vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 192957 / HA ZA 09-1081
Vonnis van 8 februari 2012
de vennootschap naar Duits recht
EASY LIFE GERMANY GMBH & CO.KG,
gevestigd te Herzogenrath (Duitsland),
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. Mookhram te Heerlen,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de heer [X] en/of de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Easy Life Investments B.V.,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G. te Biesebeek te Budel.
Partijen zullen hierna ELG en Curatoren worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2009,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 8 december 2009,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2009 houdende mondeling vonnis,
- de akte van de zijde van ELG van 16 december 2009,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 maart 2010,
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 13 juli 2010,
- de conclusie na enquête van de zijde van ELG van 11 augustus 2010,
- de conclusie van antwoord na enquête van de zijde van Curatoren van 8 september 2010,
- de akte houdende producties van de zijde van ELG van 22 september 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Deze rechtbank heeft op 14 oktober 2008 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Easy Life Investments B.V. (hierna: Easy Life Investments) in staat van faillissement verklaard en op 3 december 2008 de heer [X] (hierna: [de heer X]). De rechtbank heeft Curatoren als zodanig in beide faillissementen aangesteld. Curatoren hebben onder zich een auto, van het merk Porsche 991 GT2 met kenteken [nummer].
2.2. [de heer X] is samen met de heer [de heer C] bestuurder (geweest) van de vennootschap naar Duits recht Germany Verwaltungs-GmbH. Deze vennootschap is op haar beurt bestuurder van ELG.
2.3. [de heer X] heeft in 2007 een tweetal auto’s, van het merk Ferrari 599 en 430, gekocht. In de periode van 15 tot en met 18 februari 2008 heeft [de heer X] een totaalbedrag van € 489.483,-- inclusief btw voldaan. De verschuldigde btw (€ 82.783,--) is nadien aan [de heer X] terugbetaald.
2.4. Curatoren hebben de Ferrari’s niet aangetroffen in de boedel van [de heer X]. ELG heeft op 14 maart 2008 de Ferrari’s in zekerheid overgedragen aan haar financier. ELG heeft op 26 maart 2008 aan [de heer X] een bedrag van € 199.000,-- voldaan in verband met de Ferrari’s.
2.5. Porsche Centrum Eindhoven heeft de Porsche verkocht. Porsche Centrum Eindhoven heeft de koopsom als volgt ontvangen:
- op 26 februari 2008 een bedrag van € 15.000,-- afkomstig van [de heer X] met de omschrijving “aanbetaling”,
- op 17 juni 2008 een bedrag van € 83.000,-- afkomstig van [de heer X] met de omschrijving “betaling porsche GT2 JH [de heer X] volgens afspraak” en,
- op 12 juli 2008 een bedrag van € 81.579,-- afkomstig van ELG met de omschrijving “porsche GT2”.
2.6. Porsche Centrum Eindhoven heeft met betrekking tot de Porsche op 19 juni 2008 een factuur verzonden aan ELG ten bedrage van € 179.579,--.
2.7. Levering van de Porsche heeft plaatsgevonden in juni 2008. De Porsche is op 24 juni 2008 geregistreerd op naam van ELG. ELG heeft steeds de lasten met betrekking tot de Porsche, waaronder in ieder geval de verzekeringskosten, voor haar rekening genomen.
2.8. Op 2 september 2008 heeft de FIOD [de heer X] aangehouden op verdenking van beleggingsfraude. [de heer X] heeft vanaf dat moment in voorlopige hechtenis gezeten.
2.9. ELG is op 11 december 2008 in het Duitse handelsregister ingeschreven.
3.1. ELG vordert verkort weergegeven het navolgende:
a. te verklaren voor recht primair dat, zonder rekening te houden met de eventuele overdracht tot zekerheid naar Duits recht, ELG de eigenaar is van de Porsche; subsidiar dat [de heer X] niet de eigenaar was van de Porsche en dat de Porsche niet behoort tot de (failliete) boedel van [de heer X],
b. Curatoren te veroordelen binnen 24 uur na betekening van het vonnis de Porsche aan ELG, danwel de Duitse bank, af te geven, zulks op verbeurte van een dwangsom,
c. te verklaren voor recht dat Curatoren onrechtmatig hebben gehandeld door de afgifte van de Porsche aan ELG, althans aan de Duitse bank, te weigeren
d. Curatoren te veroordelen in de proceskosten.
