ECLI:NL:RBSHE:2011:BU4353

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825101-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal met geweld in Eindhoven

Op 16 november 2011 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 21 januari 2010 in Eindhoven, waar de verdachte samen met anderen een woning binnendrong en goederen ter waarde van 15.000 euro heeft gestolen. Tijdens de inbraak werd geweld gebruikt tegen de bewoners, waaronder bedreiging met een vuurwapen. De verdachte ontkende zelf geweld te hebben gebruikt, maar de rechtbank oordeelde dat hij medeverantwoordelijk was voor het geweld dat door zijn mededaders werd gepleegd. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzet had op het gebruik van geweld, omdat hij zich bewust was van de kans dat geweld zou worden gebruikt bij betrapping. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank legde een straf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de initiatiefnemer was van de inbraak en hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden bij de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825101-11
Datum uitspraak: 16 november 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 mei 2011, 2 augustus 2011, 28 oktober 2011 en 2 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van mei 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 november 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning een geldbedrag van 15.000 euro en/of een doos met kleren en/of een handtas (met daarin twee bankpassen en/of een legitimatiebewijs en/of twee mobiele telefoons), een damestas, een paspoort, een ID-kaart, een X-box, een Nintendo DSi, een Wii-computer, 2 fotocamera's, een videocamera en een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en /of een meisje van 8 jaar, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en/of een meisje van 8 jaar heeft/hebben gericht en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Naar binnen of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en/of een meisje van 8 jaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben doorgeladen en/of
- een slaande beweging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gemaakt in de richting van het gezicht van die [slachtoffer1] en/of
- die [slachtoffer1] heeft/hebben vast gepakt en/of
- een meisje van 8 jaar heeft/hebben vast gepakt en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer2] heeft/hebben gericht en/of
- aan de tas van die [slachtoffer2] heeft/hebben getrokken;
(art 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte erkent dat hij medepleger is bij een diefstal, maar dat hem geen verwijt inzake het geweld gemaakt kan worden. Het door de medeverdachten gebruikte geweld kan niet aan verdachte toegerekend worden omdat uit niets blijkt dat verdachte opzet zou hebben gehad op enige vorm van geweld noch blijkt dat hij daar op enige wijze rekening mee had moeten houden. Er is niet over het geweld gesproken, er zijn geen wapens getoond en verdachte was er niet bij op het moment dat het geweld werd toegepast. Er is aldus in het dossier geen bewijs aanwezig waaruit blijkt dat verdachte afspraken met de medeverdachten heeft gemaakt omtrent de diefstal met geweld. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van diefstal met geweld en verdachte slechts te veroordelen voor diefstal in vereniging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2] op 22 januari 2010:
