namens de veroordeelde het woord te voeren.
De vordering
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering van 12 juli 2011. Op grond van artikel 15d lid 6 in samenhang met artikel 15d lid 1 onder c van het Wetboek van Strafrecht, is de vordering tijdig ingediend en deze bevat de grond waarop de vordering berust. De officier van justitie heeft uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd, omdat gebleken is dat de veroordeelde zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen, het opleggen van voorwaarden het recidiverisico voor het plegen van misdrijven onvoldoende inperkt en veroordeelde op 14 juni 2011 niet is teruggekeerd van verlof. Momenteel is veroordeelde voortvluchtig.
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van de directeur van de Penitentiaire Inrichting te Grave Oosterhoek van 21 april 2011 en van het rapport van Reclassering Nederland van 1 juni 2011.
De behandeling ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 22 juli 2011, waarbij de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde zijn gehoord.
De raadsman van veroordeelde heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden afgewezen. De vordering is ten eerste niet binnen de termijn van 30 dagen voor het tijdstip van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Daarnaast is de raadsman van mening dat het feit dat veroordeelde niet is teruggekeerd van verlof, niet dient te worden betrokken in een procedure op grond van artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht, maar binnen de penitentiaire inrichting dient te worden afgehandeld.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde.
De beoordeling
De vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling is, anders dan de raadsman stelt, tijdig ingediend op grond van artikel 15d lid 6 in samenhang met artikel 15d lid 1 onder c van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting constateert de rechtbank dat veroordeelde op 14 juni 2011 niet is teruggekeerd van verlof. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde zich hiermee aan de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken. Op grond van artikel 15d lid 1 onder c, van het Wetboek van Strafrecht, kan de voorwaardelijke invrijheidstelling worden uitgesteld indien de veroordeelde na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf, zich hieraan onttrekt. De rechtbank is dientengevolge van oordeel dat de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen dient te worden en zal hiertoe overgaan.
Toepasselijke artikelen
artikelen 9, 10, 15, 15a, 15d, 15e en 15f van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing
De rechtbank:
* wijst de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 120 dagen toe;
* bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt uitgesteld tot 26 oktober 2011.
Aldus gewezen door:
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van A.A.G. Hiddink, griffier,
en uitgesproken ter terechtzitting van 5 augustus 2011.