3.2. ELG heeft daartoe onder meer het navolgende aangevoerd.
3.2.1. [de heer X] heeft namens ELG de Porsche gekocht. De factuur is op naam van ELG gesteld. De Porsche is op 24 juni 2008 geregistreerd op naam van ELG. De Fahrzeugbrief is in het bezit van een Duitse bank, op grond van een financieringsovereenkomst tussen ELG en deze bank. De koopsom van de Porsche is voor een gedeelte betaald door [de heer X] en voor een gedeelte door ELG. [de heer X] had een schuld aan ELG ten bedrage van € 96.444,--. [de heer X] heeft van de koopsom van de Porsche een gedeelte van € 79.579,-- voldaan. Hiermee is zijn schuld aan ELG verminderd tot een bedrag van € 16.865,--. Het restant van de koopsom van de Porsche heeft ELG rechtstreeks voldaan. ELG betaalt alle aan de Porsche verbonden lasten, zoals de verzekeringskosten. De Porsche werd op grond van een huurovereenkomst van 19 april 2008 door ELG aan [de heer X] in gebruik gegeven.
3.2.2. ELG is met een Duitse bank een financiering overeengekomen. De Porsche heeft zij daarbij tot zekerheid overgedragen. De Duitse bank heeft thans de Porsche opgeëist.
3.3. Curatoren voeren verweer als volgt.
3.3.1. [de heer X] heeft zelf de Porsche gekocht. [de heer X] heeft de Porsche uitgezocht, besteld en een aanbetaling gedaan. Porsche Centrum Eindhoven verkoopt niet aan rechtspersonen. Dat de factuur nadien op naam van ELG is gezet, doet hieraan niet af. Dit is gedaan om fiscale redenen. Van de koopsom van de Porsche heeft [de heer X] het grootste gedeelte voldaan. Op het moment van aankoop van de Porsche had [de heer X] een vordering op ELG, niet andersom. Daarnaast heeft ELG nog op 29 december 2008 verklaard dat ELG een vordering van € 95.000,-- op [de heer X] heeft, zodat er in ieder geval geen sprake is geweest van een verrekening van de schuld van [de heer X] aan ELG met het door hem betaalde deel van de koopsom. Er is geen sprake van een huurovereenkomst tussen ELG en [de heer X]. De stelling van ELG op dit punt is dat de huur voor minder dan vijf maanden (19 april 2008 tot en met 4 september 2008) meer zou bedragen dan de koopsom van de Porsche. Dit is onaannemelijk. Documenten betreffende de verhuur zijn niet aangetroffen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.5. Curatoren vorderen verkort weergegeven het navolgende:
a. te verklaren voor recht primair dat [de heer X] eigenaar is van de Porsche en subsidiair ELG te veroordelen om een bedrag van € 98.000,-- te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente,
b. ELG te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Curatoren te voldoen een bedrag van € 207.700,--, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente,
c. ELG te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis, rekening en verantwoording af te leggen,
d. ELG te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6. Curatoren hebben daartoe onder meer het navolgende aangevoerd.
3.6.1. [de heer X] heeft de Ferrari’s gekocht en betaald. De Ferrari’s zijn vervolgens in eigendom overgedragen aan de financier van ELG. De aldus door [de heer X] voorgeschoten koopsom heeft ELG maar gedeeltelijk terugbetaald, zodat [de heer X] nog een bedrag van € 207.700,-- van ELG te vorderen heeft.
3.6.2. Curatoren hebben gevraagd om inzicht in de boekhouding van ELG. Op basis van een aandeelhoudersvergadering van 1 april 2009 heeft ELG de verplichting aan Curatoren rekening en verantwoording af te leggen. Curatoren willen inzicht in de financiële administratie van ELG, waaronder de bankafschriften, het verkoopboek en het inkoopboek over de periode tot 1 april 2009.
