ECLI:NL:RBSHE:2011:BR4112
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- A.F. van Hoorn
- C.B.M. Bruens
- H.H.E. Boomgaart
- Rechtspraak.nl
Beslissing tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde die zich aan de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 augustus 2011 een beslissing genomen over de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1980, was voortvluchtig nadat hij op 14 juni 2011 niet was teruggekeerd van verlof. Het Openbaar Ministerie had op 12 juli 2011 een vordering ingediend op basis van artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tijdig was ingediend en dat deze voldeed aan de wettelijke vereisten. De raadsman van de veroordeelde betwistte de vordering en stelde dat deze niet binnen de vereiste termijn was ingediend en dat de kwestie van het niet terugkeren van verlof niet in deze procedure behandeld diende te worden. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van het Openbaar Ministerie terecht was en dat de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van zijn straf had onttrokken. Op basis van de feiten en de toepasselijke wetgeving, heeft de rechtbank besloten de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen voor de duur van 120 dagen, met een nieuwe datum voor de voorwaardelijke invrijheidstelling vastgesteld op 26 oktober 2011. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.