ECLI:NL:RBSHE:2011:BU4372

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/839326-10
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewelddadige woninginbraak in Eindhoven

In deze zaak is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden voor het medeplegen van diefstal met geweld in Eindhoven op 21 januari 2010. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een woning is binnengegaan met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de inbraak is geweld gebruikt tegen de bewoners, waaronder een jongen van 5 jaar en een meisje van 8 maanden. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte, die eerder belastende verklaringen had afgelegd, als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat deze later zijn ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzet had op het gebruik van geweld en dat hij zich bewust was van de kans dat dit geweld zou worden gebruikt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 54 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De uitspraak is gedaan op 16 november 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/839326-10
Datum uitspraak: 16 november 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 augustus 2011, 28 oktober 2011 en 2 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 november 2011 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning een geldbedrag van 15.000 euro en/of een doos met kleren en/of een handtas (met daarin twee bankpassen en/of een legitimatiebewijs en/of twee mobiele telefoons), een damestas, een paspoort, een ID-kaart, een X-box, een Nintendo DSi, een wii-computer, 2 fotocamera's, een videocamera en een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en /of een meisje van 8 maanden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en/of een meisje van 8 maanden heeft/hebben gericht en/of (daarbij) heeft/hebben geroepen: "Naar binnen of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of een jongen van 5 jaar en/of een meisje van 8 maanden een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben doorgeladen en/of
- een slaande beweging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben gemaakt in de richting van het gezicht van die [slachtoffer1] en/of
- die [slachtoffer1] heeft/hebben vast gepakt en/of
- een meisje van 8 maanden heeft/hebben vast gepakt en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer2] heeft/hebben gericht en/of
- aan de tas van die [slachtoffer2] heeft/hebben getrokken;
(art 312 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het wettig bewijs doch in ieder geval de overtuiging dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd ontbreekt. Zij voert hiertoe het volgende aan.
De belastende verklaring van de medeverdachte is niet correct en er kunnen grote vraagtekens worden gezet bij de betrouwbaarheid van deze verklaring. Uit het verloop van de verklaring op pagina 304 en verder blijkt dat [medeverdachte] niet spontaan de naam van verdachte heeft genoemd. De rechercheurs hebben hem immers informatie voorgehouden en daadwerkelijk de naam van verdachte genoemd. Voorts heeft getuige [getuige1] aangegeven dat [medeverdachte] en verdachte een slechte verstandhouding hebben en dat verdachte op 21 januari 2010 bij hem in Rotterdam was. [medeverdachte] heeft later bij de rechter-commissaris verklaard dat de eerder door hem afgelegde verklaringen niet juist zijn en dat verdachte niet betrokken was bij het tenlastegelegde. Gelet op het voornoemde stelt de verdediging zich op het standpunt dat de belastende verklaring van [medeverdachte] niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat de door aangever [slachtoffer1] en getuige [getuige2] genoemde signalementen niet overeenkomen met het uiterlijk van verdachte. De aangevers [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben verdachte ook niet herkend tijdens de fotoconfrontatie. Ondanks uitvoerig onderzoek is er geen ondersteunend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal bijgekomen. De verdediging stelt zich gelet op het voorgaande op het standpunt dat er maar één conclusie kan volgen en dat is vrijspraak.
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de verdediging onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De rechtbank baseert haar oordeel over de feitelijke gang van zaken op de navolgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2] op 22 januari 2010:
Op 21 januari 2010 werd op de [straat slachtoffer] te Eindhoven, een woninginbraak met geweld gepleegd. We zijn vanavond de [straat slachtoffer] ingereden. Terwijl wij bij onze woning aan kwamen rijden, zag ik meteen dat de voordeur van onze woning open stond. Ik had, toen ik vandaag weg ging, de voordeur gewoon achter me dichtgetrokken. [slachtoffer1] is toen uit de auto gestapt en liep richting de voordeur van onze woning. Ik hoorde dat [slachtoffer1] riep, "Politie, politie!" Ik ben uitgestapt. Ik zag bovenin mijn woning ook de schim van een persoon. Toen ik langs de auto stond, kwamen van rechtsachter 2 jongens aangelopen. Ik zag dat de lange jongen richting [slachtoffer1] liep. Ik zag dat de lange jongen met een zilveren pistool op [slachtoffer1] afliep. Ik zag dat hij het wapen op [slachtoffer1] richtte. Terwijl hij richting [slachtoffer1] liep, zag ik dat hij het wapen naar achter trok. Ik zag hem het wapen doorladen. Ik zag dat het een lang zilverkleurig wapen was. Ik zag dat de lange jongen [slachtoffer1] met zijn linkerhand bij zijn capuchon vastpakte. Vervolgens zag ik dat hij met de hand, waar hij het wapen in vasthad, een klap op het gezicht van [slachtoffer1] gaf. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer1] zich los wist te maken en richting de [weg] rende. Terwijl [slachtoffer1] wegrende draaide de lange jongen zich om. Ik zag dat hij vervolgens zijn pistool op mij richtte. Vervolgens deed de lange jongen de deur van de auto open en pakte mijn dochtertje bij haar jas. Op een paar meter van de lange jongen stond de tweede jongen. Het was een vrij dikke jongen. Ik zag wel dat de dikke jongen ook een pistool in zijn handen had. Met een hand had de lange jongen mijn dochtertje vast en met de andere hand, hield hij het pistool op mijn hoofd gericht. Ik hoorde de lange jongen iets roepen van, "Die tas, die tas". Hierop pakte de lange jongen mijn tas aan het hengsel vast en trok het van mijn lijf. Vervolgens rende de lange jongen weg. In mijn tas zaten 2 bankpassen. Ook zat in mijn tas het legitimatiebewijs van mijn zoontje. In de tas zaten ook 2 mobiele telefoons. Ik ben toen mijn woning ingelopen. Of er verder spullen uit de woning zijn weggenomen kan ik nu nog niet zeggen. Ik weet dat [slachtoffer1] van de week zijn auto heeft verkocht. [slachtoffer1] heeft daar al geld voor ontvangen. Het geld van de verkoop van de Golf 5, hebben ze meegenomen, zo hoorde ik achteraf van [slachtoffer1]. Het signalement van de dikke jongen kan ik als volgt omschrijven: Marokkaans of Turks uiterlijk, dik, sprak met een accent en droeg het zwarte pistool.1
Een bijlage met gestolen goederen behorend bij het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2] op 22 januari 2010:
Kleding, een Xbox, Nintento Dsi, Sony Wii (computer), 2 fotocamera's, een videocamera, ringen, armbanden, oorbellen, hangers en kettingen.2
Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer1] op 22 januari 2010:
Ik doe aangifte ter zake diefstal met geweld. Op 21 januari 2010 ben ik thuis vertrokken. Ik heb mijn woning geheel afgesloten achtergelaten. Ik heb samen met mijn vriendin [slachtoffer2] een dochtertje van 8 maanden. Tevens heeft mijn vriendin uit een eerdere relatie een zoontje van 5 jaar. Ik woon op dit moment bij mijn vriendin. Omstreeks 19:35 uur ben ik samen met mijn vriendin richting ons huis vertrokken. Omstreeks 19:50 uur kwam ik bij onze woning welke gelegen is aan de [straat slachtoffer] te Eindhoven aan. Toen ik mijn personenauto voor onze woning wilde parkeren zag ik dat mijn voordeur van mijn woning open stond op een kiertje. Ik zag iemand bewegen in de woonkamer of keuken van mijn woning. Nadat ik mijn personenauto tot stilstand had gebracht heb ik met luide stem geroepen "Politie, Politie". Vervolgens zag ik dat het 5 jarige zoontje van mijn vriendin ook uit de personenauto was gestapt. Zij had het jongetje aan haar rechterhand vast. De kleinste van 8 maanden oud lag nog in de kinderstoel welke bevestigd is op achterbank van de personenauto. Toen ik dichterbij de voordeur kwam zag ik wederom een schim in de richting van mijn achterdeur lopen. Vervolgens benaderde twee manspersonen mij en mijn vriendin