3.7. ELG voert verweer als volgt.
3.7.1. Er bestaat een huurovereenkomst tussen ELG en [de heer X] in verband met de Ferrari’s. De vordering van [de heer X] uit hoofde van een overeenkomst van geldlening met betrekking tot de Ferrari’s is inmiddels teniet gegaan door middel van verrekening met de verschuldigde huurpenningen. ELG heeft een bedrag van € 248.400,-- aan huurpenningen tegoed van [de heer X]. Dit bedrag kan worden verrekend met de vordering van Curatoren uit hoofde van de geldlening.
3.7.2. De balans van ELG per 31 december 2008 is in deze procedure overgelegd. Hieruit blijkt de vermogenstoestand van ELG. ELG gaat er vanuit dat Curatoren alsdus voldoende zijn geïnformeerd omtrent haar vermogenstoestand.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in conventie en in reconventie
4.1. Omdat Curatoren in Nederland wonen, heeft de rechtbank ex art. 2 EEX-Vo rechtsmacht. Omdat de conventie de vraag betreft of de Porsche aan ELG dan wel aan [de heer X] is geleverd en de Porsche in Nederland door Porsche Centrum Eindhoven is afgeleverd, is op die vraag Nederlands recht van toepassing. Ook op de vragen in reconventie is Nederlands recht van toepassing. Omdat de Ferrari’s door [de heer X] zijn gefinancierd is op grond van art. 4 van het EVO op de vraag of curatoren een vordering op ELG hebben Nederlands recht van toepassing. Met betrekking tot de vraag of ELG rekening en verantwoording dient af te leggen is op grond van art. 4 InsO eveneens Nederlands recht van toepassing.
in conventie
4.2. De vorderingen van ELG zijn gebaseerd op haar stelling dat zij eigenaar is van de Porsche. Deze stelling hebben Curatoren gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank bij mondeling tussenvonnis aan ELG heeft opgedragen te bewijzen dat zij eigenaar is van de Porsche.
4.3. ELG heeft vier getuigen laten horen, te weten: op 25 maart 2010 de heren [de heer R], [de heer C], [de heer K] en op 13 juli 2010 de h[de heer X].
4.4. De getuige [de heer R] heeft onder meer het navolgende verklaard:
“Oorspronkelijk gold de financieringsovereenkomst tussen de sparkasse en ELG voor een tweetal Ferrari’s, maar later is één van de Ferrari’s verkocht en is daarvoor de Porsche aangekocht.”
4.5. De getuige [de heer C] heeft onder meer het navolgende verklaard:
“Op zeker moment wilde [de heer X] ook een Porsche aanschaffen en het gaat daarbij dan om de in deze procedure bedoelde Porsche. Hij heeft mij op zeker moment meegedeeld dat hij de Porsche daadwerkelijk had aangekocht en hij vroeg mij of ik er bezwaar tegen had dat hij die op de Duitse vennootschap ELG zou gaan rijden. Eigenlijk hoefde hij mij niet om toestemming te vragen want wij zijn ieder binnen ELG zelfstandig bevoegd. Omdat inmiddels een van de twee eerder aangekochte Ferrari’s verkocht was, dat zal in juni/juli 2008 zijn geweest, heb ik [de heer X] aangegeven daar geen enkel probleem in te zien. Aan de verkopende garage in Oirschot is toen door [de heer X] aangegeven dat de auto op naam van ELG gesteld moest worden. Ik heb daarvoor de benodigde stukken verzameld en aan de garage doen toekomen.”
