ECLI:NL:RBSHE:2011:BT8538

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207251 - HA ZA 10-410
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot overlegging van bescheiden ex artikel 843a Rv in civiele procedure tussen Essent Peelland B.V. en Global Enerji Elektrik Üretimi A.S.

In deze civiele procedure tussen Essent Peelland B.V. en Global Enerji Elektrik Üretimi A.S. heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan in een incident. Global Enerji vorderde inzage in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij meende rechtmatig belang te hebben bij deze documenten om haar positie in de hoofdzaak te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft de vordering van Global Enerji beoordeeld aan de hand van de voorwaarden die in artikel 843a Rv zijn gesteld. De rechtbank oordeelde dat Global Enerji niet voldoende rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage in de bescheiden, omdat de reeds overgelegde stukken door Essent voldoende informatie boden om de feiten vast te stellen die relevant zijn voor de rechtsbetrekking tussen partijen. De rechtbank wees de vordering van Global Enerji af, maar merkte op dat zij wel enige documenten had verkregen via de conclusie van antwoord in het incident. Global Enerji werd veroordeeld in de proceskosten van Essent, die op € 452,00 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de toewijzing van vorderingen op basis van artikel 843a Rv worden gesteld, en de noodzaak voor een partij om een duidelijk rechtmatig belang aan te tonen bij de gevraagde inzage.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 207251 / HA ZA 10-410
Vonnis in incident van 19 oktober 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT PEELLAND B.V.,
gevestigd te Geertruidenberg,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te 's Hertogenbosch,
tegen
de rechtspersoon naar Turks recht GLOBAL ENERJI ELECTRÏK ÜRETIMI A.S.,
gevestigd te Istanboel (Turkije),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.I.M. van Mierlo te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Essent en Global Enerji genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot overlegging van bescheiden ex artikel 843a Rv,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. De procedure in de hoofdzaak betreft de overeenkomst tussen Essent en Global Enerji, op grond waarvan – kort gezegd – Global Enerji een warmtekrachtkoppelingcentrale van Essent heeft gekocht. Op grond van die overeenkomst dient Global Enerji tevens voor ontmanteling van de centrale te zorgen. In de hoofdzaak stelt Essent dat Global Enerji is tekort gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst.
2.2. In het incident vordert Global Enerji bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) Essent te bevelen uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan Global Enerji afschrift te verstrekken van dan wel inzage te geven in, zowel in hard copy als in een gangbare digitale vorm, dan wel in enige andere vorm die de rechtbank geraden acht, de volgende bescheiden:
i) de definitieve overeenkomst met betrekking tot de verkoop van de stoomturbine van de Centrale, die tussen Essent en Rotamac is gesloten op basis van de concept overeenkomst die Global Enerji als Productie G-9 in het geding heeft gebracht, en zoals bedoeld in de als productie G-10 overgelegde e-mailcorrespondentie tussen [X] en [Y];
ii) de overeenkomst(en) en correspondentie die Essent met Rotamac dan wel een of meer andere derden heeft gesloten respectievelijk gewisseld met betrekking tot de verkoop, dan wel ontmanteling en verwijdering van de generator, demi water plant en tandwielkast van de Centrale;
iii) de overeenkomst(en) en correspondentie die Essent met een of meer derden heeft gesloten respectievelijk gewisseld met betrekking tot de verkoop, dan wel ontmanteling en verwijdering van de transformator van de Centrale;
iv) de overeenkomst(en) en correspondentie die Essent met Hilux5 dan wel een of meer andere derden heeft gesloten respectievelijk gewisseld met betrekking tot de verkoop, dan wel de ontmanteling en verwijdering van de restmaterialen van de Centrale, met inbegrip van de Romney shed;
v) enig(e) overeenkomst(en) en correspondentie die Essent met een of meer derden heeft gesloten respectievelijk gewisseld met betrekking tot de verkoop, dan wel ontmanteling en verwijdering van enig ander onderdeel van en/of materialen behorend bij de Centrale;
