ECLI:NL:RBSHE:2012:BV2306

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
791853
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G.M. van Meel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer bij een cultuureducatie-instelling door financiële problemen

In deze zaak verzocht Stichting Kunstencentrum De Meander, een instelling voor cultuureducatie en amateurkunst, de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met een werknemer gedeeltelijk te ontbinden vanwege ernstige financiële problemen. De werkgeefster had in 2011 aan acht werknemers deeltijdontslag aangezegd, maar het ontslag was vernietigbaar omdat er geen vergunning van het UWV was verkregen. De kantonrechter moest beoordelen of de financiële situatie van de werkgever een verandering in omstandigheden vormde die de ontbinding rechtvaardigde.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgeefster geen verwijt kon worden gemaakt en dat de financiële problemen van De Meander, die grotendeels afhankelijk was van subsidies van gemeenten, een legitieme reden vormden voor de ontbinding. De kantonrechter stelde vast dat de financiële situatie van De Meander een verandering in omstandigheden was die de gedeeltelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtvaardigde. De kantonrechter verbond echter de ontbinding aan de voorwaarde dat deze niet van kracht zou worden indien de financiële situatie van De Meander op de datum van ontbinding zodanig verbeterd zou zijn dat het dienstverband van de werknemer in zijn geheel kon worden behouden.

De kantonrechter besloot dat de voorzieningen van het sociaal plan, dat was overeengekomen tussen de werkgever, de ondernemingsraad en de vakbonden, als billijke vergoeding moesten worden aangemerkt. Er werd geen aparte billijke vergoeding toegekend, omdat dit zou leiden tot rechtsongelijkheid met andere werknemers die zonder tussenkomst van de kantonrechter ontslagen waren. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 16 januari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Kanton, locatie Boxmeer
Zaaknummer : 791853
EJ verz. : 11 - 106
Uitspraak : 16 januari 2012
in de zaak van:
Stichting Kunstencentrum De Meander,
gevestigd te Boxmeer,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.E. Stefels,
t e g e n :
[verweerster],
wonende te [adres],
verweerster,
gemachtigde: mr. De Jong
Partijen worden hierna aangeduid als "De Meander" en "[verweerster]".
1. De procedure
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch, op 9 november 2011, heeft De Meander primair verzocht om per 1 december 2012 de arbeidsovereenkomst met [verweerster] voor 0,15 fte te ontbinden en subsidiair verzocht om de arbeidsovereenkomst geheel te ontbinden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2011. Partijen hebben hun standpunten nader laten toelichten door hun gemachtigden. Na gevoerd debat is beschikking bepaald.
2. Inleiding
2.1. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verweerster] is sedert 15 augustus 1978 in dienst van De Meander, laatstelijk als medewerker cursistenadministratie voor 0,65 fte, tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van € 1521,63 per maand. [verweerster] is thans 53 jaar oud.
2.2. De Meander grondt het verzoek op de stelling dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
2.3. Ter toelichting op deze stellingname heeft De Meander, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
2.3.1. De Meander heeft tot doel de bevordering, uitvoering en ondersteuning van cultuureducatie en amateurkunst in de breedste zin van het woord, het ontwikkelen en uitvoeren van lessen en cursussen op het gebied van muzikale, dansante en beeldende vorming en het uitvoeren van onderdelen van het gemeentelijk cultuurbeleid. Sinds 1995 is De Meander een privaatrechtelijke stichting. In 2007 is De Meander in statutair, bestuurlijk en financieel opzicht losgemaakt van de gemeenten waarmee zij was verbonden. Het personeel dat toen bij De Meander werkte bleef aanspraak houden op de voorzieningen in de CAR-UWO. Nieuw personeel valt onder de CAO- kunsteducatie.
2.3.2. De Meander wordt grotendeels door de overheid gefinancierd. De gemeente Boxmeer is haar grootste subsidieverstrekker. Daarnaast ontvangt De Meander inkomsten uit entreegelden, cursistenbijdragen, lesgelden, gelden uit overige activiteiten en gelden uit sponsoring en donaties. In maart 2010 heeft de gemeente Boxmeer medegedeeld dat zij haar subsidie ernstig zou verminderen. De subsidie zou in 2011 worden verminderd van € 678.000,00 naar € 244.000,00. Vier andere gemeenten hebben ook medegedeeld de subsidiekraan grotendeels dicht te draaien. De Meander verwacht dat zij vanaf 2011 35% van haar subsidie zal kwijtraken. Om levensvatbaar te blijven is een fundamentele herstructurering van de organisatie noodzakelijk.