“De huurovereenkomst tussen ELG en [de heer X], zoals deze in de procedure is overgelegd (productie 16 bij conclusie van antwoord in reconventie), is opgesteld omdat wij in Duitsland een startende onderneming waren bestaande uit twee jonge jongens en de bank dit graag zag. De vennootschap in Duitsland, ELG, moest inkomen hebben en verkreeg dus dat inkomen door de marktconforme overeengekomen huurprijs tussen ELG en [de heer X]. De bank wilde voorts dat er een borgstelling ten behoeve van de financieringsovereenkomsten werd gedaan en wij vonden de heer [de heer R] daartoe bereid. [de heer R] kende ik al zeer geruime tijd privé. De huurovereenkomst waar ik het zojuist over had loopt nog steeds door. Of [de heer X] alleen gebruik maakte van de Porsche of ook derden daarin liet rijden weet ik niet. Zelf heb ik er ook wel eens gebruik van gemaakt. De huurprijs van EUR 900,- was inclusief alle verzekeringskosten met overigens een eigen risico van EUR 10.000,- en [de heer X] kon in feite met de auto doen wat hij wilde. De verklaring zoals overgelegd als productie 1 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, heb ik destijds niet willen ondertekenen omdat ik het op een aantal punten niet eens ben met de inhoud van deze verklaring.”
4.6. De getuige [de heer K] heeft onder meer het navolgende verklaard:
“Het bedrijf waar ik werk had al eerder een Porsche aan [de heer X] verkocht en zelf ben ik betrokken geweest bij de verkoop van de Porsche type GT2 waar het hier in de procedure over gaat. In dit kader is het van belang te melden dat deze laatste verkoop eigenlijk in de plaats kwam van een eerder door [de heer X] bij mij bestelde Porsche met een oranje kleur. Toen deze oranje Porsche bij ons binnenkwam bleek [de heer X] feitelijk geen interesse meer te hebben omdat er een nieuw model, te weten de Porsche waar het in deze procedure over gaat, was uitgekomen.”
“In het onderhavige geval is het met betrekking tot de afgeleverde Porsche zo gegaan dat [de heer X] mij heeft gevraagd om de factuur te zetten op naam van Easy Life Germany GmbH. Ons bedrijf heeft dat ook zo gedaan. Wij hebben het BTW-nummer nog gecontroleerd van dit bedrijf bij de Belastingdienst volgens de standaardprocedure en dat gaf uiteindelijk reden om geen BTW te berekenen. Wie dat BTW-nummer aan ons heeft opgegeven weet ik niet meer. Uiteindelijk heeft mijn bedrijf Duitse kentekenplaten aangeleverd gekregen. Van wie weet ik niet meer. De Porsche is afgeleverd aan [de heer X] en dus door hem meegenomen. Hij heeft hem opgehaald. Wij geven nooit een auto mee als die auto niet tevoren betaald is. Dus dat zal in dit geval ook zo zijn geweest. Wie de auto betaald heeft weet ik niet. Indien u mij vraagt wie bij ons bedrijf als klant geregistreerd staat: [de heer X] of ELG dan zal dat ELG zijn op grond van het feit dat de factuur op haar naam is gesteld. Met [de heer C] heb ik telefonisch contact gehad over de registratie en de betaling van de Porsche. Daaruit leidde ik af dat hij ook iets met ELG te maken had.”
4.7. De getuige [de heer X] heeft onder meer het navolgende verklaard:
“ELG GmbH had destijds een Ferrari 430 in bezit. Ik reed met die auto. Dat deed ik niet exclusief. Ook anderen reden er wel eens in. In opdracht van de GmbH heb ik deze Ferrari 430 op een zeker moment, als ik het wel heb in april 2008, ingeruild voor de Porsche GT2 waar het hier in de procedure omgaat.”
“Oorspronkelijk heb ik de Porsche GT2 voor mijzelf privé besteld. Dat was al in eind 2007. Toen de auto evenwel leveringsgereed was heb ik met [de heer C] afgesproken dat we deze auto zakelijk zouden gaan gebruiken en op naam van ELG GmbH zouden zetten. Rond de datum van levering is waarschijnlijk ook aan Prinsen meegedeeld dat de auto niet op mijn naam maar op die van ELG GmbH moest worden gezet.”
“Ik weet niet meer wie de Porsche GT2 destijds bij aflevering heeft opgehaald. Ik heb het meest in deze Porsche gereden, overigens dus ook anderen, en doorgaans stond de Porsche op mijn privé adres in Heeze.”