vi) het door de politie opgestelde proces-verbaal naar aanleiding van de aangifte door [Y] van de diefstal op 1 mei 2009;
vii) andere door de politie opgestelde processen-verbaal naar aanleiding van aangifte(n) door medewerkers van Essent wegens andere geconstateerde diefstallen of vernielingen van (onderdelen van) de Centrale;
viii) de inspectierapporten van de door, althans in opdracht en/of ten behoeve van Essent uitgevoerde inspecties van de Centrale in de zin van artikel 6.10 van de Overeenkomst;
ix) de notulen van de review meetings die met betrekking tot de uitvoering van (de werkzaamheden onder) de Overeenkomst door de project manager van Essent zijn gehouden, zoals bedoeld in artikel 11.1 van de Overeenkomst;
x) het complete dossier ter zake van (de werkzaamheden onder) de Overeenkomst, dat de projectmanager van Essent heeft bijgehouden, althans heeft laten bijhouden, zoals bedoeld in artikel 11.1 van de Overeenkomst;
xi) de safety logs die Essent heeft bijgehouden, dan wel heeft laten bijhouden, al dan niet door haar on-site safety engineer, van de veiligheidssituatie op het Terrein voor de periode 26 juni 2008 tot en met heden;
xii) een gespecificeerd overzicht van alle onderdelen van en/of materialen behorend bij de Centrale die Essent vanaf 23 april 2008, althans vanaf ondertekening van de Overeenkomst op 26 juni 2008 tot en met heden van de Centrale heeft verwijderd, althans laten verwijderen, dan wel aan derden heeft verkocht;
xiii) de administratie die Essent heeft bijgehouden, althans heeft doen bijhouden, van alle personen, bedrijven en instanties die in de periode vanaf 23 april 2008, althans vanaf ondertekening van de Overeenkomst op 26 juni 2008, tot en met heden van Essent toegang hebben verkregen tot het Terrein;
xiv) alle correspondentie tussen Essent en Hilux5 met betrekking tot de uitvoering van (de werkzaamheden onder) de Overeenkomst in de periode 26 juni 2008 tot en met heden;
xv) alle correspondentie tussen Essent en derden – waaronder doch niet beperkt tot de projectmanager van Essent, de projectmanager van Global Enerji, de heer [Z], de door Essent ter zake ingeschakelde (onder)aannemer(s) en anderszins bij de Centrale betrokken personen – met betrekking tot de uitvoering van (de werkzaamheden onder) de Overeenkomst in de periode 26 juni 2008 tot en met heden;
2. Essent te veroordelen tot betaling aan Global Enerji van een dwangsom van € 10.000,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat Essent geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft om aan het hiervoor onder 1. bedoelde bevel te voldoen;
3. Essent te veroordelen in de kosten van het incident, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na de betekening van dit vonnis.
2.3. Volgens Global Enerji hebben zich bij de uitvoering van de overeenkomst tussen Essent en Global Enerji de volgende uiteenlopende problemen voorgedaan:
- diverse onderdelen van de centrale zijn zowel vóór als na het sluiten van de overeenkomst door Essent, althans met haar toestemming dan wel onder haar toezicht verwijderd;
- Essent weigert de door haar verwijderde onderdelen van de centrale aan Global Enerji te retourneren;
- op het terrein van de centrale was onvoldoende ruimte om de onderdelen van de centrale te demonteren en de gedemonteerde onderdelen op te slaan;
- Essent bemoeilijkte de werkzaamheden van Global Enerji, althans van haar aannemer Hilux5 B.V. door onder meer de toegang tot het terrein van de centrale te beperken en door te weigeren dat gedemonteerde onderdelen van de centrale tijdelijk elders werden opgeslagen;
- onderdelen van de centrale werden van het terrein gestolen;
- Essent heeft vitale onderdelen van de centrale aan derden verkocht.
Global Enerji stelt dat de incidentele vordering ertoe strekt duidelijkheid te verkrijgen over de hiervoor weergegeven problemen zodat Global Enerji haar positie onder de overeenkomst kan vaststellen en zich tegen de vordering van Essent kan verweren. Op basis van de gevorderde gegevens kan Global Enerji vaststellen welke onderdelen van de Centrale Essent heeft verwijderd, ontmanteld, verkocht aan derden dan wel welke onderdelen zijn gestolen. Voorts is de informatie van belang om een goede afweging te kunnen maken of in de hoofdzaak een reconventionele vordering uit hoofde van onrechtmatige daad jegens Essent moet worden ingesteld.
