ECLI:NL:RBSHE:2012:5325

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
232433 - HA ZA 11-1120
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onverschuldigde betaling door Aegon Schadeverzekering N.V. aan gedaagde met betrekking tot onjuiste verklaring over uitlaat

In deze zaak, uitgesproken op 10 oktober 2012 door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, gaat het om een vordering van AEGON Schadeverzekering N.V. tegen een gedaagde, die in verband met een onverschuldigde betaling van € 9.214,94 en bijkomende kosten in geschil is. De rechtbank heeft vastgesteld dat AEGON zonder rechtsgrond tot deze schadeuitkering is overgegaan, en heeft de gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 augustus 2006.

De procedure begon met een tussenvonnis op 11 april 2012, waarin de gedaagde werd toegelaten tot tegenbewijs tegen de stelling dat hij in 2006 een verkeerde of valse opgave had gedaan met betrekking tot een Sebring uitlaat. Tijdens het getuigenverhoor zijn verklaringen afgelegd door getuige [getuige], die betrokken was bij de verkoop van de uitlaat. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde er niet in was geslaagd het vermoeden van een verkeerde opgave te ontzenuwen.

De rechtbank concludeerde dat de gedaagde de Sebring uitlaat in november 2003 heeft ingeruild, wat in strijd was met zijn eerdere verklaringen. De rechtbank heeft de vorderingen van AEGON toegewezen, inclusief de kosten van onderzoek en beslaglegging, maar heeft de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.997,81 zijn begroot.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. L.G.J.M. van Ekert.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK's-Hertogenbosch
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 232433 / HA ZA 11-1120
Vonnis van 10 oktober 2012
in de zaak van
naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
thans advocaat mr. M. Hofman te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.M. van Dinten te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Aegon en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2012
  • de processen-verbaal van getuigenverhoor van 20 juni 2012 en 10 juli 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechter ten overstaan van wie het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank volhardt bij de tussenvonnissen. Bij tussenvonnis van 11 april 2012 heeft de rechtbank [gedaagde] toegelaten tot tegenbewijs tegen het voorshands bewezen feit dat hij in 2006 een verkeerde /valse opgave heeft gedaan met betrekking tot de Sebring uitlaat. [gedaagde] heeft daartoe [getuige] als getuige gehoord.
2.2.
Getuige [getuige] , destijds medewerker MotoPort Echt B.V., heeft, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende verklaard.
Ten aanzien van de (koop)factuur van 24 mei 2003 verklaart getuige [getuige] dat de geschreven woorden “merk Lazer Carbon” achter het woord “uitlaat” niet van zijn hand zijn: wanneer op de factuur staat dat zij ook een uitlaat leveren, dan betekent dat dat zij een extra sportuitlaat erbij leveren. Getuige [getuige] denkt dat wel 90% van de verkopen van uitlaten van het merk Lazer Carbon waren, maar er werden ook sportuitlaten van het merk Sebring verkocht. Getuige [getuige] kan op de factuur van 24 mei 2003 niet zien welk merk sportuitlaat aan [gedaagde] is geleverd. [getuige] schat dat destijds 1 á 2 % van alle uitlaten die zij verkochten een Sebring uitlaat was.
Met betrekking tot de inkoopfactuur van 15 november 2003 verklaart getuige [getuige] dat [gedaagde] de Kawasaki motor tegen een andere motor heeft ingeruild: wanneer op de factuur staat vermeld “uitlaat en alarm ingeleverd” dan betekent dit dat de motor is ingekocht met de originele uitlaat en sportuitlaat. Getuige [getuige] kan op de inkoopfactuur niet zien of zij daarbij dezelfde sportuitlaat hebben teruggenomen als die op de verkoopfactuur stond; dat is wel de normale gang van zaken is, maar het is voor getuige [getuige] te lang geleden om dat nog te herinneren.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde] er niet in geslaagd het vermoeden te ontzenuwen dat hij in 2006 een verkeerde/valse opgave heeft gedaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] in december 2007 aan Itek heeft verklaard de Sebring uitlaat te hebben ingeruild en hij verder heeft verklaard dat hij (bij Aegon, rb.) een uitlaat had geclaimd die hij bij inruil van de motor heeft meegeleverd. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover in r.o. 4.7. van het tussenvonnis van 21 december 2011 is overwogen.
In afwijking van zijn verklaring in december 2007 verklaart [gedaagde] ter comparitie op 19 oktober 2011 dat hij de Sebring uitlaat onder de motor er af heeft gehaald en een Laser uitlaat onder de motor heeft gezet. Vervolgens verklaart [gedaagde] ter comparitie dat op de dag van aankoop van de Kawaski motor de Sebring uitlaat er al was afgehaald, dat er een Carbon-uitlaat is besteld en deze later onder de motor is gemonteerd; de Laser Carbon uitlaat zat bij inruil onder de motor, aldus [gedaagde] . [gedaagde] verklaart verder dat de Sebring uitlaat door hem in de garage is gelegd en later is ontvreemd.