“De huurovereenkomst tussen ELG en mij, zoals deze in de procedure is overgelegd (productie 16 bij conclusie van antwoord in reconventie), heb ik getekend. De handtekening linksonder dit stuk (dus onder Easy Life) heb ik zeker als de mijne herkend. Over de handtekening rechtsonder het stuk (dus onder mijn naam) heb ik zo mijn bedenkingen gehad over de vraag of deze handtekening wel van mij afkomstig was. Nu ik een en ander achteraf reconstrueer moet het wel mijn eigen handtekening zijn, ook al zie ik een afwijkend boogje daarin. Als ik de ene handtekening links heb gezet lijkt het mij achteraf onwaarschijnlijk dat ik niet ook de handtekening rechts heb gezet.”
“Wanneer de huurovereenkomst tussen ELG GmbH en mij met betrekking tot de Porsche is getekend kan ik mij niet meer herinneren. Ik ga er vanuit dat dat rond de tijd van de levering van de auto is gebeurd.”
4.8. Curatoren hebben op 13 juli 2010 één getuige laten horen, te weten: de heer [Z]. De getuige [de heer Z] heeft als volgt verklaard:
“Ik weet dat het in deze procedure over de Porsche GT2 gaat. Als u mij vraagt wie eigenaar van deze Porsche was dan zeg ik u dat ik dat niet weet. Ik neem aan van [de heer X], doch ik heb de papieren nooit gezien. Dit geldt trouwens met betrekking tot het gehele wagenpark van [de heer X] dat ik moest onderhouden.”
4.9. De overdracht van de Porsche heeft plaatsgevonden op basis van een tot overdracht strekkende overeenkomst, waarbij Porsche Centrum Eindhoven als vervreemder is opgetreden. Deze overeenkomst heeft een bezitsverschaffing tot gevolg gehad. Bij beantwoording van de vraag of de heer [de heer X] of ELG het bezit van de Porsche hebben verkregen, is van belang na te gaan aan wie de macht over de Porsche werd verschaft (artikel 3:108 en 114 BW). Dit dient te worden beoordeeld aan de hand van de verkeersopvatting. Vervolgens dient te worden beoordeeld of tussen [de heer X] en ELG een zodanige rechtsverhouding heeft bestaan, waaruit naar verkeersopvatting voortvloeit dat [de heer X] de Porsche is gaan houden voor ELG (artikel 3:108 en 110 BW).
4.10. ELG heeft, mede gelet op het verweer van de zijde van Curatoren en het bijgebrachte bewijs, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat [de heer X] de koopovereenkomst namens ELG heeft gesloten. Uit de verklaring van getuige [de heer K] blijkt dat [de heer X] de koopovereenkomst heeft gesloten. [de heer X] had aanvankelijke een andere Porsche op het oog. Vanwege zijn persoonlijke voorkeur voor het nieuwe model heeft hij vervolgens voor de in geschil zijnde Porsche gekozen. Uit de verklaring van getuige [de heer K] blijkt voorts dat Porsche Centrum Eindhoven niet verkoopt aan rechtspersonen. Het enkele feit dat de factuur op een later moment op naam van ELG werd gesteld, heeft niet tot gevolg dat voor Porsche Centrum Eindhoven duidelijk moest zijn dat [de heer X] niet voor zichzelf, maar namens ELG heeft gekocht.
4.11. De levering door Porsche Centrum Eindhoven heeft vervolgens plaatsgevonden door [de heer X] de macht over de Porsche te verschaffen. Uit de verklaring van getuige [de heer K] blijkt dat [de heer X] zelf de Porsche heeft opgehaald. Uit de stellingen van ELG, noch uit het bewijs blijkt van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [de heer X] dit deed namens ELG. [de heer X] heeft de Porsche voornamelijk zelf gereden. De Porsche stond bij zijn woonhuis voor de deur. Op het moment dat [de heer X] in voorlopige hechtenis werd genomen, had hij de feitelijke macht over de Porsche.