2.4. Essent voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5. Wil de vordering ex artikel 843a Rv kunnen worden toegewezen dan moet in de eerste plaats aan alle drie in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden zijn voldaan:
1. de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan,
2. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden en
3. de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.
Verder moet zich geen van de volgende eveneens in artikel 843a Rv opgenomen uitzonderingen voordoen:
4. hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn,
5. degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn en
6. degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
2.6. Essent heeft bij antwoord in het incident 25 producties overgelegd. Global Enerji heeft bij het pleidooi aangegeven dat met (een deel van) die producties is voldaan aan de vordering ten aanzien van de hiervoor onder 2.2 sub 1 onder i), ii), iii), iv), vi), en vii) bedoelde bescheiden. De rechtbank is van oordeel dat Global Enerji op grond van het vorenstaande geen belang meer heeft bij toewijzing van het gevorderde op de hiervoor genoemde onderdelen. Het gevorderde zal in zoverre worden afgewezen.
2.7. Tegen het gevorderde 2.2 sub 1 onder v) voert Essent aan dat zij over niet meer informatie beschikt ter zake de verkoop, ontmanteling en verwijdering van onderdelen en/of materialen van de Centrale dan zij al heeft overgelegd. De rechtbank constateert dat dit de producties E-11, E-12, E-13, E-18, E-19, E-20 en E-25 van Essent betreft. Bezien in dit licht kan Global Enerji niet volstaan met het onverkort vasthouden aan de vordering zoals geformuleerd onder v), zonder nader toe te lichten welke bescheiden zij precies op het oog heeft. De rechtbank is het met Global Enerji eens dat in het kader van een vordering op grond van artikel 843a Rv niet vereist is dat elk stuk met naam, toenaam en datum wordt gespecificeerd, maar in het onderhavige geval gaat het om bescheiden waarvan Global Enerji niet eens een concreet vermoeden heeft dat ze überhaupt bestaan. De rechtbank is daarom met Essent van oordeel dat op dit punt sprake is van een fishing expedition, waartoe artikel 843a Rv zich niet leent. Het gevorderde op dit punt zal worden afgewezen.
2.8. Met betrekking tot het gevorderde onder 2.2 sub 1 onder xii) stelt Essent dat tussen 23 april 2008 en 26 juni 2008 geen onderdelen van de Centrale zijn verwijderd. Over die periode bestaat dus ook geen overzicht van verwijderde onderdelen. Essent stelt voorts niet te beschikken over één gespecificeerd overzicht van alle onderdelen en/of materialen die vanaf 26 juni 2008 zijn verwijderd. Essent stelt voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst een lijst met ontbrekende onderdelen aan Global Enerji te hebben verstrekt. De rechtbank begrijpt dat Essent hiermee doelt op de “Missing Parts List” (productie G-2 Global Enerji). Daarnaast stelt Essent op 28 september 2010 een interne notitie van Essent van 8 juni 2009 inzake de afvoer van materialen aan Global Enerji te hebben gestuurd (prod. E-25 Essent). De rechtbank wijst voorts op de door Essent overgelegde producties E-11, E-12, E-13, E-18, E-19 en E-20, betreffende de verkoop en afvoer van onderdelen en materialen. De rechtbank overweegt dat in het licht van het vorenstaande niet valt in te zien welke gespecificeerde overzichten Global Enerji verder nog van Essent wenst te ontvangen. Voor zover het gevorderde tevens zou omvatten dat van Essent wordt verlangd dat zij een gespecificeerd overzicht opstelt van verwijderde en/of aan derden verkochte onderdelen en/of materialen, overweegt de rechtbank dat dit het bestek van artikel 843a Rv te buiten gaat. Het gevorderde op dit punt zal worden afgewezen.
