vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 222609 / HA ZA 10-2773
Vonnis van 31 augustus 2011
[Partij A],
[adres],
eiser,
advocaat mr. A.P. van Knippenbergh te Best,
[Partij [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.J.G. Goumans te Helmond.
Partijen zullen hierna [partij A] en [partij B] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 februari 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 17 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [partij A] is op 27 juni 2007 aangehouden voor vermeend sexueel misbruik van minderjarigen. [partij A] heeft tijdens zijn voorarrest, in de periode van zijn tweede verlenging begin juli 2007, telefonisch contact opgenomen met [partij B] die zijn zaken tijdens zijn voorlopige hechtenis waarnam. Tijdens dat telefoongesprek heeft [partij A] ook gesproken met de zoon van [partij B]. Van dit telefoongesprek is door [partij B] een (cassette)bandopname gemaakt.
2.2. Bij vonnis van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 4 september 2008 is [partij A], kort samengevat, veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen, waarbij die handelingen onder meer bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Van de vermeende ontuchtelijke handelingen met de zoon van [partij B], [xx], is [partij A] bij voornoemd vonnis vrijgesproken. [partij A] is veroordeeld tot gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar waarbij verplicht reclasseringscontact is opgelegd.
2.3. Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 29 juni 2010 is [partij A], na terugwijzing door Hoge Raad, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met als bijzondere voorwaarde dat [partij A] zich gedurende de proeftijd onder het toezicht van Reclassering Nederland stelt. Dit arrest is in gezag van gewijsde gegaan.
2.4. In september 2009 is [partij A] vrijgekomen. Door de burgemeester van de gemeente [woonplaats] is vervolgens aan [partij A] een gebiedsverbod opgelegd. Eind november 2009 is door de burgemeester van de gemeente de [woonplaats] een zelfde verbod opgelegd. Aan deze verboden alsmede aan de naar aanleiding van die verboden gevoerde juridische procedures, is veel media aandacht besteed.
2.5. Door [partij B] zijn flyers verspreid in de voormalige woonomgeving van [partij A] t[woonplaats] waarin hij de omwonenden waarschuwt voor [partij A]. [partij A] heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. Bij brief van 1 februari 2008, productie 2 bij dagvaarding, bericht de Officier van Justitie “Voor wat betreft het gedeelte van de aangifte wat betrekking heeft op smaadschrift is besloten om een voorwaardelijk sepot toe te passen. Middels een voorwaardelijk sepot met een proeftijd van 2 jaren acht ik de kans te bereiken dat verdachte [partij B] niet nogmaals een dergelijke brief over uw cliënt [partij A] zal verspreiden vele malen groter, dan wanneer conform de daarvoor geldende richtlijnen een transactie van 220 euro wordt aangeboden.”
2.6. Door RTL nieuws is op 2 december 2009, na de vrijlating van [partij A], een uitzending aan [partij A] gewijd. [partij B] heeft voorafgaand aan de uitzending, in aanwezigheid van de heer [xx], informatie verstrekt ten behoeve van deze uitzending aan een journalist van RTL Nederland. De heer [xx] is de woordvoeder van 2 slachtoffers van [partij A] in het strafproces. Tijdens het interview heeft [partij B] de (cassette)bandopname van een telefoongesprek tussen [partij A] en zijn zoon uit 2007 aan de journalist laten horen die een deel van het telefoongesprek heeft opgenomen. Van het interview met de journalist zijn beeld- en geluidsopnames gemaakt die tijdens de uitzending van RTL Nieuws getoond zijn. Op de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde CD staat een stukje van het interview tussen de journalist en [partij B].
2.7. Blijkens de uitgezonden beeld- en geluidsopnames heeft [partij B] op vragen van de journalist de navolgende mededelingen gedaan, productie 3 bij dagvaarding:
RTL verslaggever: Vanuit het niets was hij na zijn celstraf ineens terug. I[woonplaats] wonen bleek een brug te ver maar [partij A] komt er nog steeds, bij de woningen van zijn slachtoffers.
