ECLI:NL:RBSHE:2012:7591

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
817851
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • H.G. Robers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg CAO bepaling CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening 2008-2011; financiële aanspraken bij ontslag om bedrijfseconomische omstandigheden

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen Stichting Palet, waarbij hij aanspraak maakt op een ontslagvergoeding na beëindiging van zijn dienstverband. Eiser was sinds 1 januari 2001 in dienst bij Stichting Palet als systeembeheerder en werd per 1 januari 2012 ontslagen vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Eiser vorderde een bedrag van € 10.270,40 bruto en € 952,00 aan buitengerechtelijke kosten, met rente en kosten, op basis van de CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening 2008-2011. De CAO bevat bepalingen over financiële aanspraken bij ontslag om bedrijfseconomische redenen, waaronder de mogelijkheid van een ontslagvergoeding voor werknemers van 50 jaar en ouder. Eiser stelde dat hij recht had op deze ontslagvergoeding, terwijl Stichting Palet betwistte dat eiser recht had op enige vergoeding, verwijzend naar de overgangsregeling in de CAO.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bepalingen in de CAO duidelijk zijn, maar dat de uitleg van de CAO bepalingen in dit geval niet in het voordeel van eiser uitvalt. De kantonrechter volgde grotendeels het betoog van Stichting Palet, waarbij werd gesteld dat de oude wachtgeldregeling niet naast de nieuwe regeling kan bestaan. De rechter oordeelde dat de uitleg van de CAO en de bijbehorende documenten, zoals de brochure die de wijzigingen toelicht, erop wijzen dat er geen recht op een ontslagvergoeding bestaat voor eiser, aangezien hij onder de oude wachtgeldregeling valt. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector Kanton, locatie Eindhoven
Zaaknummer : [nummer]
Rolnummer : [nummer]
Uitspraak : 1 november 2012
In de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. J.A. Noordam (ARAG- Nederland),
t e g e n :
de stichting Stichting Palet,
adviseurs Diversiteit in liquidatie,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.Witte,
hierna mede te noemen [eiser] respectievelijk Stichting Palet.

1.De procedure

[eiser] heeft bij dagvaarding gesteld en gevorderd als na te melden. Stichting Palet is in rechte verschenen en heeft een conclusie van antwoord genomen. Bij rolbeslissing van 19 juli 2012 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2012. Na afloop van de comparitie is vonnis bepaald. In het dossier bevinden zich, naast de aantekeningen van de griffier van het ter zitting verhandelde, de door partijen in het geding gebrachte producties.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Stichting Palet tot
betaling van een bedrag van € 10.270,40 bruto en € 952,00 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
2.2.
[eiser] legt aan de vorderingen - zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag.
[eiser] is met ingang van 1 januari 2001 in dienst getreden bij Stichting Palet en was laatstelijk werkzaam als systeembeheerder voor 32 uur per week tegen een bruto maandsalaris van
€ 3.219,56 exclusief vakantietoeslag en dertiende maand.
In verband met beëindiging van haar activiteiten per 1 januari 2012 heeft Stichting Palet op 31 mei 2011 aan UWV toestemming verzocht om de diensbetrekking met [eiser] op te zeggen, welke toestemming op 5 juli 2011 is gegeven. Op 11 augustus 2011 heeft Stichting Palet de dienstbetrekking met [eiser] per 1 januari 2012 opgezegd.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [eiser] een ontslagvergoeding toekomt.
De CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening 2008-2011 bepaalt in artikel 11.6 de financiële aanspraken bij ontslag om bedrijfseconomische omstandigheden. Artikel 11.6.1 bepaalt dat de wachtgeldregeling uit de CAO 2007-2008 per 1 januari 2009 komt te vervallen.
Art. 11.6.2 bepaalt dat de werknemer bij ontslag om bedrijfseconomische omstandigheden een ontslagvergoeding ontvangt. Werknemers van 50 jaar en ouder ontvangen een ontslagvergoeding per dienstjaar van één- vierde maandsalaris.
Art. 11.6.3 bepaalt dat de werknemer een aanvulling op de WW ontvangt.
De wachtgeldregeling was opgenomen in art. 3.2. van de CAO 2006-2007 en is uitgewerkt in deuitvoeringsregeling L.