4.12. [de heer X] en ELG hebben afgesproken de factuur van de Porsche op naam van ELG te zetten. Tussen partijen is niet in geschil, dat dit is gedaan om fiscale redenen. Uit een dergelijke afspraak tussen ELG en [de heer X] volgt naar verkeersopvatting niet dat [de heer X] de Porsche voor ELG is gaan houden. Deze afspraak tussen [de heer X] en ELG brengt op geen enkele wijze tot uiting dat ELG eigenaar van de Porsche zou zijn. De bedoeling van de afspraak is immers louter fiscaal.
4.13. Het staat vast dat een belangrijk gedeelte van de koopsom door [de heer X] werd betaald aan Porsche Centrum Eindhoven. Het is voor de vraag wie eigenaar van de Porsche is geworden niet van belang of aan deze betalingen al dan niet verrekeningen in de verhouding tussen [de heer X] en ELG ten grondslag hebben gelegen.
4.14. Tussen partijen is in geschil of met betrekking tot de Porsche een huurovereenkomst tussen ELG en [de heer X] tot stand is gekomen. De getuige [de heer C] heeft verklaard dat toen de huurovereenkomst werd gesloten, die betrekking had op twee Ferrari’s en mede betrekking heeft gekregen op de Porsche. In artikel 164 lid 2 Rv ligt besloten dat deze verklaring van getuige [de heer C], die als partijgetuige moet worden aangemerkt, geen bewijs in het voordeel van ELG kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de partijverklaring voldoende geloofwaardig maken.
4.15. De verklaring van getuige [de heer C] wordt ondersteund door het in deze procedure overgelegde contract van 19 april 2008. Dit contract werd op 8 december 2009, bij conclusie van antwoord in reconventie in het geding gebracht. Op 16 juli 2009 heeft [de heer X] tegenover Curatoren het volgende verklaard over het contract:
“Je hebt mij een brief gezonden met een huurcontract voor mijn Ferrari 430 en 599. Ik heb die handtekeningen niet gezet onder dat contract. Dat is vervalst. Ik vind het vervelend voor Michel van den Akker, maar de handtekening is nagemaakt. Het is pertinent niet mijn handtekening. Als je mijn handtekening er naast legt dan zie je gelijk dat ik deze niet gezet heb. Bij mij staat er altijd een rechte streep, op het huurcontract is de streep gekronkeld. Nee ik heb ook niet op een ander moment een dergelijke huurcontract getekend. Ik ga toch niet mijn eigen auto’s aan mezelf lopen verhuren voor € 30.000 per maand. Ik ben bereid deze verklaring onder ede te bevestigen. Ik heb beloofd dat ik de waarheid zou vertellen aan de curatoren. Dat doe ik ook steeds.”
4.16. De verklaring van getuige [de heer X] tegenover curatoren, is tegenstrijd met zijn verklaring gedurende deze procedure (zie r.o. 4.6.). Bij de waardering van de verschillende verklaringen van [de heer X], moet in aanmerking genomen worden dat ook aan een verklaring tegenover curatoren – gelet (ook) op het bepaalde in de artikelen 105 Fw en 194 Sr – de nodige betekenis toekomt. Uit de geconstateerde tegenstrijdigheid volgt dat de verklaring van [de heer X] onvoldoende kan bijdragen aan het bewijs van de stelling dat de huurovereenkomst werd gesloten. Hier komt bij dat Curatoren en ELG hebben gesteld dat de verklaringen van [de heer X] niet kunnen worden vertrouwd. Uit de verklaring van getuige [de heer C] blijkt niet dat hij heeft gezien of andersins heeft kunnen vaststellen dat het contract werd ondertekend door [de heer X]. ELG zou bij de totstandkoming immers vertegenwoordigd zijn door [de heer X]. Het uitsluiten van de verklaring van getuige [de heer X] heeft tot gevolg dat er onvoldoende sterk bewijs voorhanden is ter ondersteuning van de verklaring van getuige [de heer C]. De totstandkoming van de huurovereenkomst komt derhalve niet vast te staan. Hieraan wordt toegevoegd dat de overgelegde huurovereenkomst betrekking heeft op een tweetal Ferrari’s. Om de Porsche in de plaats van de Ferrari’s onder de huurovereenkomst te kunnen laten vallen was nog een rechtshandeling nodig. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat gebruik is gemaakt van de in de huurovereenkomst opgenomen mogelijkheid deze Ferrari’s in te ruilen voor de Porsche, of dat dit ten tijde van de bezitsoverdracht zou zijn gebeurd. Zelfs indien van het bestaan van de huurovereenkomst zou moeten worden uitgegaan, volgt daaruit niet zonder meer dat ook met betrekking tot de Porsche een rechtsverhouding heeft bestaan op grond waarvan [de heer X] de Porsche naar verkeersopvatting is gaan houden voor ELG.