van achteren. Van deze twee manspersonen kan ik zeggen dat de ene een lange magere manspersoon was, en de andere een wat forsere manspersoon was. Ik zag dat de lange magere manspersoon een wapen in zijn hand had en op ons richtte. Hierop hoorde ik dat de lange man naar mij en mijn vriendin riep "Naar binnen, naar binnen, of ik schiet!!". Ik zag dat het vuurwapen wat de lange manspersoon vast hield zilverkleurig was. Ik hoorde dat de lange manspersoon een trekkende beweging naar achteren maakte waardoor het wapen een klikkend geluid maakte. Het leek erop dat de lange manspersoon het vuurwapen doorlaadde. Vervolgens zag ik dat de lange manspersoon met het vuurwapen in zijn hand, een slaande beweging maakte in de richting van mijn gezicht. Hij sloeg met de hand waar de man het vuurwapen in vast had. Tijdens het weg lopen pakte de lange manspersoon met het vuurwapen mij vast. Ik voelde dat hij mijn capuchon vast pakte. Mijn vriendin stond op dat moment met het kind van vijf (5) jaar aan de hand nog steeds bij de voordeur van onze woning. Toen ik me had kunnen los rukken heb ik het op een rennen gezet. Toen ik zag dat de twee mannen waren verdwenen ben ik terug gelopen naar mijn woning. Ik zag dat vanaf de zolder tot aan beneden alles overhoop was gehaald. Ik hoorde later dat de twee mannen, de handtas van mijn vriendin hebben afgepakt. Dit was in de voortuin op het moment dat ik was weggelopen. De dikke man, was echt dik. Hij kon amper rennen.3
De verklaring van getuige [getuige2] afgelegd op 21 januari 2011:
Op donderdag 21 januari 2010, omstreeks 17.45 uur, bevond ik mij op de Heistraat nummer 11 te Eindhoven. Ik zat op zolder achter de computer en keek naar buiten. Ik zag dat er een zwarte Volkswagen Polo stopte op de eerste parkeerplaats aan de rechterkant vanuit mijn zolderraam gezien. Dit is de [straat1] te Eindhoven. Het kenteken van de auto heb ik goed gezien. Ik heb dit genoteerd op een briefje. Ik weet het kenteken nu alleen niet meer uit mijn hoofd. Ik geloof dat het iets was van, [kenteken] of iets in de geest. De neus van de auto stond in de richting [straat]. Er stapten drie personen uit deze auto. Deze drie personen liepen op hun gemak in de richting van de eerste brandgang aan de linkerkant in de [straat1], gezien vanuit [straat]. Daar zijn ze echt ingelopen. 10 seconden nadat ze de brandgang in zijn gelopen kwamen ze weer terug. Ik kan persoon 1 als volgt omschrijven: manspersoon, fors postuur, 120 kg ongeveer, 25-30 jaar oud, keek sloom uit de ogen, vermoedelijk Turkse of Marokkaanse afkomst. Ik ben me vervolgens gaan concentreren op de persoon 1 en de auto. Toen ik omstreeks 19.57 uur wederom de zwarte polo uit de [straat1] zag komen, zonder verlichting, zelfde kenteken en met hoge snelheid, besloot ik de politie te bellen. Ik kon alleen persoon 1 zien. Ik herkende hem aan zijn postuur en zijn zithouding.4
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant1]:
Op 25 januari 2010 heb ik telefonisch contact gelegd met getuige van [getuige2]. In zijn verklaring van 21 januari 2010 noemt hij een kenteken van [kenteken] of gelijkend, maar geeft hij aan dat hij thuis een blad heeft laten liggen waarop hij het kenteken genoteerd had. De getuige van [getuige2] heeft op 25 januari 2010 op mijn verzoek het betreffende blad met het kenteken afgegeven op het hoofdbureau van politie te Eindhoven. Op dit blaadje stond [kenteken] genoteerd. Het betrof een volkswagen Polo type 2003. Dit had hij op 21 januari 2010 omstreeks 18.00 zelf waargenomen en genoteerd.5
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant2]:
Door ondergetekende werd via de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veendam de tenaamstelling van het genoemde kenteken opgevraagd. Daarbij bleek dat het kenteken [kenteken] sedert 13 oktober 2009 te naam was gesteld van de hieronder volledig genoemde [medeverdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.6
Een proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4]:
Op donderdag 21 januari 2010 te 21.40 uur, werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak woning met geweld, gepleegd op donderdag 21 januari 2010. Het perceel [adres slachtoffers] te Eindhoven is gelegen binnen de bebouwde kom in de gemeente Eindhoven. Het onderzoek is verricht in een rijtjeswoning, [adres slachtoffers] te Eindhoven. Tijdens het door ons, op donderdag 21 januari 2010 om 21:40 uur ingestelde onderzoek, werd door ons het navolgende gezien en bevonden.
Wij zagen dat op de zijkant van achterdeur, aan de slotzijde, beschadigingen in de lak en het hout aanwezig waren. Wij troffen eveneens beschadigingen aan in de lak en het hout van het kozijn aan de slotzijde. Wij zagen dat de opzetvergrendeling aan de onderzijde van de achterdeur niet (meer) aanwezig was. Ook zagen wij dat de opzetvergrendeling, aan de bovenzijde van de achterdeur, verbogen was. Gezien de vorm van de beschadiging in de deur is het aannemelijk dat de achterdeur is geforceerd.7
Een proces-verbaal van [verbalisant1]:
In verband met inbraak woning met geweld, op de [adres slachtoffers] te Eindhoven, werd in het kader van een buurtonderzoek het volgende adres bezocht:
Op de [straat1] verklaarde [persoon1] het navolgende aan mij: Ik heb mogelijk tijdens of kort voor de overval een man tegenover mijn woning gezien. Ik heb de man alleen maar zien staan op de parkeerplaats nabij de woning die overvallen is. Hier rookte de man een sigaret. De man viel mij op omdat deze opvallend rond keek in de omgeving.8
Een verklaring van getuige [getuige3] afgelegd op 4 februari 2010:
U vraagt mij naar wat ik gezien heb op donderdag 21 januari 2010. Ik liep omstreeks 19:00 uur van de [straat slachtoffer] naar de [adres straat 1] en toen zag ik een man uit een woning komen aan de [straat slachtoffer]. Deze man had een doos in zijn handen. Deze man liep toen van de [straat slachtoffer] in de richting van de [straat1]. Hij liep naar een voertuig toe. Dit was een zwarte Volkswagen, type Polo. Vervolgens zette hij de doos in zijn auto.9
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 15 februari 2011:
Ik ken [persoon2] als Belg. Mijn neefje was daar. Die was daar best wel vaak. Ik ging na het werk toevallig langs. [persoon2] woont in Gent. Ik bedoel met neef [verdachte]. Dat is een bijnaam van [verdachte]. [verdachte] en Belg zaten die avond met z'n tweeën. Ik was met de auto. Ik moest naar Eindhoven rijden. Ik reed, naast mij zat mijn neef [verdachte] en die jongen zat achterin. We reden naar Eindhoven. Daar vertelde die Belg mij, dat we zouden inbreken in een woning waar veel cash geld zou liggen. Ik moest ook wat spullen gaan halen in die woning. Zij gingen richting het huis. Ze hebben toen een deur opengebroken, volgens mij aan de achterkant. Ik ben van voren binnen gekomen en de Belg deed voor mij de deur open. Ik heb alleen een doos met kleren doorzocht en meegenomen. Ik heb de doos mee de woning uitgenomen. Ik heb de doos achter in mijn auto gezet. Ik ben toen in de auto gaan zitten. Mijn auto stond met de achterzijde naar het huis toe op ongeveer een afstand van 100 meter van de woning vandaan. Ik wist dat hun nog in het huis zaten. Ik ben naar een hoek van de straat gelopen. Daar heb ik een sigaret gerookt. Dit was volgens mij net nadat ik de doos achter in de auto had gezet. Ik ben eerst even in de auto gaan zitten, daar heb ik de eerste sigaret gerookt. Daarna ben ik uitgestapt en op de hoek van een straat gaan staan. Belg zei dat ik dan maar op de hoek moest gaan staan om alles in de gaten te houden. Ik zag het niet zitten en ben weer terug gegaan nadat ik deze tweede peuk gerookt had. Ik ging terug naar de auto. Toen ik weer terug in de auto zat hoorde ik geluiden. Ik hoorde een vrouwenstem. Ik vertrouwde het niet. Ik ben toen gaan kijken en zag een vrouw en een kindje. Ook zag ik een man rennen. Ik zag dat die Belg en [verdachte] ook gingen rennen in de richting van mijn auto.10
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 21 februari 2011:
120 kg, ja dat ben ik niet en [persoon2] volgens mij ook niet. Dit moet dan [verdachte] zijn.
De Belg kreeg een telefoontje op de weg terug. Hij beantwoordde een beetje in straattaal. Maar na het gesprek vertelde [persoon2] dat het de man van het huis was. Ik dacht na dit telefoontje dat dat de gsm was van een van de bewoners, de man of de vrouw. [persoon2] zat achter mij in de auto en volgens mij stond daar een zwarte tas. Ik zag hengsels en denk dat het een handtas was.11
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 14 maart 2011:
[persoon2] liep voorop in de richting van de [straat slachtoffer] en kort daarop liep [verdachte] ook die richting op. Ik zag [verdachte] op de hoek staan van de [straat1] met de [straat slachtoffers]. Toen hij mij vroeg om mee te gaan spullen te halen in een huis ben ik met hem meegelopen naar de betreffende woning waarvan de voordeur al openstond. Deze woning ben ik samen met [verdachte] ingelopen. Toen ben ik dus de woning ingegaan en heb die doos daar gepakt. Ik heb de doos met daarin de kleding mee naar buiten genomen. Ik ben weer naar mijn auto gelopen en heb de doos achterin mijn auto gezet op de achterbank. [persoon2] heeft mij verteld dat hij in die woning heeft ingebroken. Ik was in de buurt van mijn auto toen die mensen klaarblijkelijk thuis kwamen. Ik ben teruggerend omdat ik een vrouw hoorde schreeuwen en toen zag ik alleen die man in een flits wegrennen en een vrouw staan. [verdachte] en [persoon2] kwamen er toen al aangerend en ik ben met hun meegerend in de richting van mijn auto. Van mijn auto waren de lichten denk ik wel uit.12
De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 9 juni 2011:
[verdachte] is een bijnaam van me geweest.13
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 november 2011, inhoudende:
[medeverdachte] is mijn neef. Het klopt dat ik dik ben.
De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 8 april 2010 te Gent:
Ik ben een vriend van[persoon2] sinds mijn twaalfde jaar. [persoon2] is naar Gent komen wonen. Ik kom ongeveer drie à vier keer per week bij hem. IK heb zelfs een huissleutel van zijn studio.14
Het oordeel van de rechtbank.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte].
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bekennende verklaringen (met betrekking tot de diefstal) die [medeverdachte] tegenover politieambtenaren heeft afgelegd. [medeverdachte] heeft deze verklaringen op verschillende momenten in februari en maart 2011 afgelegd en daarbij steeds openheid van zaken gegeven wat betreft de betrokkenheid van verdachte en de andere mededader. Pas een half jaar later op 22 september 2011 tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van de rechtbank van 2 november 2011 is [medeverdachte] op deze verklaringen teruggekomen, terwijl niet aannemelijk is geworden dat [medeverdachte] een gegronde reden had om in strijd met de waarheid bij de politie belastend te verklaren over de handelwijze van verdachte. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte] bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
De rechtbank acht in dit kader nog van belang dat de door [medeverdachte] genoemde mededader [persoon2] voor hem slechts een vage kennis is, maar een zeer goede vriend is van verdachte. Ook dit gegeven maakt de door [medeverdachte] bij de rechter-commissaris en ter zitting afgelegde verklaring dat hij met [persoon2] en een voor hem onbekende dikke persoon de inbraak heeft gepleegd ongeloofwaardig.
De gegeven signalementen en het uiterlijk van verdachte.
Aangever [slachtoffer1] heeft aangegeven dat één van de daders een dikke man was die amper kon rennen. Getuige Van [getuige2] heeft aangegeven dat hij zich op één man heeft geconcentreerd en zag dat die een fors postuur had en een gewicht van ongeveer 120 kilogram. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bovendien verklaard dat met een beschrijving van een persoon van 120 kilogram verdachte bedoeld moet worden. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij dik is.
Gelet op het voorgaande komen de door getuige Van [getuige2] en aangever [slachtoffer1] gegeven signalementen naar het oordeel van de rechtbank overeen met het uiterlijk van verdachte.
Verdachte ontkent dat hij met [medeverdachte] en [persoon2] in een woning heeft ingebroken. Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [persoon2] en [medeverdachte] betrokken is bij de diefstal op 21 januari 2010. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank voorts van oordeel dat de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten [persoon2] en [medeverdachte] zo nauw en volledig is, dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte als medepleger betrokken is bij de diefstal.
