ECLI:NL:RBSHE:2011:BU8218

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-3629
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het kappen van bomen op het Carolusterrein in 's-Hertogenbosch

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van 121 bomen op de locatie Hervensebaan 2-4, het voormalige Carolusziekenhuis. De vergunninghoudster, de Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis, heeft deze vergunning aangevraagd in het kader van de herontwikkeling van het terrein tot woongebied. De verzoekers, bewoners van de nabijgelegen straten, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stellen dat de belangen van de omwonenden zwaarder wegen dan de belangen van de vergunninghoudster en de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 8 december 2011 behandeld, waarbij de verzoekers in persoon aanwezig waren en de gemeente vertegenwoordigd was door een gemachtigde en een ambtenaar. De vergunninghoudster was ook vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een medewerker van de beheermaatschappij. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kap van de bomen vergunningplichtig is en dat de verzoekers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechter heeft de argumenten van de verzoekers tegen de vergunning overwogen, waaronder de mogelijke gevolgen voor de omwonenden en de noodzaak van de kap voor de bouw van 72 woningen.

De voorzieningenrechter concludeert dat de gemeente in redelijkheid het belang van woningbouw zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van het behoud van de bomen. Er zijn compensatiemaatregelen getroffen, zoals herplantplicht voor een aantal bomen. De rechter heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De omgevingsvergunning tot kap treedt daarmee in werking, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/3629
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 december 2011
inzake
[verzoeker] en [verzoekster],
te [plaats],
verzoekers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde mr. P.W.G.M. Christophe.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen de Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis, vergunninghoudster,
gemachtigde mr. J.C. Ellerman.
<b>Procesverloop</b>
Bij besluit van 26 september 2011 (WB00001816) heeft verweerder aan de Stichting Jeroen Bosch Ziekenhuis (vergunninghoudster) een omgevingsvergunning voor de deelactiviteit kappen verleend voor het kappen van bomen op de locatie Hervensebaan 2-4 te ’s-Hertogenbosch. Tevens is een her- en verplantplicht opgelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers, welke woonachtig zijn aan de [adres A], mede namens de bewoners van de [adres B], [adres C], [adres D] en [adres E] in [plaats], bij brief van 29 oktober 2011 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij brief van 31 oktober 2011 hebben verzoekers tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak AWB 11/3630 op de zitting van 8 december 2011, waar verzoekers zijn verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigde en T. Habraken (ambtenaar afdeling ruimtelijke ordening).
Verder is vergunninghoudster verschenen bij hierboven genoemde gemachtigde, vergezeld van [naam A], werkzaam bij GEM Carolus Den Bosch Beheer B.V.
<b>Overwegingen </b>
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium mee brengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
3. Ter beoordeling staat of het besluit van 26 september 2011 naar verwachting in bezwaar stand kan houden.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat -nu binnen de bezwaartermijn een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is gedaan- het besluit van 26 september 2011 ingevolge artikel 6.1, derde lid, van de Wabo niet in werking treedt voordat op het verzoek is beslist.
5. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat het voormalige Carolusterrein wordt herontwikkeld tot woongebied. Op dit terrein staan veel bomen. Bij de planontwikkeling is getracht om de houtopstanden aan de plangrenzen zoveel mogelijk te ontzien. Van de bomen zijn er 121 op het zuidelijke gedeelte kapvergunningplichtig. Verweerder acht het belang van woningbouw groter dan het behoud van de bomen. Om de groenwaarde te behouden is compensatie opgelegd. Deze geldt voor alle bomen.
Op het zuidelijke gedeelte komen 16 bomen in aanmerking voor verplanting.
Voor 34 bomen is een herplantplicht opgelegd.
6. Verzoekers stellen dat de belangen en consequenties voor de omwonenden in de [straatnaam] bij een overhaaste en voortijdige uitvoering/inwerkingtreding van genoemde beschikking op dit ogenblik en in dit stadium zwaarder wegen dan de belangen van al diegenen die betrokken zijn bij de verlening van de vergunning.
De grieven van verzoekers sluiten aan en liggen in het verlengde van het bij de Raad van State ingediende beroepschrift d.d. 7 juli 2011 tegen het vaststellingsbesluit van 12 april 2011 van de gemeenteraad inzake het bestemmingsplan “Carolus-De Herven”.