De CAO 2008-2011 (hierna CAO) bevat in verband met de afschaffing van de wachtgeldregeling onder art. 13.2 een overgangsregeling. Art. 13.2.1 bepaalt dat voor de werknemer die op grond van de in art. 3.2. van de CAO 2006-2007 genoemde reden tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld, die op 31 december 2005 in dienst was en op 1 januari 2009 55 jaar of ouder is de wachtgeldregeling van kracht blijft overeenkomstig de uitvoeringsregeling L van de CAO 2007-2008.
[eiser] was op [datum] in dienst, is geboren op [geboortedatum] en was op 1 januari 2009 [leeftijd] jaar. Volgens de overgangsregeling komt hij derhalve in aanmerking voor wachtgeld.
De ondernemingsraad van Stichting Palet heeft bij de directie om een standpunt verzocht omtrent de ontslagvergoeding voor medewerkers die geboren zijn vóór 1954 en die recht hebben op wachtgeld. Met een brief van 19 september 2011 heeft de directie aangegeven dat medewerkers of recht hebben op wachtgeld, of recht op een ontslagvergoeding en aanvulling WW. Onder meer verwijst de directie naar de aanvullende financiële maatregelen beschreven in art. 16 van het sociaal plan.
Het sociaal plan bevat evenwel geen aanvullende financiële maatregelen voor wachtgelders en verder zondert het sociaal plan niemand uit van de ontslagvergoeding.
Naar zijn oordeel heeft [eiser] recht op de in art.11.6.2 van de CAO genoemde ontslagvergoeding van een vierde maandsalaris per dienstjaar, te rekenen vanaf 1 januari 2001, zodat hij op 1 januari 2012 11 dienstjaren heeft en de hoogte van de vergoeding 2,75 bruto maandsalarissen inclusief vakantiegeld dient te bedragen.
De CAO zondert niemand uit van de ontslagvergoeding. De regeling is duidelijk: bij ontslag om bedrijfseconomische omstandigheden ontvangt de medewerker een ontslagvergoeding. De redenering van de directie dat er of recht is op wachtgeld of recht op aanvulling WW en een ontslagvergoeding kan [eiser] niet volgen. Dit zou ook tot een ongelijke positie leiden tussen medewerkers die wachtgeld hebben of een aanvulling WW. De overgangsbepalingen bij het vervallen van de wachtgeldregeling betreffen een uitbreiding van de regeling en bevatten nergens een beperking met betrekking tot de ontslagvergoeding.
Naast de ontslagvergoeding ad € 10.270,40 bruto vordert [eiser] buitengerechtelijke kosten, zijnde € 833,00. Op grond van de polisvoorwaarden voor rechtsbijstand is [eiser] voor deze kosten niet verzekerd. Verhaalbare buitengerechtelijke kosten vallen niet onder de dekking van de polis.
2.3.
Stichting Palet heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer komt er op neer dat Stichting Palet van mening is dat aan [eiser] geen ontslagvergoeding toekomt. Op de gronden die Stichting Palet daartoe aanvoert en op de verdere stellingen van [eiser] zal, indien van belang, onder de beoordeling worden teruggekomen.

3.De beoordeling

3.1.
Zoals uit het voorgaande blijkt verschillen partijen van mening over de vraag of aan [eiser] een ontslagvergoeding toekomt. Zoals [eiser] ook heeft aangegeven zondert de CAO niemand uit van de ontslagvergoeding. Dat betekent echter niet zonder meer dat aan [eiser] een ontslagvergoeding toekomt. De onderhavige bepalingen van de CAO dienen te worden uitgelegd. De kantonrechter volgt hierin grotendeels het betoog van Stichting Palet.
De Hoge Raad (HR) heeft in de loop der jaren criteria gegeven voor de uitleg van CAO bepalingen.