2.3.3. De Meander heeft reorganisatieplannen gemaakt op basis waarvan 10 fte moet verdwijnen. Zij heeft dat in overleg met de ondernemingsraad en de vakbonden gedaan. De Meander heeft de personele consequenties als volgt uitgewerkt. Zij heeft haar personeel onderverdeeld in de onderdelen onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel.
2.3.4. Het onderwijzend personeel is ingedeeld naar het betreffende instrument. Vervolgens is het totaal op dat instrument te bezuinigen percentage verdeeld over de in die instrumentsgroep werkzame personen aan de hand van het afspiegelingsbeginsel. Als gevolg daarvan verliezen veel docenten een vrij geringe aantal uren per persoon en komen zij in aanmerking voor deelontslag. Omdat het onderwijzend personeel van het BBA is uitgesloten is daarvoor geen toestemming van het UWV Werkbedrijf of de kantonrechter vereist.
2.3.5. Voor het onderwijsondersteunend personeel is wederzijds goedvinden, een ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf of een ontbinding door de kantonrechter vereist. Ook zijn er medewerkers voor wie een bijzonder opzegverbod geldt.
2.3.6. De ondernemingsraad en de vakbonden hebben met de reorganisatie ingestemd. Verder is overeenstemming bereikt met de vakbonden over zowel het sociaal plan CAR-UWO als het sociaal plan CAO- kunsteducatie.
2.3.7. [verweerster] valt onder het onderwijsondersteunend personeel. De functie van [verweerster] blijft voor 0,5 fte beschikbaar. Aangezien [verweerster] de enige in die functie is blijft afspiegeling achterwege en is deeltijdontslag aangezegd voor 0,15 fte. Blijkens het CAR-UWO geldt voor [verweerster] een opzegtermijn van 15 maanden. Daarom is op 22 augustus 2011 aan [verweerster] het deeltijdontslag aangezegd per 1 december 2012. Er is geen vergunning van het UWV Werkbedrijf, zodat die ontslagaanzegging vernietigbaar is. Daarom vraagt De Meander de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.3.8. Van de verandering in omstandigheden die tot ontbinding noopt kan [verweerster] geen enkel verwijt worden gemaakt. De Meander is van mening dat de voorzieningen van het sociaal plan en de CAR-UWO, die een intensieve begeleiding aan de hand van een re-integratieplan gedurende de re-integratiefase en een aanvulling op de WW-uitkering of een garantie-uitkering inhouden, als billijke vergoeding moeten worden aangemerkt.
2.4. [verweerster] heeft tegen het verzoek als volgt verweer gevoerd.
2.4.1. Het verzoekschrift is prematuur. Het verzoek kan ook in 2012 worden gedaan. De Meander heeft geen overtuigende argumenten gegeven waarom zij het verzoek nu al in moet dienen. De positie van [verweerster] is dan niet beter dan die van de werknemers die zonder vergunning konden worden ontslagen. Als de financiële situatie slecht blijft dan kan er alsnog een ontbinding plaatsvinden. [verweerster] heeft dan ook geen bevoorrechte situatie als het verzoekschrift pas in 2012 wordt gedaan.
2.4.2. Uit een persbericht blijkt dat er sprake is van een doorstart van de organisatie. Dan kan pas in 2012 worden bekeken of ontbinding van de arbeidsovereenkomst nodig is. Het nieuwe bestuur van De Meander is het niet met de reorganisatie eens.
2.4.3. De termijn van 15 maanden is een re-integratiefase en niet een opzegtermijn. Een ontbindingstermijn van een jaar is erg lang.
2.5. Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met een van de opzegverboden van artikel 7:647, 648, 670 en 670a BW of met enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.2.1. [verweerster] heeft de door De Meander gestelde financiële problemen niet betwist. Daarom staat in rechte vast hetgeen De Meander omtrent haar financiële situatie heeft gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat de financiële situatie van De Meander een verandering in de omstandigheden betreft die de gedeeltelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] rechtvaardigt.
3.2.2. Dat De Meander de ontbinding verzoekt per 1 december 2012 maakt in dit specifieke geval geen verschil. De Meander zou ook gerechtigd zijn de arbeidsovereenkomst per eerdere datum te doen ontbinden omdat haar financiële positie daartoe noopt. Dat zij haar werknemers op een fatsoenlijke wijze probeert te behandelen door rekening te willen houden met de re-integratiefase kan er niet toe leiden dat zij daardoor de overeenkomst met [verweerster] niet zou kunnen ontbinden.
3.2.3. Uit niets is aannemelijk geworden dat er een doorstart van de organisatie zal plaatsvinden en dat de functie van [verweerster] niet gedeeltelijk zal vervallen. Het ziet er eerder naar uit dat de financiële positie van De Meander verder zal verslechteren. In het door [verweerster] genoemde persbericht staat weliswaar dat de gemeente verplicht is een afkoopsom te betalen en dat die afkoopsom De Meander een goede basis geeft om een organisatorische doorstart te maken, maar [verweerster] verliest daarbij uit het oog dat De Meander aan haar financiële verplichtingen moet voldoen jegens de werknemers die, al dan niet deels, zijn ontslagen. De Meander heeft dienaangaande gesteld dat de afkoopsom daaraan moet worden besteed. Die stelling is niet betwist en komt de kantonrechter aannemelijk voor. Gelet daarop treft het verweer van [verweerster] dat haar functie mogelijk niet komt te vervallen geen doel.
3.2.4. De medewerkers van De Meander waarvoor geen vergunning of ontbinding door de kantonrechter vereist is zijn reeds per 1 december 2012 ontslagen. Indien het dienstverband met [verweerster] niet per die datum wordt ontbonden, ontstaat er rechtsongelijkheid tussen [verweerster] en haar collegae. Bij de collegae is het ontslag immers een voldongen feit en in geval van een wijziging van omstandigheden zou De Meander het ontslag bij [verweerster] achterwege kunnen laten. Daarmee komt [verweerster] dan in een andere positie terecht dan haar collegae. Gelet daarop treft het verweer van [verweerster] dat er geen reden is om nu al om ontbinding te verzoeken geen doel.
3.2.5. Gelet op dat alles zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk, te weten voor 0,15 fte, ontbinden met ingang van 1 december 2012.
3.4. Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag aan de orde geweest wat er zou gebeuren als de financiële situatie van De Meander zich voor 1 december 2012 in positieve zin ontwikkelt. Hoewel het in de lijn der verwachtingen ligt dat de financiële situatie eerder zal verslechteren dan verbeteren omdat De Meander inmiddels van vier gemeenten bericht heeft gekregen dat zij met ingang van 2013 helemaal geen subsidie meer van hen zal ontvangen, staat niet vast dat de financiële situatie van De Meander op 1 december 2012 niet zodanig kan zijn verbeterd dat het dienstverband van [verweerster] in zijn geheel kan worden behouden. De Meander heeft op de mondelinge behandeling ook aangegeven dat het haar bedoeling is om het dienstverband in zijn geheel te behouden als dat financieel en qua hoeveelheid werk mogelijk is. Daarom zal de kantonrechter aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst de voorwaarde verbinden dat die ontbinding niet van kracht zal worden indien de financiële situatie van De Meander op 1 december 2012 zodanig is verbeterd dat het dienstverband van [verweerster] in zijn geheel kan worden behouden en er voldoende werk voor [verweerster] voorhanden is om dat dienstverband in zijn geheel te behouden.
3.5. Vervolgens is aan de orde de vraag of er gronden zijn om aan [verweerster] ten laste van De Meander een vergoeding toe te kennen en, zo ja, tot welk bedrag.
De kantonrechter ziet geen reden om ten aanzien van [verweerster] af te wijken van de voorzieningen in het sociaal plan. Het sociaal plan is het onderhandelingsresultaat van overleg tussen de ondernemingsraad, de vakbonden en De Meander en geeft in de onderhavige omstandigheden weer wat een billijke ontslagvoorziening is in het kader van de reorganisatie van De Meander. Daar komt bij dat er rechtsongelijkheid zou ontstaan tussen [verweerster] en de collega's van het onderwijzend personeel die zonder tussenkomst van de kantonrechter of het UWV Werkbedrijf worden ontslagen en aan wie de voorzieningen van het sociaal plan toekomen. Daarom zal naast de voorzieningen van het sociaal plan geen aparte billijke vergoeding worden toegekend.
3.6. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor 0,15 fte per 1 december 2012 op voorwaarde dat die ontbinding niet van kracht zal worden indien de financiële situatie van De Meander op 1 december 2012 zodanig is verbeterd dat het dienstverband van [verweerster] in zijn geheel kan worden behouden en er voldoende werk voor [verweerster] voorhanden is om dat dienstverband in zijn geheel te behouden;
compenseert de proceskosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
16 januari 2012 door mr. J.G.M. van Meel, kantonrechter te Boxmeer.
Zaaknummer: 791853 blad 5
beschikking