ECLI:NL:RBSHE:2011:BU8750

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/840159-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de Salduz-norm en bewijsuitsluiting in ontuchtzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte vrijgesproken van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 16 november 2011, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de aangifte van de moeder van het slachtoffer en de verklaring van het slachtoffer zelf, aangevuld met getuigenverklaringen.

De verdediging voerde aan dat de Salduz-norm was geschonden, omdat de verdachte tijdens zijn verhoor in de penitentiaire inrichting niet in de gelegenheid was gesteld om een raadsman te consulteren. De rechtbank oordeelde dat de Salduz-norm inderdaad van toepassing was en dat de verdachte niet op zijn consultatierecht was gewezen. Dit leidde tot bewijsuitsluiting van de verklaring van de verdachte, waardoor er onvoldoende wettig bewijs overbleef om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen onvoldoende waren om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken op 20 december 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/840159-11
Datum uitspraak: 20 december 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
wonende te [woonplaats], [adres],
Uit andere hoofde gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 december 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2009
tot en met 30 juni 2010 te Sint Hubert, gemeente Mill en Sint Hubert, in elk
geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1998), die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het betasten en/of draaien van de tepels van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken en/of betasten en/of strelen en/of vastpakken van en/of het
knijpen in de penis en/of zaadballen van die [slachtoffer];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmotivering.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De moeder van het slachtoffer heeft aangifte gedaan en het slachtoffer heeft ook zelf een verklaring afgelegd. Daarnaast heeft getuige [getuige1] verklaard over wat het slachtoffer haar heeft verteld. Uit voornoemde verklaringen blijkt dat er niet alleen sprake is geweest van nibbelen (het betasten en draaien van de tepels), maar ook van het bij het geslachtsdeel en de zaadballen grijpen. Verdachte erkent het nibbelen, maar ontkent het grijpen in het kruis van het slachtoffer. Het is niet nodig om voor elk onderdeel van het tenlastegelegde twee bewijsmiddelen te vergaren. De verklaring van het slachtoffer in combinatie met de deels bekennende verklaring van verdachte en het gegeven dat de tenlastegelegde handelingen zijn te kwalificeren als ontuchtig, maakt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De 'Salduznorm' is in deze zaak niet geschonden. Verdachte was niet aangehouden ten tijde van het afleggen van zijn verklaring en kon in vrijheid bepalen of hij een verklaring wilde afleggen. Verdachte is daarbij gewezen op zijn zwijgrecht.
De omstandigheid dat verdachte was gedetineerd, maakt dit niet anders.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat de 'Salduznorm' is geschonden. Verdachte was ten tijde van het verhoor door de politie rechtens van zijn vrijheid beroofd. Hij was niet in de gelegenheid om zich voor of tijdens het verhoor te laten bijstaan door een raadsman. Uit de recente arresten van het Europees Hof van de Rechten van de Mens maakt de raadsman op dat een advocaat bij het verhoor van de verdachte aanwezig moet kunnen zijn. De geschetste normschending moet leiden tot bewijsuitsluiting. In dat geval resteert voor het bewijs enkel de verklaring van [slachtoffer]. De andere getuigen verklaren namelijk slechts wat [slachtoffer] hen heeft verteld. De raadsman bepleit dan ook primair vrijspraak.
Subsidiair bepleit de raadsman de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte is laatstelijk veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor soortgelijke feiten uit dezelfde periode als het onderhavige incident. Daarbij komt dat door de dagvaarding in de onderhavige zaak het regime binnen de penitentiaire inrichting is versoberd. Ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing op deze zaak. Verdachte is dus feitelijk al voldoende gestraft.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 2 februari 2011 is verdachte door de politie gehoord in de penitentiaire inrichting te Vught. Verdachte was op dat moment rechtens van zijn vrijheid beroofd omdat hij een gevangenisstraf moest uitzitten, hem opgelegd door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
De verklaring van verdachte kan alleen voor het bewijs worden gebruikt als er geen sprake is van schending van de 'Salduz-norm'. Als de norm van toepassing is en wordt geschonden, dient volgens vaste jurisprudentie bewijsuitsluiting van de verklaring van verdachte te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat de 'Salduznorm' wel van toepassing is in de onderhavige strafzaak. Verdachte kan zich immers tijdens zijn verblijf in de penitentiaire inrichting niet in vrijheid bewegen en zijn mogelijkheden om een raadsman te consulteren zijn daardoor erg beperkt. Naar het oordeel van de rechtbank is zijn situatie vergelijkbaar met die van de aangehouden verdachte. In deze omstandigheid moet verdachte worden gewezen op het consultatierecht van een raadsman en moet hij in de gelegenheid worden gesteld gebruik te maken van dit consultatierecht als hij dat wenst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval de 'Salduznorm' is geschonden, met als gevolg bewijsuitsluiting van de verklaring van verdachte. In deze strafzaak is sprake van 'unus testis nullus testis' omdat de verklaringen van aangever en van de getuigen zijn gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer. Hierdoor is onvoldoende wettig bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen.
De rechtbank acht daarmee niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij.
Nu verdachte van het hem tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in haar vordering;
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 20 december 2011.
Mr. H.H.E. Boomgaart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.