De bedreiging met geweld en het geweld dat daarbij is gepleegd tegen aangever [slachtoffer1], aangeefster [slachtoffer2] en haar twee kinderen, kan naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte worden toegerekend. Verdachte heeft tijdens de diefstal zelf een wapen getoond en verdachte heeft voorts in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het door zijn mededader gebruikte geweld dan wel het dreigen daarmee. Verdachte heeft immers terwijl hij een wapen bij zich droeg met anderen vroeg op de avond ingebroken in een woning en moet zich er in de gegeven omstandigheden tenminste rekenschap van hebben gegeven dat bij betrapping de kans op het gebruik van fors geweld dan wel de dreiging daarmee reëel was. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bewezenverklaarde gebruik van geweld en de bedreiging met geweld, gericht op de personen die hem en zijn mededaders betrapten bij het plegen van de diefstal.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 21 januari 2010 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning
een geldbedrag en een doos met kleren en een handtas met daarin twee bankpassen en een legitimatiebewijs en twee mobiele telefoons, een X-box, een Nintendo DSi, een wii-computer, 2 fotocamera's, een videocamera en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en een jongen van 5 jaar en een meisje van 8 maanden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en een jongen van 5 jaar en een meisje van 8 maanden hebben gericht en daarbij hebben geroepen: "Naar binnen of ik schiet", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- zichtbaar voor die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en een jongen van 5 jaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben doorgeladen en
- een slaande beweging met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gemaakt in de richting van het gezicht van die [slachtoffer1] en
- die [slachtoffer1] hebben vast gepakt en
- een meisje van 8 maanden hebben vast gepakt en daarbij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer2] hebben gericht en
- aan de tas van die [slachtoffer2] hebben getrokken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden (4 1/2 jaar) met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts vordert hij volledige toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de rechtbank bepaalt dat verdachte en zijn mededaders jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de totale schade.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat zij de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf fors vindt gelet op de richtlijnen. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook aan verdachte bij een eventuele bewezenverklaring een lagere straf op te leggen met een voorwaardelijk strafdeel. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen gelet op de complexe aard van deze vorderingen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten bezware van verdachte in het bijzonder rekening houden met het volgende:
Verdachte heeft zich samen met anderen in de avonduren schuldig gemaakt aan een woninginbraak met geweld en bedreiging met geweld door middel van vuurwapengebruik. Hierbij is de hele woning letterlijk van onder tot boven overhoop gehaald. Verdachte en zijn mededaders hebben uit eigen financieel gewin goederen weggenomen. De slachtoffers van dergelijk delicten ondervinden hiervan - afgezien van de financiële schade - doorgaans nog lang nadelige gevolgen, aangezien zij zich in een voor hen vertrouwde omgeving minder veilig zullen voelen. Verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven.
De verdachte en zijn mededaders hebben door aldus te handelen op een brute en ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De slachtoffers zijn in een situatie gebracht die uitermate beangstigend is geweest. De rechtbank rekent dit de verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Deze straf dient ter vergelding van hetgeen verdachte en zijn mededaders hebben gedaan, maar dient er tevens voor anderen die van plan zijn dergelijke inbraken met geweld en bedreiging met geweld te gaan plegen hiervan te weerhouden.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten met een gewelddadig karakter.
De rechtbank wijst het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling en opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte af omdat de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel is dat de ernstige bezwaren en de gronden waarop de voorlopige hechtenis van verdachte is gebaseerd ook thans nog aanwezig zijn.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1:
diefstal,vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld gepleegd tegen personen, met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer1] , in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer2] , in haar vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 16 november 2011.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
1 Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche cluster Eindhoven+, met dossiernummer 2010010697, afgesloten d.d. 30 september 2011, aantal doorgenummerde bladzijden 374 {hierna genoemd Eindpv}, een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2], pagina 147-150
2 Een bijlage met gestolen goederen behorend bij het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer2]. Deze bijlage is gevoegd achter het voegingsformulier van de benadeelde partij [slachtoffer2]
3 Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer1], pagina 152-156 van het Eindpv
4 Een verklaring van getuige [getuige2], pagina 272-274 van het Eindpv
5 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant1] p. 258 van het Eindpv
6 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant2] p. 261 van het Eindpv
7 Een proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4], pagina 154b, 155c en 158f van het Eindpv
8 Een proces-verbaal van [verbalisant1], pagina 246 van het Eindpv
9 Een verklaring van getuige [getuige3] afgelegd op 4 februari 2010, pagina 277-278 van het Eindpv
10 De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 15 februari 2011, pagina 305-308 van het Eindpv
11 De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 21 februari 2011, pagina 312 en 315
12 De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd op 14 maart 2011, pagina 321-326 van het Eindpv
13 De verklaring van verdachte [verdachte], afgelegd op 9 juni 2011, pagina 339 van het Eindpv
14 De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd op 8 april 2010, los proces-verbaal van verhoor van de inspecteur van de politie te Gent dat als bijlage is gevoegd bij PV nr.: GE. .LA.028837/10 d.d. 8 april 2010
13
Parketnummer: 01/839326-10
[verdachte]