Op 21 januari 2010 werd op de [adres slachtoffer] Eindhoven een woninginbraak met geweld gepleegd. We zijn vanavond de [adres slachtoffers] ingereden. Terwijl wij bij onze woning aan kwamen rijden, zag ik meteen dat de voordeur van onze woning open stond. Ik had, toen ik vandaag weg ging, de voordeur gewoon achter me dichtgetrokken. [slachtoffer1] is toen uit de auto gestapt en liep richting de voordeur van onze woning. Ik hoorde dat [slachtoffer1] riep, "Politie, politie!" Ik ben uitgestapt. Ik zag bovenin mijn woning ook de schim van een persoon. Toen ik langs de auto stond, kwamen van rechtsachter 2 jongens aangelopen. Ik zag dat de lange jongen richting [slachtoffer1] liep. Ik zag dat de lange jongen [slachtoffer1] met zijn linkerhand bij zijn capuchon vastpakte. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer1] zich los wist te maken en richting de [weg] rende. Terwijl [slachtoffer1] wegrende draaide de lange jongen zich om. Op een paar meter van de lange jongen stond de tweede jongen. Ik hoorde de lange jongen iets roepen van, "die tas, die tas". Hierop pakte de lange jongen mijn tas aan het hengsel vast en trok het van mijn lijf. Vervolgens rende de lange jongen weg. In mijn tas zaten 2 bankpassen. Ook zat in mijn tas het legitimatiebewijs van mijn zoontje. In de tas zaten ook 2 mobiele telefoons. Ik ben toen mijn woning ingelopen. Of er verder spullen uit de woning zijn weggenomen kan ik nu nog niet zeggen. Ik weet dat [slachtoffer1] van de week zijn auto heeft verkocht. [slachtoffer1] heeft daar al geld voor ontvangen. Het geld van de verkoop van de Golf 5, hebben ze meegenomen, zo hoorde ik achteraf van [slachtoffer1].1
Een bijlage met gestolen goederen behorend bij het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2] op 22 januari 2010:
Kleding, een Xbox, Nintento Dsi, Sony Wii (computer), 2 fotocamera's, een videocamera, ringen, armbanden, oorbellen, hangers en kettingen.2
Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer1] op 22 januari 2010:
Ik doe aangifte ter zake diefstal met geweld. Op 21 januari 2010 ben ik thuis vertrokken. Ik heb mijn woning geheel afgesloten achtergelaten. Ik woon op dit moment bij mijn vriendin [slachtoffer2]. Omstreeks 19:35 uur ben ik samen met mijn vriendin richting ons huis vertrokken. Omstreeks 19:50 uur kwam ik bij onze woning welke gelegen is aan [adres slachtoffers] te Eindhoven aan. Toen ik mijn personenauto voor onze woning wilde parkeren zag ik dat mijn voordeur van mijn woning open stond op een kiertje. Ik zag iemand bewegen in de woonkamer of keuken van mijn woning. Nadat ik mijn personenauto tot stilstand had gebracht heb ik met luide stem geroepen "Politie, Politie". Toen ik dichterbij de voordeur kwam zag ik wederom een schim in de richting van mijn achterdeur lopen. Vervolgens benaderde twee manspersonen mij en mijn vriendin van achteren. Van deze twee manspersonen kan ik zeggen dat de ene een lange magere manspersoon was, en de andere een wat forsere manspersoon was. Tijdens het weg lopen pakte de lange manspersoon mij vast. Ik voelde dat hij mijn capuchon vast pakte. Mijn vriendin stond op dat moment nog steeds bij de voordeur van onze woning. Toen ik me had kunnen los rukken heb ik het op een rennen gezet. Toen ik zag dat de twee mannen waren verdwenen ben ik terug gelopen naar mijn woning. Ik zag dat vanaf de zolder tot aan beneden alles overhoop was gehaald. Ik hoorde later dat de twee mannen, de handtas van mijn vriendin hebben afgepakt. Dit was in de voortuin op het moment dat ik was weggelopen.3
De verklaring van getuige [getuige 1] afgelegd op 21 januari 2011:
Op donderdag 21 januari 2010, omstreeks 17.45 uur, bevond ik mij op [adres getuige 1] te Eindhoven. Ik zat op zolder achter de computer en keek naar buiten. Ik zag dat er een zwarte Volkswagen Polo stopte op de eerste parkeerplaats aan de rechterkant vanuit mijn zolderraam gezien. Dit is [straat1] te Eindhoven. Het kenteken van de auto heb ik goed gezien. Ik heb dit genoteerd op een briefje. Ik weet het kenteken nu alleen niet meer uit mijn hoofd. Ik geloof dat het iets was van, [kenteken] of iets in de geest. De neus van de auto stond in de richting [straat1] . Er stapten drie personen uit deze auto. Deze drie personen liepen op hun gemak in de richting van de eerste brandgang aan de linkerkant in de [straat2], gezien vanuit de [straat1]. Daar zijn ze echt ingelopen. 10 seconden nadat ze de brandgang in zijn gelopen kwamen ze weer terug. Toen ik omstreeks 19.57 uur wederom de zwarte polo uit de [straat 2] zag komen, zonder verlichting, zelfde kenteken en met hoge snelheid, besloot ik de politie te bellen.4
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant2]:
Op 25 januari 2010 heb ik telefonisch contact gelegd met [getuige1]. In zijn verklaring van 21 januari 2010 noemt hij een kenteken van [kenteken] of gelijkend, maar geeft hij aan dat hij thuis een blad heeft laten liggen waarop hij het kenteken genoteerd had. De [getuige1] heeft op 25 januari 2010 op mijn verzoek het betreffende blad met het kenteken afgegeven op het hoofdbureau van politie te Eindhoven. Op dit blaadje stond [kenteken] genoteerd. Het betrof een volkswagen Polo type 2003. Dit had hij op 21 januari 2010 omstreeks 18.00 zelf waargenomen en genoteerd.5
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant1]:
Door ondergetekende werd via de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam de tenaamstelling van het genoemde kenteken opgevraagd. Daarbij bleek dat het kenteken [kenteken] sedert 13 oktober 2009 te naam was gesteld van de hieronder volledig genoemde [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.6
Een proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4]:
Op donderdag 21 januari 2010 te 21.40 uur, werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak woning met geweld, gepleegd op donderdag 21 januari 2010. Het perceel [adres slachtoffer]e Eindhoven is gelegen binnen de bebouwde kom in de gemeente Eindhoven. Het onderzoek is verricht in een rijtjeswoning, [adres slachtoffer]e Eindhoven. Tijdens het door ons, op donderdag 21 januari 2010 om 21:40 uur ingestelde onderzoek, werd door ons het navolgende gezien en bevonden.
Wij zagen dat op de zijkant van de achterdeur, aan de slotzijde, beschadigingen in de lak en het hout aanwezig waren. Wij troffen eveneens beschadigingen aan in de lak en het hout van het kozijn aan de slotzijde. Wij zagen dat de opzetvergrendeling aan de onderzijde van de achterdeur niet (meer) aanwezig was. Ook zagen wij dat de opzetvergrendeling, aan de bovenzijde van de achterdeur, verbogen was. Gezien de vorm van de beschadiging in de deur is het aannemelijk dat de achterdeur is geforceerd.7
Een proces-verbaal van [verbalisant2]:
In verband met een inbraak woning met geweld, op de [adres slachtoffer] Eindhoven, werd in het kader van een buurtonderzoek het volgende adres bezocht:
Op de [adres2] verklaarde [persoon1] het navolgende aan mij: Ik heb mogelijk tijdens of kort voor de overval een man tegenover mijn woning gezien. Ik heb de man alleen maar zien staan op de parkeerplaats nabij de woning die overvallen is. Hier rookte de man een sigaret. De man viel mij op omdat deze opvallend rond keek in de omgeving.8
Een verklaring van [getuige1] afgelegd op 4 februari 2010:
U vraagt mij naar wat ik gezien heb op donderdag 21 januari 2010. Ik liep omstreeks 19:00 uur van [adres slachtoffer] naar de [straat2] en toen zag ik een man uit een woning komen aan [adres slachtoffers]. Deze man had een doos in zijn handen. Deze man liep toen van [adres slachtoffers] in de richting van de [straat2]. Hij liep naar een voertuig toe. Dit was een zwarte Volkswagen, type Polo. Vervolgens zette hij de doos in zijn auto.9
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2011, inhoudende:
Ik ben op 21 januari 2010 met twee anderen naar Eindhoven gegaan. Ik hoorde van het plan een inbraak te gaan plegen toen we in een straat vlakbij die woning in Eindhoven waren. Ik ben op eigen initiatief de woning in gegaan. Ik ben niet langer dan een minuut in de woning geweest. Ik heb uit de woning een doos met kleding meegenomen. In de auto bleek één van de anderen een telefoon te hebben meegenomen. Deze telefoon zat in een damestas.10
De verklaring van verdachte afgelegd op 15 februari 2011:
Ik ken [persoon2] als Belg. Mijn neefje was daar. Die was daar best wel vaak. Ik ging na het werk toevallig langs. [persoon2] woont in Gent. Ik bedoel met neef [neef verdachte]. Dat is een bijnaam van [neef verdachte]. [neef verdachte] en Belg zaten die avond met z'n tweeën. Ik was met de auto. Ik moest naar Eindhoven rijden. We reden naar Eindhoven. Daar vertelde die Belg mij dat we zouden inbreken in een woning waar veel cash geld zou liggen. Ik moest ook wat spullen gaan halen in die woning. Zij gingen richting het huis. Ze hebben toen een deur opengebroken, volgens mij aan de achterkant. Ik ben van voren binnen gekomen en de Belg deed voor mij de deur open. Ik heb alleen een doos met kleren doorzocht en meegenomen. Ik heb de doos mee de woning uitgenomen. Ik heb de doos achter in mijn auto gezet. Ik ben toen in de auto gaan zitten. Mijn auto stond met de achterzijde naar het huis toe op ongeveer een afstand van 100 meter van de woning vandaan. Ik wist dat hun nog in het huis zaten. Ik ben naar een hoek van de straat gelopen. Daar heb ik een sigaret gerookt. Dit was volgens mij net nadat ik de doos achter in de auto had gezet. Ik ben eerst even in de auto gaan zitten, daar heb ik de eerste sigaret gerookt. Daarna ben ik uitgestapt en op de hoek van een straat gaan staan. Belg zei dat ik maar op de hoek moest gaan staan om alles in de gaten te houden. Ik zag het niet zitten en ben weer terug gegaan nadat ik deze tweede peuk gerookt had. Ik ging terug naar de auto. Toen ik weer terug in de auto zat hoorde ik geluiden. Ik hoorde een vrouwenstem. Ik vertrouwde het niet. Ik ben toen gaan kijken en zag een vrouw. Ook zag ik een man rennen. Ik zag dat die Belg en [neef verdachte] ook gingen rennen in de richting van mijn auto.11
De verklaring van verdachte afgelegd op 14 maart 2011:
Ik was in de buurt van mijn auto toen die mensen klaarblijkelijk thuis kwamen. Ik ben teruggerend omdat ik een vrouw hoorde schreeuwen en toen zag ik alleen die man in een flits wegrennen en een vrouw staan. [neef verdachte] en [persoon2] kwamen er toen al aangerend en ik ben met hun meegerend in de richting van mijn auto. Van mijn auto waren de lichten denk ik wel uit.12
Het oordeel van de rechtbank.
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt. Wel blijkt hieruit dat er bij de inbraak door de mededaders geweld is gebruikt. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte op het door zijn mededaders gebruikte geweld (voorwaardelijke) opzet heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nu hij met anderen vroeg op de avond heeft ingebroken in een woning, zich er in de gegeven omstandigheden tenminste rekenschap van moet hebben gegeven dat bij betrapping de kans op het gebruik van een zekere mate van geweld reëel was. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bewezenverklaarde gebruik van geweld, gericht tegen de personen die hem en zijn mededaders betrapten bij het plegen van de diefstal.
Uit de aangiften van [slachtoffer2] en [slachtoffer1] blijkt dat bij de woninginbraak niet slechts sprake is geweest van het door de rechtbank aan verdachte toegerekende geweld, maar dat ook sprake is geweest van geweld dan wel bedreigingen met geweld door middel van vuurwapengebruik door de mededaders van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, nu niet blijkt dat voorafgaand aan de inbraak aan hem wapens getoond zijn of door zijn mededaders over het gebruik van wapens is gesproken, zich er in de gegeven omstandigheden geen rekenschap van hoeft te hebben gegeven dat bij betrapping door zijn mededaders dergelijk fors geweld zou worden gebruikt. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de met de inbraak gepaard gaande bedreiging met geweld dan wel op het meer of anders tenlastegelegde geweld dan bewezen is verklaard, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 21 januari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning een geldbedrag en een doos met kleren en een handtas met daarin twee bankpassen en een legitimatiebewijs en twee mobiele telefoons, een X-box, een Nintendo DSi, een wii-computer, 2 fotocamera's, een videocamera en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat
verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer1] hebben vast gepakt en aan de tas van die [slachtoffer2] hebben getrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts vordert hij volledige toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de rechtbank bepaalt dat verdachte en zijn mededaders jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de totale schade. Tot slot vordert hij dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon aan verdachte wordt teruggegeven.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat aan verdachte één maand gevangenisstraf opgelegd dient te worden welke straf past bij een diefstal in vereniging (zonder geweld). Mocht de rechtbank voor diefstal met geweld een straf overwegen welke qua duur langer is dan de thans ondergane voorlopige hechtenis, dan verzoekt de verdediging de rechtbank die straf toch niet op te leggen maar slechts een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest omdat de opsporingsautoriteiten hebben gedraald en omdat uit het reclasseringsrapport van 2 mei 2011 blijkt dat er sprake is van een laag recidiverisico en afwezige zorg over de verdere ontwikkeling van het leven van verdachte.
Tot slot stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen gelet op de gecompliceerdheid hiervan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten bezware van verdachte in het bijzonder rekening houden met het volgende:
Verdachte heeft zich samen met anderen in de avonduren schuldig gemaakt aan een woninginbraak met geweld waarbij letterlijk de hele woning over hoop gehaald is. Verdachte en zijn mededaders hebben uit eigen financieel gewin goederen weggenomen. De slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden hiervan - afgezien van de financiële schade - doorgaans nog lang nadelige gevolgen, aangezien zij zich in een voor hen vertrouwde omgeving minder veilig zullen voelen. Verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feit bij het tegen hem ingestelde onderzoek heeft toegegeven en dat verdachte niet de initiatiefnemer van het mede door hem gepleegde strafbare feit is geweest.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Deze straf dient ter vergelding van hetgeen verdachte en zijn mededaders hebben gedaan, maar dient er tevens voor anderen die van plan zijn dergelijke inbraken met geweld te gaan plegen hiervan te weerhouden.
De rechtbank zal bepalen dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank in tegenstelling tot de officier van justitie van oordeel is dat verdachte niet voor al het door de mededaders toegepaste geweld verantwoordelijk is en de straf de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld gepleegd tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer1] , in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer2] , in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Teruggave inbeslaggenomen goed, te weten: een GSM merk Nokia (goednr. 335727) aan verdachte
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 16 november 2011.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
1 Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche cluster Eindhoven+, met dossiernummer 2010010697, afgesloten d.d. 30 september 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 374 {hierna genoemd Eindpv}, een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2], pagina 147-149
2 Een bijlage met gestolen goederen behorend bij het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2]. Deze bijlage is gevoegd achter het voegingsformulier van de benadeelde partij [slachtoffer2]
3 Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer1], pagina 152-155 van het Eindpv
4 Een verklaring van getuige [getuige 1], pagina 272-274 van het Eindpv
5 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant2] p. 258 van het Eindpv
6 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant1] p. 261 van het Eindpv
7 Een proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4], pagina 154b, 155c en 158f van het Eindpv
8 Een proces-verbaal van [verbalisant2], pagina 246 van het Eindpv
9 Een verklaring van [getuige1] afgelegd op 4 februari 2010, pagina 277-278 van het Eindpv
10 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2011
11 De verklaring van verdachte afgelegd op 15 februari 2011, pagina 305-308 van het Eindpv
12 De verklaring van verdachte afgelegd op 14 maart 2011, pagina 325 en 326 van het Eindpv
11
Parketnummer: 01/825101-11
[verdachte]