2.9. Met betrekking tot de overige door Global Enerji gevorderde bescheiden, zoals weergegeven in 2.2 sub 1 onder viii), ix), x), xi), xiii), xiv) en xv) overweegt de rechtbank als volgt. De eerste hindernis die genomen moet worden is die van de vraag of Global Enerji een rechtmatig belang heeft bij kennisname van de betreffende bescheiden. Het moet er daarbij om gaan dat Global Enerji de betreffende stukken nodig heeft ter bepaling van feiten op grond waarvan een rechtsbetrekking kan worden vastgesteld. Zonder nadere toelichting, die, ondanks het door Global Enerji aangevraagde pleidooi, niet is verstrekt, valt niet in te zien wat de meerwaarde is van de thans bedoelde stukken boven de door Essent reeds (bij antwoord in het incident) overgelegde stukken. Het had op de weg van Global Enerji gelegen om concreet aan te geven wat haar belang is bij de stukken als bedoeld in 2.2 sub 1 onder viii), ix), x), xi), xiii), xiv) en xv). Global Enerji heeft bij het pleidooi wel een paar voorbeelden gegeven, maar die overtuigen de rechtbank niet. De rechtbank zal daarop achtereenvolgens ingaan.
2.10. Volgens Global Enerji kan aan de hand van de (reserve-)onderdelenadministratie van Essent onomstotelijk worden vastgesteld welke onderdelen van de Centrale wanneer en door wie zijn verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien wat de relatie is tussen de hiervoor in 2.9 aangeduide stukken en de (reserve-) onderdelenadministratie.
2.11. Voorts kan volgens Global Enerji aan de hand van de toegangsadministratie (xiii) worden vastgesteld aan wie Essent toegang heeft verleend tot de Centrale. De rechtbank ziet niet in op welke wijze dit kan bijdragen aan het door Global Enerji gewenste inzicht in welke onderdelen van de Centrale ontbreken.
2.12. Aan de hand van de safety logs kan volgens Global Enerji worden vastgesteld of er sprake was van een onveilige werksituatie en wat daarvan de oorzaak was. Ook hierin volgt de rechtbank Global Enerji niet. De onveilige werksituatie ontstond volgens de eigen stelling van Global Enerji omdat er onvoldoende ruimte was op het terrein van de Centrale om de onderdelen van de Centrale te ontmantelen en op te slaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat voor de onderbouwing van deze stelling kennisname van de safety logs (nog) vereist is.
2.13. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat bezien in het licht van de reeds door Essent overgelegde stukken, Global Enerji geen rechtmatig belang heeft bij inzage in of afschrift van de door haar gewenste bescheiden als bedoeld in 2.2 sub 1 onder viii), ix), x), xi), xiii), xiv) en xv). Er is vooralsnog niet gebleken dat sprake is van de situatie dat een partij (Essent) een onredelijk voordeel geniet dan wel of haar wederpartij (Global Enerji) een onredelijk nadeel lijdt, doordat een bepaald (bewijs)stuk in de procedure niet (als bewijsmiddel) ter beschikking komt (vgl. MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv. P.553). De rechtbank zal het gevorderde daarom afwijzen.
2.14. Met betrekking tot het “verzoek” van Global Enerji dat de rechtbank gebruik zal maken van de discretionaire bevoegdheid die artikel 22 Rv haar geeft, overweegt de rechtbank dat toepassing van artikel 22 Rv in dit stadium van de procedure, waarin nog niet voor antwoord is geconcludeerd, (nog) niet aan de orde is. Het is aan de rechter die over het geschil ten gronde oordeelt om al dan niet te zijner tijd met toepassing van de in artikel 22 Rv gegeven bevoegdheid Essent te gelasten eventuele bescheiden in het geding te brengen.
2.15. Hoewel de vordering van Global Enerji wordt afgewezen, heeft zij wel middels de incidentele vordering weten te bewerkstelligen dat een deel van de door haar gewenste bescheiden door Essent bij conclusie van antwoord in het incident is overgelegd. De rechtbank ziet daarin aanleiding om Global Enerji te veroordelen in de kosten van Essent voor zover die het pleidooi betreffen. De rechtbank begroot deze kosten op € 452,00.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt Global Enerji in de kosten van het incident, aan de zijde van Essent tot op heden begroot op EUR 452,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,
3.3. verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 november 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.