De heer [partij B]: Hij is bij ons in de straat 4 keer gesignaleerd.
RTL verslaggever: Dit is [xx], jarenlang bevriend met [partij A] die is een soort opa voor zijn zoon die zelfs een eigen kamer krijgt in [partij A's] huis, die niet wil zeggen of hij aan de toen 7-jarige jongen heeft gezeten.
De heer [partij B]: Ik weet niet wat hij uitgevreten heeft. Ik denk zelf dat hij niks gedaan heeft maar, hij heeft hem wel als lokaas gebruikt.
RTL verslaggever: [partij A]. hangt niet alleen rond bij de huizen van zijn slachtoffers, hij zoekt ook telefonisch contact. Nu, maar ook vlak voor zijn vrijlating.
geluidsfragment: Geluidsfragment telefoongesprek, [partij A]: Waar het nu om gaat, is dat ik zo snel mogelijk weer bij jullie terug wil komen.”
RTL verslaggever: Om zijn zoon en andere slachtoffers te beschermen ziet hij ([partij B], cursief rechtbank) maar één uitweg.
De heer [partij B]: Ik ben juridisch bezig om een straatverbod op te leggen.
2.8. Voorts is door [partij B] in het interview gezegd:
“Het is toch diep triest dat een kindje van 10 jaar nog niet alleen op straat durft te spelen.
Nee, hij durft zelfs nog niet eens alleen naar school te gaan.”
2.9. Door de heer [xx] is een verklaring afgelegd over de mededelingen die [partij B] tijdens het interview aan de journalist heeft gedaan, productie 6 bij dagvaarding. Hierin staat onder meer vermeld:
“De verslaggever heeft tot meermaals toe gevraagd naar de opnamedatum van de cassetteband-opname. Telkens is als datum september 2009 genoemd.“
2.10. [partij A] heeft tegen RTL Nederland B.V., hierna RTL, een kort geding aangespannen. Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 7 januari 2010, is RTL veroordeeld op straffe van een dwangsom om binnen twee dagen na betekening van het kort geding vonnis tot rectificatie over te gaan in die zin dat zij in de nieuwsuitzending van RTL Nieuws van 19:30 uur de volgende rectificatie op de gebruikelijke toon en met normale snelheid dient uit te spreken:
“De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft RTL veroordeeld tot rectificatie van het onderwerp over [partij A] dat RTL Nieuws op 2 december 2009 heeft uitgezonden. In die uitzending heeft RTL Nieuws een fragment van een geluidsopname van een telefoongesprek tussen [partij A] en een minderjarige jongen ten gehore gebracht en vermeld dat die opname is gemaakt in september 2009. Dat is onjuist. Het telefoongesprek heeft plaatsgevonden in juli 2007, een jaar voor de veroordeling van [partij A] door de rechtbank ’s-Hertogenbosch voor ontucht met andere minderjarige jongens. Verder heeft RTL Nieuws haar berichtgeving dat [partij A] na zijn vrijlating in september 2009 contact heeft gezocht met die jongens niet met feiten kunnen onderbouwen.”
Het gevorderde voorschot op de immateriële schadevergoeding is afgewezen op grond dat deze vordering onvoldoende was onderbouwd.
2.11. RTL is tot rectificatie overgegaan.
3.1. [partij A] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [partij B] jegens [partij A] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve aansprakelijk is voor de schade die [partij A] dientengevolge heeft geleden;
2. [partij B] te veroordelen tot betaling van een schadebedrag van € 20.000,00 vermeerderd met € 904,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2010 subsidiair de dag der dagvaarding;
3. [partij B] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daarbij begrepen het salaris van de advocaat, met bepaling dat de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn met ingang van de tiende dag na de datum van dit vonnis, indien deze kosten niet tijdig zijn voldaan.
