ECLI:NL:RBSHE:2011:BR5370

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/853014-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige in de context van een trio

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 14-jarige verdachte, die samen met een 17-jarige medeverdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een 13-jarig meisje. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die plaatsvonden in de periode van 29 oktober tot en met 1 november 2010 te Cuijk. De rechtbank oordeelde dat de handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische normen, ongeacht de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer en het geringe leeftijdsverschil tussen hen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar op basis van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat de seksuele integriteit van minderjarigen beschermt.

De rechtbank legde de verdachte een leerstraf op van 35 uur, subsidiair 18 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte moet zich gedurende deze proeftijd houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. De rechtbank weegt in haar oordeel de ernst van het gepleegde feit en de impact op het slachtoffer zwaar mee. De vordering van de benadeelde partij werd niet in behandeling genomen, omdat er geen schadebedrag was opgegeven. De rechtbank concludeerde dat de sociaal-ethische normen in deze zaak zijn geschonden, gezien de leeftijd van het slachtoffer en de aard van de handelingen die zijn verricht.

De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting en de verantwoordelijkheid van volwassenen en oudere jongeren in dergelijke situaties. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, die stelde dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen, en bevestigt dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/853014-11
Datum uitspraak: 22 augustus 2011
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 8 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 juli 2011.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010
te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet
die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
en/of zijn mededader:
- met de tong de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of (vervolgens)
- met de penis de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of (vervolgens)
- met de penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of
- over borsten van die [slachtoffer] gewreven;
(artikel 245/47 wetboek van strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
in de periode van 29 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 te Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader:
- met de tong de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen en
- met de penis de mond van die [slachtoffer] binnengedrongen en
- met de penis de vagina van die [slachtoffer] binnengedrongen en
- over borsten van die [slachtoffer] gewreven.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er geen sprake is van ontuchtig handelen aan de zijde van verdachte. Er is sprake van vrijwillig contact tussen personen met een gering leeftijdsverschil, die ook nog eens een affectieve relatie met elkaar hebben.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het volgende zich feitelijk heeft afgespeeld.
[verdachte] en [medeverdachte] hebben tijdens een feestje het plan opgevat een 'triootje' met [slachtoffer] te hebben. [verdachte] had op dat moment een kortdurende relatie met [slachtoffer].
[medeverdachte] heeft [slachtoffer] op het feestje leren kennen.
De dag na dit feestje hebben [medeverdachte] en [verdachte] [slachtoffer] opgehaald en zijn zij naar de woning van [medeverdachte] gegaan.
Bij een tankstation heeft [medeverdachte] met [slachtoffer] besproken dat [verdachte] en hij een 'triootje' met haar wilden. [slachtoffer] reageerde daar in eerste instantie niet positief op.
In de woning van [medeverdachte] zijn [medeverdachte], [slachtoffer] en [verdachte] naar de slaapkamer van [medeverdachte] gegaan. Op de slaapkamer van [medeverdachte] twijfelde [slachtoffer] nog steeds. Zij was bang [verdachte] hierdoor kwijt te raken. Uiteindelijk hebben de seksuele handelingen wel plaatsgevonden.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben [slachtoffer] gekust, gestreeld en gevingerd. Daarna hebben grotendeels in elkaars bijzijn de seksuele handelingen zoals genoemd in de tenlastelegging plaatsgevonden.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij dit 'triootje' eigenlijk niet heeft gewild.
[slachtoffer] was ten tijde van deze seksuele handelingen 13 jaar. [verdachte] was 14 jaar en [medeverdachte] was 17 jaar.
Om te beoordelen of hier sprake is van ontuchtige handelingen dient de rechtbank te bezien of het hier gaat om handelingen van seksuele aard, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die, gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden daartoe zelf niet of onvoldoende in staat te zijn.
Onder omstandigheden kan aan zodanige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken.
Gesteld kan worden dat de sociaal-ethische norm de afgelopen jaren is verschoven, in die zin dat jeugdigen op steeds jongere leeftijd seksueel actief zijn.
In deze zaak dient naar het oordeel van de rechtbank de vraag te worden beantwoord of er omstandigheden waren, waardoor het ontuchtig karakter aan de door verdachte gepleegde handelingen is komen te vervallen.
De rechtbank constateert dat het voor verdachte mogelijk niet kenbaar was of er sprake was van onvrijwilligheid van de zijde van [slachtoffer]. Dat is voor de strafwaardigheid echter niet doorslaggevend.
[medeverdachte] was ten tijde van het plegen 17 jaar en [verdachte] was 14 jaar, terwijl [slachtoffer] 13 jaar was. De leeftijd van het slachtoffer genoemd in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht is een geobjectiveerd bestanddeel. De opzet of schuld met betrekking tot de jonge leeftijd is daarom niet vereist. Voor wat betreft [verdachte] kan het leeftijdsverschil in beginsel als een gering leeftijdsverschil worden bestempeld. Het leeftijdsverschil tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] was 4 jaar. Tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] kan niet gesproken worden van een gering leeftijdsverschil, zeker niet gelet op de verschillende fasen waarin zij zich bevonden. Een 13-jarige bevindt zich in een andere levensfase dan een 17-jarige tiener.
De rechtbank acht in deze zaak de sociaal ethische normen betreffende seksueel verkeer geschonden nu sprake is van twee jongens die besluiten een meisje van 13 jaar mee te nemen naar de woning van een van hen om vervolgens beiden, in elkaars bijzijn, verregaande seksuele handelingen met haar te verrichten. Het hebben van een trio met een meisje van 13 jaar acht de rechtbank al zo vergaand en niet passend bij haar leeftijd, dat dit in strijd is met de sociaal-ethische norm.
Daaraan doet niet af dat [verdachte] en [slachtoffer] een relatie hadden en dat er voor wat betreft [verdachte] een gering leeftijdsverschil met [slachtoffer] was.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
- een taakstraf van 70 uur subsidiair 35 dagen jeugddetentie met aftrek voorarrest, bestaande uit een leerstraf van 35 uur en een werkstraf van 35 uur;
- 1 maand jeugddetentie voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft door het plegen van het feit een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- verdachte werd zoals blijkt uit een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie niet eerder tot straf veroordeeld.
Met betrekking tot de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
[slachtoffer] heeft een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingestuurd, maar geen bedrag genoemd van schade die wordt gevorderd. Nu de benadeelde partij geen bedrag heeft gevorderd, hoeft de rechtbank geen beslissing met betrekking tot dit voegingsformulier te geven.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n,
77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 245, 248.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen,
die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
- Leerstraf voor de duur van 35 uren subsidiair 18 dagen jeugddetentie.
Deze leerstraf bestaat uit het volgen van het leerproject 'Tools4You'.
- Jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen
hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau
Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M. Klinkenbijl, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M. Lammers en mr. C.B.M. Bruens, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 22 augustus 2011.
7
Parketnummer: 01/853014-11
[verdachte]