De verklaring van [gedaagde] ter comparitie vindt geen steun in de verklaring van getuige [getuige] . Getuige [getuige] heeft immers ten aanzien van de inkoopfactuur van 15 november 2003 verklaard dat de vermelding “uitlaat en alarm ingeleverd” betekent dat de motor is ingekocht met de originele uitlaat en de sportuitlaat. Getuige [getuige] verklaart verder dat hij op de inkoopfactuur niet kan zien of daarbij dezelfde sportuitlaat is teruggenomen als die op de verkoopfactuur stond, maar dat is volgens hem wel de normale gang van zaken. Getuige [getuige] verklaart dat het te lang geleden is om dat nog te herinneren. De verklaring van [gedaagde] ter comparitie die er dus op neerkomt dat hij enkel een motor met een daaronder gemonteerde uitlaat heeft ingeruild, zonder de (extra) sportuitlaat, strookt niet met de verklaring van getuige [getuige] . Volgens getuige [getuige] is immers de motor met de originele uitlaat én de sportuitlaat ingeruild. Alleen [gedaagde] verklaart hier anders over, maar zijn verklaring wordt niet met feiten ondersteund.
Nu niet van het bestaan van een andere Sebring uitlaat is gebleken en deze uitlaat door [gedaagde] zelf in verband wordt gebracht met de aankoop van de Kawasaki motor in mei 2003, moet het er voor worden gehouden dat [gedaagde] de in mei 2003 meegeleverde Sebring uitlaat in november 2003 heeft ingeruild, overeenkomstig zijn in december 2007 tegenover Itek afgelegde verklaring.
2.4.
Met verwijzing naar r.o. 2.9 van het tussenvonnis van 11 april 2012 brengt het voorgaande mee dat [gedaagde] een verkeerde/valse opgave met betrekking tot de Sebring uitlaat heeft gedaan met de opzet om Ageon te misleiden. Voortbouwend op hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen wordt op de vorderingen beslist als volgt.
Schadeuitkering
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat Aegon zonder rechtsgrond tot schadeuitkering van € 9.214,94 is overgegaan. De vordering tot terugbetaling van dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2006, zal worden toegewezen.
Onderzoekskosten
2.6.
De gevorderde kosten ter zake van de schadeclaim in 2006 ad € 1.860,20 (exclusief BTW) en de schadeclaim in 2007 ad € 8.215,88 (exclusief BTW) zijn toewijsbaar. De gevorderde BTW over deze bedragen is niet toewijsbaar, nu gesteld noch aannemelijk is dat deze BTW niet fiscaal kan worden verrekend of teruggevorderd. De rechtbank zal een totaalbedrag van € 10.076,08 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2008.
Buitengerechtelijke kosten
2.7.
De vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Aegon heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat ter verkrijging van voldoening buiten rechte werkzaamheden zijn verricht die niet tot de instructie van de zaak kunnen worden gerekend. Het inschakelen van een advocaat die een sommatiebrief heeft opgesteld is onvoldoende.
Beslagkosten
2.8.
Aegon vordert tevens de kosten die zij heeft gemaakt voor het leggen van conservatoir derdenbeslag. De beslagstukken zijn overgelegd. Deze kosten zijn toewijsbaar en worden begroot op een bedrag van € 855,40 (te weten € 579,00 aan salaris advocaat, € 194,79 aan beslaglegging en € 81,61 aan betekeningskosten). Het voor het beslagrekest verschuldigde griffierecht ad € 568,00 is ambtshalve in mindering gebracht op het griffierecht van de bodemprocedure. Het volledige bedrag aan verschuldigde griffierechten ad €1.181,00 (€ 568,00 + € 613,00) zal worden toegewezen bij de proceskostenveroordeling.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aegon worden begroot op:
  • dagvaarding € 79,81
  • overige explootkosten 0,00
  • griffierecht 1.181,00
  • getuigenkosten 0,00
  • deskundigen 0,00
  • overige kosten 0,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.997,81.
2.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Aegon te betalen het bedrag van € 9.214,94 (negenduizendtweehonderdveertien euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2006 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] aan Aegon te betalen het bedrag van € 10.076,08 (tienduizendzesenzeventig euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2008 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten ad € 855,40,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Aegon tot op heden begroot op € 2.997,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de achtste dag na heden,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten aan de zijde van Aegon, begroot op
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen zeven dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van het uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris en explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G.J.M. van Ekert en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.