Bij de uitleg van CAO bepalingen is op basis van vaste jurisprudentie van de HR in beginsel de betekenis van de bewoordingen, mede in het licht van de gehele tekst doorslaggevend. De uitleg dient te geschieden aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij aansluiting kan worden gezocht bij elders in de CAO gebruikte formuleringen. Dit criterium heeft de HR in het jaar 2002 nader uitgewerkt als volgt:
Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming betrokken zijn geweest kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
Tot slot heeft de HR met betrekking tot de uitleg van een CAO geoordeeld dat ook acht mag worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zich zelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
De betekenis van de bewoordingen van de CAO Welzijn is voldoende duidelijk. Allereerst vanwege het feit dat in de CAO het begrip
overgangsregelingwordt gehanteerd. Omdat er sprake is van een wijziging van een situatie als gevolg waarvan vooral oudere werknemers nadeel zouden ondervinden, hebben partijen bij de CAO afgesproken dat voor oudere werk- nemers een overgangsregeling moet gelden. De overgangsregeling houdt onder andere in dat er voor de oudste werknemers, de werknemers die op 1 januari 2009 de leeftijd van 55 jaar of ouder hadden bereikt, niets verandert, maar dat deze werknemers aanspraak blijven houden op de oude wachtgeldregeling.
Voor de werknemers die op 1 januari 2009 ouder dan 50 jaar, maar jonger dan 55 jaar waren, geldt dat de aanvulling op de WW niet beperkt is tot de WW- duur met een maximum van 38 maanden, maar dat deze aanvulling kan doorlopen tot maximaal 48 maanden. Voorts geldt voor alle werknemers dat, indien één van de acties als bedoeld in bijlagen 9.2
vóór 1 januari 2009heeft plaatsgevonden, de oude wachtgeldregeling van kracht blijft. Uit de bewoordingen van bijlage 9.2 lid 1 sub b van de CAO Welzijn kan worden afgeleid dat werknemers aanspraak maken op
ofwelde wachtgeldregeling
ofwelde financiële aanspraken als genoemd in artikel 11.6 van de CAO Welzijn. De tekst luidt:
“Voor de werknemer die op grond van de in artikel 3.2 van de CAO 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L) genoemde redenen tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld, die op 1 mei 2007 in dienst was en op 1 januari 2009 50 jaar en ouder maar jonger dan 55 jaar is, geldtin aanvulling op en in afwijking vanartikel 11.6 […].
Deze bepaling houdt dus in dat werknemers in de genoemde leeftijdscategorie, naast de aanspraken als bedoeld in artikel 11.6 van de CAO, een extra compensatie ontvangen. Deze extra compensatie bestaat eruit dat eventuele WW uitkering van de betreffende werknemer langer wordt aangevuld en dat de werknemer een extra ontslagvergoeding ontvangt ter hoogte van één maandsalaris. Uit deze tekst kan worden afgeleid dat de overgangsregeling waaronder [eiser] valt (het behoud van zijn aanspraak op de oude wachtgeldregeling) niet een
aanvullingis op artikel 11.6 van de CAO, maar daarvoor
in de plaatskomt. Immers als de partijen bij de CAO de formulering
“in aanvulling op en in afwijking van”in de overgangsregeling voor de ene groep werknemers opnemen en zich dus blijkbaar bewust waren van het onderscheid tussen de oude en de nieuwe regeling, dan ligt het voor de hand dat partijen dit, indien zij dit hadden gewild, ook in de overgangsregeling voor de andere groep werknemers zou hebben gedaan. Daarnaast geldt dat deze toevoeging, indien het standpunt van [eiser] zou moeten worden gevolgd dat beide regelingen naast elkaar zouden bestaan, overbodig en dus zinloos zou zijn geweest.
Volgens de Hoge Raad mag ook een eventuele schriftelijke toelichting bij de CAO, indien deze voor de individuele werkgevers en werknemers kenbaar is, een rol spelen bij de uitleg van een CAO.
Partijen bij de CAO hebben na de totstandkoming daarvan een brochure verspreid waarin zij toelichting geven op de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe CAO. Het doel van deze brochure was om een bijdrage te leveren aan het correct en zorgvuldig toepassen van de vernieuwingen in de CAO. Eén van de vernieuwingen was de vervanging van de wachtgeldregeling per 1 januari 2009. De brochure geeft aan dat de oude wachtgeldregeling is
vervangen door een nieuwe regeling.Dit is ook een aanwijzing dat beide regelingen niet naast elkaar staan, maar dat slechts één van beide van toepassing is.
In de brochure is verder een aantal voorbeelden uitgewerkt van verschillende situaties waarin werknemers komen te verkeren als gevolg van de beëindiging van het dienstverband. In het stroomdiagram wordt een en ander schematisch weergegeven. Als dit schema wordt toegepast op [eiser] dan volgt daaruit:
55 jaar en ouder → recht op wachtgeld en in dienst op 1 mei 2007 →ja → zie Uitvoeringsregeling L (CAO WMD 2007-2008) voor de voorwaarden.
Ook blijkt uit het schema van [eiser], indien hij geen recht op wachtgeld zou hebben gehad en/of niet in dienst was geweest op 1 mei 2007, recht zou hebben gehad op de financiële aanspraken als bedoeld in artikel 11.6 van de CAO. In dat geval zou immers de overgangsregeling niet op [eiser] van toepassing zijn geweest.
Over de inhoud van de brochure is uitgebreid gecommuniceerd binnen de organisatie van Stichting Palet. Deze heeft, naar zij onvoldoende weersproken heeft aangevoerd, bij Stichting Palet op het prikbord gehangen en tevens is de brochure toegelicht bij de gesprekken die Stichting Palet heeft gevoerd met de verschillende werknemers in het kader van de beëindiging van de activiteiten van Stichting Palet.
Daarnaast geldt dat [eiser] lid was van de ondernemingsraad (OR) van Stichting Palet.
Verder heeft de werkgeversorganisatie (partij bij de CAO) desgevraagd de volgende toelichting gegeven
In artikel 9.2 lid 1 onder c is vermeld dat op deze werknemers de wachtgeldregeling van toepassing blijft (dus: Uitvoeringsregeling L) indien aan de vermelde voorwaarden is voldaan. Deze werknemers hebben recht op wachtgeld enkrijgen daarnaast geen aparte ontslagvergoeding.( pagina 22 producties [eiser]).
Ook de heer Wagenaar, bestuurder van ABVKABO FNV (de andere bij de CAO betrokken partij) was duidelijk over de wijze van toepassing van de regeling:
“De teksten van artikel 11.6 en bijlage 9.2 zijn m.i. helder, maar de afspraken over de ontslagvergoeding en aanvulling op de WW dan wel wachtgeld zijn ook nog eens schematisch weergegeven in de (door werkgevers en werknemers gezamenlijk opgestelde) brochure over de veranderingen in de cao Welzijn. Het schema staat op pagina 14 en geeft in een stroomdiagram precies de rechten van allerlei groepen werknemers weer: In ieder geval kun je in de laatste kolom zien dat ergeen samenloop is van wachtgeld en ontslagvergoeding/aanvulling WWvoor de medewerkers die recht kunnen doen gelden op de oude wachtgeldregeling . Indien dit niet het geval is, dan ontvangen ook zij volgens de nieuwe regeling een ontslaguitkering en aanvulling op de WW”.
[eiser] heeft de juistheid van het stroomdiagram/schema weliswaar betwist, maar de kantonrechter kent doorslaggevende betekenis toe aan het standpunt van de bij de CAO betrokken partijen.
Er is nog een argument voor het standpunt van Stichting Palet. De uitleg van [eiser] zorgt voor onaannemelijke rechtsgevolgen, het volgende criterium van de Hoge Raad.
Het is immers onaannemelijk indien [eiser], naast de inkomensgarantie tot aan zijn
pensioenleeftijd en de mogelijkheid om zijn deelneming in de pensioenregeling met een forse financiële bijdrage van Stichting Palet voort te zetten (zie artikel 16 lid 3 van het Sociaal Plan, waardoor het pensioenverlies als gevolg van de beëindiging van het dienstverband bijna volledig door Stichting Palet wordt gecompenseerd) ook nog een ontslagvergoeding zou ontvangen. Dit is alleen al onaannemelijk omdat het onderscheid tussen werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen en de werknemers die onder de nieuwe regeling vallen daarmee erg groot wordt. Dat de bedoeling van partijen bij de CAO was om de oudste werknemers te ontzien, zoals door [eiser] gesteld, moge zo zijn, maar het verschil met de werknemers van de leeftijdscategorie tussen 50 en 55 jaar is onevenredig groot.
Het is verder onaannemelijk dat een beëindigingsregeling in de huidige tijd zo ver zou gaan dat een werknemer als [eiser] tot aan zijn pensioenleeftijd vrijwel volledig in zijn inkomen zou worden gecompenseerd. De financiële consequenties voor de werkgever daarvan zijn niet redelijk te noemen.