4.17. Gelet op het voorgaande, heeft ELG onvoldoende bewijs bijgebracht waaruit volgt dat zij de eigendom van de Porsche heeft verkregen. Nu ELG geen eigendom van de Porsche heeft gekregen, heeft zij de eigendom niet kunnen overdragen aan een derde. De vorderingen van ELG zullen derhalve worden afgewezen.
4.18. ELG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Curatoren worden begroot op:
- griffierecht € 262,00
- getuigenkosten 45,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.115,00
in reconventie
4.19. Nu vast is komen te staan dat [de heer X] de Porsche onder zich had, geldt dat wordt vermoed dat hij eigenaar is van de Porsche. Gelet hierop en de overwegingen in conventie, kan de primair gevorderde verklaring voor recht in reconventie worden toegewezen.
4.20. ELG heeft de stelling van Curatoren dat [de heer X] een vordering ten bedrage van € 207.700,-- heeft op ELG, onvoldoende gemotiveerd weersproken. ELG heeft erkent dat [de heer X] in eerste instantie de koopsommen van de Ferrari’s heeft voldaan en dat de Ferrari’s later zijn overgedragen aan de financier van ELG, zodat hieruit een vordering van [de heer X] is ontstaan.
4.21. ELG heeft haar stelling dat de bedoelde vordering door middel van verrekening teniet is gegaan, onvoldoende gemotiveerd. Uit de overwegingen in conventie blijkt dat niet zonder meer kan worden uitgegaan van het bestaan van een huurovereenkomst tussen [de heer X] en ELG. ELG heeft voorts niets gesteld omtrent het gebruik van de Ferrari’s door [de heer X] nadat zij eigendom zouden zijn geworden van ELG, althans haar financier. De enkele stelling dat de heer Ritzen, accountant, op 19 februari 2009 heeft geschreven dat ELG nog een bedrag van € 11.700,-- van [de heer X] te vorderen heeft, is onvoldoende ter onderbouwing van de gestelde tegenvordering. Bij dit oordeel is van belang dat ELG geen stellingen heeft ingenomen over de wijze waarop de accountant dit bedrag heeft begroot en de feiten en omstandigheden die aan het oordeel van de accountant ten grondslag hebben gelegen.
4.22. Curatoren vorderen betaling van de hoofdsom vermeerderd met wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
4.23. De gevorderde wettelijke rente kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van conclusie van antwoord in reconventie (5 augustus 2009), omdat niet is gesteld waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum verschuldigd is.
4.24. Nu het verweer van ELG faalt, zal de vordering van Curatoren worden toegewezen.
Rekening en verantwoording
4.25. Tussen partijen is niet in geschil dat ELG een verplichting heeft aan Curatoren rekening en verantwoording af te leggen. ELG heeft gesteld dat zij aan deze verplichting heeft voldaan, door overlegging van een balans. Curatoren hebben echter daarnaast inzicht gevorderd in bankafschriften, het verkoopboek en het inkoopboek van ELG. De vordering van Curatoren zal derhalve worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen.
4.26. ELG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Curatoren worden begroot op: € 452,-- in verband met salaris advocaat.
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt ELG in de proceskosten, aan de zijde van Curatoren tot op heden begroot op € 2.115,00,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. veroordeelt ELG om aan Curatoren te betalen een bedrag van € 207.700,00 (tweehonderdzevenduizend zevenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 207.700,00 met ingang van 5 augustus 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.5. veroordeelt ELG in de proceskosten, aan de zijde van Curatoren tot op heden begroot op € 452,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.