3.2. [partij B] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. [partij A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [partij B] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het verstrekken van onjuiste informatie dan wel door het doen van onjuiste mededelingen aan de journalist van RTL Nieuws, terwijl [partij B] wist dat deze informatie zou worden gebruikt voor een nieuwsitem van RTL 4. [partij A] stelt hierdoor in zijn eer en goede naam te zijn aangetast.
4.2. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:106 BW heeft de benadeelde die in zijn eer of goede naam is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De rechtbank zal in de eerste plaats dienen te beoordelen of er sprake is van onrechtmatig handelen door [partij B], in die zin dat hij de eer en goede naam van [partij A] heeft aangetast, zoals door [partij A] gesteld. Daarbij dient het belang bij het niet lichtvaardig worden blootgesteld aan uitlatingen die de eer en goede naam aantasten en het belang van een vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 EVRM in de beoordeling te worden betrokken.
4.3. Met het oog op een nieuwsuitzending over [partij A] door RTL Nieuws heeft [partij B] tijdens het interview in november 2009 diverse mededelingen gedaan waaronder ook mededelingen over [partij A] en heeft hij een geluidsfragment van een telefoongesprek tussen zijn zoon en [partij A] laten horen. Zowel de mededelingen als het geluidsfragment zijn door RTL Nieuws uitgezonden.
4.4. De rechtbank zal thans overgaan tot bespreking van de door [partij B] gedane mededelingen en ten gehore gebrachte geluidsfragment. De rechtbank zal zich hierbij beperken tot de mededelingen als verwoord onder punt 2.7 aangezien de uitlatingen als weergegeven onder punt 2.8 opvattingen zijn van [partij B] als ouder en deze uitlatingen niet direct de persoon van [partij A] raken.
4.5. Blijkens het verhandelde ter comparitie is tussen partijen niet in geschil dat het telefoongesprek op de betreffende (cassette)bandopname dateert van juli 2007. Het telefoongesprek is gevoerd ten tijde van het voorarrest van [partij A] en dateert derhalve van voor de veroordeling en detentie van [partij A]. Tussen partijen is in geschil of door [partij B] tijdens het interview tegen de journalist is gezegd dat het fragment dateert uit september 2009, van welke datering door de RTL verslaggever in de RTL Nieuws uitzending is uitgegaan. Volgens [partij B] is door de journalist niet gevraagd van wanneer de (cassette)bandopname van het telefoongesprek dateerde. Ter comparitie geconfronteerd met de verklaring van [xx] dat [partij B] op herhaalde vragen van de journalist naar de datum van de bandopname van het telefoongesprek geantwoord heeft dat deze van september 2009 dateerde, productie 6 bij dagvaarding, heeft [partij B] verklaard dat niet de journalist maar [xx] hem heeft gevraagd van wanneer de bandopname van het telefoongesprek dateerde. [partij B] zou, naar hij stelt, daar tijdens het interview op geantwoord hebben dat deze dateerde van het tweede voorarrest van [partij A].
4.6. Het voorarrest van [partij A] was echter in juli 2007. Blijkens het fragment van de geluidsopname van het interview, productie 4 bij conclusie van antwoord, heeft [partij B] in het interview gezegd dat het telefoongesprek “uit september” dateert. Geconfronteerd met dat gegeven kon [partij B] ter comparitie geen verklaring geven voor het feit dat, ondanks zijn stelling dat het telefoongesprek dateert van het tweede voorarrest van [partij A], uit de geluidsopname blijkt dat hij tijdens het interview heeft gezegd dat het telefoongesprek “van september” dateert. Bij gebreke van enige plausibele verklaring staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [partij B] in het interview heeft gezegd dat de bandopname met het telefoongesprek dateert van september. Nu het interview in november 2009 plaatsvond wordt door deze uitspraak, naar het oordeel van de rechtbank, de schijn gewekt dat het fragment dateert van september 2009.
4.7. Gelet op de omstandigheid dat de kern van de nieuwsuitzending door RTL Nieuws was dat [partij A] na zijn vrijlating contact heeft gezocht met de slachtoffers uit het strafproces, kan een dergelijke uitlating in de publieksmedia bij een breed publiek een onjuiste voorstelling van zaken geven zeker als zo’n verklaring in samenhang wordt gegeven met de mededeling van [partij B] dat [partij A] na zijn vrijlating 4 keer in de straat is gesignaleerd en dat [partij B] doende is een straatverbod tegen [partij A] te krijgen. Dat [partij B] zich van dit effect ook bewust is geweest blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit zijn verklaring ter comparitie waar hij desgevraagd heeft verklaard de betreffende informatie aan de journalist te hebben gegeven, aangezien hij niet wilde dat [partij A] nog bij hem in de straat kwam. Dat [partij A] in contact probeert te komen met de zoon van [partij B] dan wel met “slachtoffers” kan uit de door [partij B] gestelde feiten niet worden afgeleid. [partij B] heeft, naar hij stelt, van derden vernomen dat [partij A] in de straat is gesignaleerd en heeft die wetenschap niet uit eigen waarneming. Het had, gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door [partij A], op de weg van [partij B] gelegen zijn stelling dienaangaande nader te onderbouwen. [partij B] heeft zulks nagelaten. Nu ook anderszins niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden waaruit het gestelde blijkt, kan van de juistheid van die stelling niet kan worden uitgegaan.
4.8. Het doen van onjuiste mededelingen is onzorgvuldig en kan onder omstandigheden leiden tot de aantasting van de eer en goede naam van degene over wie de mededelingen zijn gedaan, hetgeen ook aan te merken is als onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW.
4.9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij B] door zijn onjuiste en ongefundeerde, althans onvoldoende gefundeerde uitlatingen een onjuist beeld geschapen over [partij A] en geen, althans onvoldoende rekening gehouden met de rechten van [partij A]. Zulks klemt te meer nu [partij A], die is veroordeeld voor misbruik van minderjarigen, de dientengevolge opgelegde straf heeft uitgezeten en mitsdien recht heeft op resocialisatie. Deze resocialisatie komt onder druk omdat door de mededelingen van [partij B], mogelijk nieuwe verdenkingen op [partij A] geladen worden. Door het doen van dergelijke onjuiste en ongefundeerde mededelingen die bijdragen aan een negatieve beeldvorming van de persoon van [partij A], is gezien alle omstandigheden van het geval, de grens die in artikel 10 lid 2 EVRM is gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, door [partij B] overschreden en heeft [partij B] onrechtmatig gehandeld jegens [partij A] in die zin dat hij de eer en goede naam van [partij A] heeft aangetast.
4.10. Door [partij A] is aangevoerd dat de uitlatingen een schadevergoeding rechtvaardigen van € 20.000,00. [partij A] heeft desgevraagd ter comparitie opgemerkt dat het lastig is de schade aannemelijk te maken, omdat er sprake is van een samenloop van procedures, door en tegen [partij A] ingesteld, uitspraken van de burgemeester va[woonplaats] etcetera, die allemaal bijdragen aan de beeldvorming. Desalniettemin dient volgens [partij A] op het onrechtmatig handelen van [partij B] een financiële sanctie te staan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank eerst dan het geval indien er sprake is van enigerlei schade die het rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatige handelen van [partij B].
4.11. Voor vergoeding op grond van artikel 6:106 BW komt slechts in aanmerking het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat mogelijk is geleden door [partij A] die, als gevolg van een gebeurtenis waarvoor [partij B] aansprakelijk is, in zijn eer en goede naam is aangetast.
4.12. Door [partij A] is gesteld dat de betreffende uitlatingen van [partij B] in de uitzending van RTL Nieuws tot duizenden publieksrecaties op internet hebben geleid, tot een debat in de Tweede kamer en tot negatieve uitlatingen en doodsbedreigingen aan zijn adres. Voorts zou [partij A], naar hij heeft gesteld, stellingen in de media tegenkomen die zijn gebaseerd op de uitlatingen van [partij B] als gedaan in het interview dat is uitgezonden in december 2009, meer in het bijzonder de uitspraak dat [partij A] nog steeds contact zou zoeken met zijn “slachtoffers”.
4.13. Door [partij B] wordt niet betwist dat er op de nieuwsuitzending vele reacties zijn gevolgd als door [partij A] gesteld. Dat deze commotie is ontstaan, is volgens [partij B] echter aan RTL Nieuws te wijten. RTL Nieuws had de aan haar verstrekte feiten moeten verifieren.
4.14. Naar het oordeel van de rechtbank had het inderdaad op de weg van RTL Nieuws gelegen om de aan haar verstrekte feiten te verifieren. Zij heeft hierin haar eigen verantwoordelijkheid. Dit laat echter onverlet de verantwoordelijkheid van [partij B] om de zorgvuldigheid in acht te nemen bij het verstrekken van informatie aan RTL Nieuws. Het zijn immers de uitlatingen van [partij B] die door RTL Nieuws zijn gemonteerd en uitgezonden. Het zijn ook de uitlatingen van [partij B] die bijdragen aan de beeldvorming over [partij A] en waaruit een (mogelijke) verdenking jegens [partij A] voortvloeit.
4.15. De rechtbank acht hiermee een rechtstreeks verband tussen de uitlatingen en het niet in vermogensschade bestaand nadeel als gevolg van de negatieve beeldvorming en daaruit voortvloeiende heftige publieksreacties gegeven.
4.16. Dit brengt met zich dat de rechtbank zal overgaan tot het in deze procedure begroten van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding. Bij deze begroting houdt de rechtbank rekening met alle terzake dienende omstandigheden als hierna overwogen.
4.17. De rechtbank houdt bij het begroten van de schade enerzijds rekening met de door [partij A] gestelde omstandigheden als hiervoor onder punt 4.12 t/m punt 4.14 overwogen. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat [partij A] strafrechtelijk is veroordeeld voor ontuchtige handelingen met minderjarigen hetgeen een door hemzelf toegebrachte aantasting van zijn eer en goede naam met zich brengt en de omstandigheid dat door RTL Nieuws tot rectificatie is overgegaan waardoor de schade door de uitlatingen van [partij B] bij (een deel van) het publiek reeds (gedeeltelijk) is hersteld. Voorts houdt de rechtbank rekening met de media aandacht rondom de door [partij A] aangespannen procedures als reeds hiervoor onder 2.4 overwogen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen begroot de rechtbank de door [partij A] geleden immateriële schade als gevolg van de uitlatingen van [partij B] ex equo et bono op een bedrag van
€ 250,00.
4.18. Nu tegen de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag geen verweer is gevoerd zal deze worden toegewezen als na te melden.
4.19. [partij A] vordert een bedrag van € 904,00 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente. Naar het oordeel van de rechtbank is niet dan wel onvoldoende gesteld en evenmin gebleken dat er daadwer¬kelijk buitengerech¬telijke incas¬so¬werkzaam¬heden zijn verricht. Het verzenden van een brief met het verzoek om aansprakelijkheid te erkennen zijn geen werkzaamheden die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Het betreffen werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden, zodat de vordering terzake vergoeding van buitengerechtelijke kosten als ken¬nelijk ongegrond zal worden afge¬wezen.
4.20. In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren.
5.1. verklaart voor recht dat [partij B] jegens [partij A] onrechtmatig heeft gehandeld, in die zin dat hij de eer en goede naam van [partij A] heeft aangetast en derhalve aansprakelijk is voor de schade die [partij A] dientengevolge heeft geleden, welke schade wordt begroot op een bedrag van € 250,00,
5.2. veroordeelt [partij B] tot betaling van voornoemd bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke over dit bedrag vanaf 16 april 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.A.J.M. Lavrijssen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.