Voorts het volgende. Op de beëindiging van het dienstverband van is, zoals eerder gemeld, een Sociaal Plan van toepassing. Ook de uitleg van een Sociaal Plan, ook al is deze niet als CAO aangemeld, dient te geschieden aan de hand van de door de HR geformuleerde criteria. Aangezien het Sociaal Plan voor wat betreft de financiële aanspraken aansluit bij de voorzieningen die zijn opgenomen in de CAO Welzijn, dient het Sociaal Plan op dat punt hetzelfde te worden uitgelegd als de CAO. In het Sociaal Plan zijn voorts nog meer aanwijzingen opgenomen op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat [eiser] geen recht heeft op een ontslagvergoeding. De door Stichting Palet voorgestane uitleg wordt bevestigd door de artikelen 14 en 15 van het Sociaal Plan.
In artikel 14 van het Sociaal Plan, waarin een premie bij vroegtijdig vertrek is opgenomen wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de werknemers die vallen onder artikel 11.6 van de CAO Welzijn en de werknemers die vallen onder de oude wachtgeldregeling. Voor alle werknemers geldt dat zij, indien zij zelf ontslag nemen voor 1 januari 2012, aanspraak maken op een ontslagvergoeding. Het onderscheid wordt duidelijk als wordt gekeken naar de gevolgen voor een werknemer van een vroegtijdig vertrek. Voor de werknemers die normaliter aanspraak zouden maken op de ontslagvergoeding van artikel 11.6 van de CAO geldt namelijk dat in beginsel het recht op vergoeding vervalt. Echter voor de werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen (en dus geen aanspraak maken op de ontslagvergoeding) geldt dat de premie voor vroegtijdig vertrekt wordt gemaximeerd op 3 maandsalarissen. Op dit punt wordt dus wel onderscheid gemaakt tussen de verschillende groepen werknemers.
Ook uit artikel 15 volgt dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de werknemers die wel en geen recht hebben op een ontslagvergoeding. In lid 1 van dit artikel wordt immers bepaald dat iedere werknemer recht heeft op een
financiële tegemoetkomingen dat is iets anders dan
een ontslagvergoeding.
In lid 2 wordt vervolgens bepaald dat
De werknemer die recht heeft op een ontslagvergoeding ….de vergoeding binnen één maand na uitdiensttreding ontvangt. Deze formulering impliceert dat er ook werknemers zijn die geen recht hebben op een ontslagvergoeding maar op een andere wijze een financiële tegemoetkoming ontvangen.
2.2.
[eiser] heeft ook nog een beroep gedaan op het juridisch advies dat de OR van Stichting Palet heeft ingewonnen bij mr.[advocaat] van het Advocatencollectief te Tilburg. Uit dit advies valt niet zonder meer het gelijk van [eiser] af te leiden. Dit advies wordt op het punt van de vraag of werknemers in de categorie waarin [eiser] valt ook recht hebben op een ontslagvergoeding onvoldoende onderbouwd, zodat de kantonrechter dit ter zijde legt.
3.3.
[eiser] heeft ook nog stukken in het geding gebracht in verband met de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [andere werknemer] en Stichting Palet in 2010, waarbij - in een kennelijk naar de mening van [eiser] vergelijkbare situatie - wel een eenmalige ontslagvergoeding is toegekend. Stichting Palet heeft daartegen aangevoerd dat dit geval speelde in een vorige reorganisatie, waarbij slechts drie werknemers betrokken waren en waarbij [andere werknemer] jegens Stichting Palet geen aanspraak kon maken op vergoeding van het volledige werkgevers- en werknemersdeel in de pensioenpremie gedurende de eerste drie jaar zoals dat bij [eiser] wel het geval is en dat om die reden een extra vergoeding is toegezegd. [eiser] heeft dit betoog niet weersproken. Uit het feit dat [andere werknemer] wel een vergoeding is toegekend kan derhalve niet worden geconcludeerd dat [eiser] daar ook recht op zou hebben, nu geen sprake is van een vergelijkbaar geval.
3.4.
De vordering van [eiser] wordt gezien het voorgaande dan ook afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stichting Palet begroot op € 600,00 wegens bijdrage in het salaris voor de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.G. Robers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2012.