Dat geding zal worden behandeld in een zitting d.d. 9 december 2011. Bij de Raad van State is tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
7. Het wettelijk kader met betrekking tot het kappen is als volgt.
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g. van de Wabo luidt als volgt:
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: houtopstand te vellen of te doen vellen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2, lid 1, van de Bomenverordening ’s-Hertogenbosch 2010, herziening 2010 (hierna: de Bomenverordening) luidt als volgt:
Het is verboden zonder vergunning van het College van burgemeester en wethouders te vellen of te doen vellen:
a. houtopstand die op de gemeentelijke monumentale bomenlijst is opgenomen welke door het College van burgemeester en wethouders is vastgesteld;
b. (..);
c. houtopstand met een stamomtrek van 100 centimeter of meer op 1,3 meter boven maaiveld;
d. (..).
Artikel 5 van de Bomenverordening luidt -voor zover hier relevant- als volgt:
Lid 1: Het bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.
Lid 2: Een vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2 lid 1b tot en met d wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:
-beleidsmatige status (opgenomen op kaart waardevolle structuren);
-beeldkwaliteit (zichtbaarheid en kwaliteit voor de omgeving);
-cultuurhistorische waarden;
-natuurwaarde;
-waarde ten aanzien van overige functies;
-bijzondere boomwaarden;
-vitaliteit, levensverwachting en gaafheid.
8. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
9. De in geding zijnde omgevingsvergunning betreft de kap van 121 bomen op het voormalige Carolusterrein.
Tussen partijen is niet in geschil dat het kappen van de bomen waarop de omgevingsvergunning ziet vergunningplichtig is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Bomenverordening en dat verzoekers daarbij als belanghebbende zijn aan te merken.
Er is geen sprake van te kappen bomen die zijn opgenomen op de gemeentelijke monumentale bomenlijst.
10. Het al dan niet verlenen van een vergunning tot kap krachtens de gemeentelijke Bomen-verordening betreft een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit houdt in dat verweerder een grote mate van beoordelingsvrijheid toekomt, zodat de voorzieningenrechter gehouden is terughoudendheid te betrachten bij de beoordeling. Dit betekent concreet dat het bestreden besluit alleen dan niet in stand kan blijven indien verweerder in redelijkheid niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen, dan wel indien dit besluit anderszins in strijd is met enige wettelijke bepaling.
11. Verweerder heeft aangegeven dat -om met de bouw van 72 grondgebonden woningen op het Carolusterrein te kunnen starten- het terrein bouwrijp moet zijn. Daar aan voorafgaand dienen de bomen te worden gekapt dan wel verplant.
De sloopwerkzaamheden van het bestaande parkeerterrein en opstallen worden - aldus verweerder - zeer sterk belemmerd en kunnen niet volledig worden uitgevoerd door de aanwezigheid van de bomen. Na sloop zullen tevens alle leidingen uit het terrein verwijderd worden. De start van de bouw is gepland in mei 2012.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat de bouw van de 72 woningen in voldoende mate vast nu er een omgevingsvergunning tot bouw is verleend. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen deze vergunning is bij uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 13 december 2011 (reg.nr. AWB 11/3630) afgewezen.
Gesteld noch gebleken is van grieven van verzoekers die te herleiden zijn tot een (mogelijke) weigeringsgrond voor het verlenen van een vergunning tot kap in de zin van artikel 5, lid 2, van de Bomenverordening. Ook overigens is de voorzieningenrechter niet gebleken dat van de kap van monumentale bomen dan wel bomen die anderszins onder de weigeringsgronden van artikel 5 van de Bomenverordening zouden vallen sprake is op dit terrein.
Verweerder heeft alle relevante belangen voldoende in kaart gebracht en zich voorts rekenschap gegeven van de mogelijke alternatieven om de bomen te kunnen behouden. Daarbij is tevens op goede gronden geconcludeerd dat het behoud van deze bomen niet mogelijk is.
Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid het belang van de realisatie van het bouwplan zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van het behoud van de bomen zodat het verzoek - aangezien het besluit in bezwaar naar verwachting stand kan houden - zal worden afgewezen.
Nu afwijzend op het verzoek wordt beslist, treedt de omgevingsvergunning tot kap in werking.
13. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling, of voor een vergoeding van het griffierecht.
14. Beslist wordt als volgt.
<b>Beslissing</b>
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. A.H.N. Kruijer als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. J.F.M. Emons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2011.
<HR>
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: