ECLI:NL:RBSHE:2012:BV6751

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825433-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en hennepteelt met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot afpersing en het hebben van een hennepkwekerij. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 12 augustus 2011, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte, gewapend met vuurwapens, de woning van een slachtoffer binnendrong. De verdachte en zijn medeverdachte dreigden het slachtoffer met geweld om een geldbedrag van ongeveer 70.000 euro te eisen, dat volgens hen was gestolen. Tijdens de bedreiging werd het slachtoffer fysiek aangevallen en onder druk gezet om het geld te overhandigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in vereniging met anderen handelde, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door middel van geweld en bedreiging. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in zijn bedrijfspand een hennepkwekerij had, waar hij een grote hoeveelheid hennepplanten teelde. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de beschuldiging van het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie II, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een gevangenisstraf op die de ernst van de gepleegde strafbare feiten weerspiegelt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825433-11
Datum uitspraak: 23 februari 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats] [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 25 november 2011 en 9 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
Aankondiging ontnemingsvordering.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 oktober 2011.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 9 februari 2012 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht [bijlage 1]. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te Eersel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 70000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
die [slachtoffer1], bij haar keel heeft/hebben gepakt en/of (met haar hoofd) tegen de muur heeft/hebben geduwd en/of (in het gezicht) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben voorgehouden en/of (daarbij/vervolgens) gezegd dat:
"Die 70000 euro terug moest" en/of "Over 2 dagen komen die Albanezen. Zij schieten een kogel door je hoofd. Ze zullen je ouders ook een kogel door de kop schieten.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 en 47 en 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te Eersel, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer1] en/of P. [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voorgehouden;
(artikel 285 en 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te Eersel en/of Geleen en/of Sittard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie II te weten,
- 2 revolvers (merk Nagant, model 1895) (nagekomen proces-verbaal)
in elk geval één of meer (vuur)wapens van categorie II, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te Sittard, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid (ongeveer 665) hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 Opiumwet)
Ad informandum gevoegd strafbaar feit.
diefstal van stroom in de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te Sittard
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 2.
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 12 augustus 2011 een tweetal (vuur)wapens voorhanden heeft gehad van categorie II.
De officier van justitie acht het feit bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Gelet op de processen-verbaal onderzoek vuurwapen kan niet worden bewezen dat verdachte wapens voorhanden had van categorie II.
De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens ambtsedig opgemaakte de processen-verbaal onderzoek vuurwapen van 3 januari 2012 (proces-verbaalnummers PL2222 2011119760-178 en PL2222 2011119760-179) zijn de twee revolvers, beide van het merk Nagant, model 1895, vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Zij vallen niet onder categorie II sub 2, 3 of 6 van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, omdat ten laste is gelegd dat het vuurwapens zijn van categorie II. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van feit 2.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Feit 1 en 3.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman heeft verdachte geen opzet gehad op de afpersing. De verklaring van verdachte dat hij en zijn mededader verhaal gingen halen, is voor meerdere uitleg vatbaar. Verdachte wilde enkel opheldering met betrekking tot zijn geripte hennepplantage en daarover een gesprek voeren met [slachtoffer1].
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feit 1 subsidiair (medeplegen van bedreiging) en feit 3 (medeplegen van hennepteelt), waarbij hij zich evenwel op het standpunt heeft gesteld dat er enkel 600 (hennep)planten aanwezig zijn geweest in de in de loods van verdachte aangetroffen hennepkwekerij.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van het ambtsedig eindproces-verbaal van 1 december 2011, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de Gezamenlijke Recherche Eindhoven van de regiopolitie Brabant Zuid Oost, met dossiernummer 2233110348, doorgenummerd van bladzijde 1 tot en met 1669 (dossiernaam Wildzwijn, hierna te noemen: dossier).
Tevens is gebezigd voor het bewijs de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2012.
feit 1
Aangeefster [slachtoffer1] heeft verklaard dat zij op de avond van 12 augustus 2011 met [slachtoffer2] op de bank zat in haar woning te Eersel, toen er werd aangebeld. Ze deed de deur open en zag verdachte voor de deur staan. Verdachte vroeg of hij een gesprek met haar kon aangaan. Op dat moment kwam medeverdachte [verdachte2], de ex-vriend van aangeefster, de hoek om lopen met een vuurwapen in zijn hand. Het vuurwapen was ongeveer 20 centimeter lang. De loop was dun en enkelloops. Aangeefster zag de patronen zitten. Het wapen, een revolver, was zwart en oud. [verdachte2] liep de woning binnen. Ze zei tegen [verdachte2] dat hij haar huis moest verlaten. [verdachte2] liep echter verder de woonkamer in. Hij pakte haar met zijn linkerhand bij haar keel en duwde haar hard tegen de muur. Ze kwam met haar achterhoofd tegen de muur. Nadat hij haar had losgelaten, voelde aangeefster plotseling een klap tegen de rechterzijde van haar gezicht op haar jukbeen. Ze voelde een hevige pijn en viel van de klap op de grond. Toen ze vervolgens op een stoel kwam te zitten, nam [verdachte2] plaats op een stoel tegenover haar. Hij hield het vuurwapen op aangeefster en [slachtoffer2] gericht. Hij deelde haar mede dat er iets gestolen zou zijn en dat het om € 70.000,- ging. Aangeefster moest ervoor zorgen dat deze € 70.000,- er over 2 dagen zou zijn. Hij zei daarbij: "Over 2 dagen komen 2 Albanezen de € 70.000,- ophalen en die schieten je overhoop. Jullie pa en ma zullen er ook aan gaan".1
[slachtoffer2] heeft verklaard dat nadat [slachtoffer1] de voordeur had opengedaan, [slachtoffer1] achteruit werd geduwd. [slachtoffer2] ging tussen [verdachte2] en [slachtoffer1] in staan. Achter [verdachte2] stond nog een man, welke later verdachte bleek te zijn. [slachtoffer2] zag meteen dat [verdachte2] een wapen vast had. Hij zag een rond magazijn met daarin goudkleurige kogels met een rode rand. Het wapen (volgens de verbalisant beschreven als een revolver) was grijs/zwart van kleur. Hij zag dat [verdachte2] het wapen naar zijn hoofd richtte en hem gebood aan de kant te gaan. Toen hij dit weigerde, werd hij door [verdachte2] verder de huiskamer ingeduwd. Verdachte kwam meteen bij hem staan. Verdachte stond tussen hem ([slachtoffer2]) en [verdachte2] en [slachtoffer1] in. [verdachte2] begon tegen [slachtoffer1] te schreeuwen over
€ 70.000,- euro, welk bedrag gestolen zou zijn. Hij zag dat [verdachte2] [slachtoffer1] tegen het gezicht sloeg met vlakke hand en dat zij hierdoor viel. Tevens pakte [verdachte2] haar bij de keel en duwde haar tegen de muur. [verdachte2] zei tegen [slachtoffer1] dat ze moest gaan zitten. [verdachte2] richtte het wapen al die tijd wisselend op [slachtoffer2] en [slachtoffer1]. [verdachte2] ging zelf op een stoel tegenover [slachtoffer1] zitten en zei tegen haar dat de € 70.000,- terug moest. Hij zei: "Over 2 dagen komen die Albanezen. Zij schieten een kogel door je hoofd. Ze zullen je ouders ook een kogel door de kop schieten". Verdachte stond nog steeds bij hem en bleef zeggen dat hij de andere kant moest uitkijken en zich nergens mee moest bemoeien.2
[verdachte2] heeft verklaard dat hij en verdachte op 12 augustus 2011 naar [slachtoffer1] zijn toegegaan. In de woning van [slachtoffer1] heeft hij een wapen onder de neus van [slachtoffer2] geduwd.3 Hij heeft [slachtoffer1] gevraagd te gaan zitten, waarbij hij het wapen in zijn handen had. Tevens heeft hij het wapen gericht op de man in de woning [ [slachtoffer2]], omdat deze man op hem af wilde komen. Hij heeft [slachtoffer1] tegen de muur gedrukt en gezegd dat ze rustig moest worden. Volgens [verdachte2] is het mogelijk dat hij haar in de hectiek van de situatie heeft geslagen.4 [verdachte2] heeft verklaard dat hij niet zo letterlijk heeft gezegd dat er over twee dagen twee Albanezen zouden komen om haar kapot te schieten, maar dat die € 70.000,- boven water moest komen.5 Het verhaal met de Albanezen was bedoeld als drukmiddel naar aangeefster.6
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [verdachte2] hem had gevraagd mee te gaan naar [slachtoffer1] om verhaal te halen7, omdat er bij hen de verdenking bestond dat [slachtoffer1] de hennepkwekerij in de loods van verdachte had laten rippen.8 Hij ging mee, want je weet maar nooit wat er gaat gebeuren, [verdachte2] kennende, aldus verdachte. 9Onderweg van Duitsland naar Nederland kwam verdachte erachter dat [verdachte2] pistolen bij zich had in de auto.10 Verdachte heeft verklaard dat hij eigenlijk had moeten zeggen dat hij zou uitstappen, maar hij is toch meegegaan om het in de hand te houden.11 Tijdens de autorit naar [slachtoffer1] had [verdachte2] al aangegeven dat hij de man, die zich wellicht in de woning van [slachtoffer1] zou bevinden, "voor zijn harses zou slaan" indien deze problemen zou geven. Ook is gesproken over het feit dat [verdachte2] kennelijk nog geld van [slachtoffer1] te goed had, ergens tussen 20.000 en 30.000 euro.12
Op de parkeerplaats bij de woning van [slachtoffer1] vroeg [verdachte2] aan verdachte: "je moet nu een beslissing nemen, anders heeft het geen nut meer". [verdachte2] pakte een pistool en verdachte moest er ook een meenemen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij heeft gedacht: "er zijn veel mensen in de woning, die kunnen ook wel wapens hebben". Verdachte stopte het pistool onder zijn broeksband, zodat het wapen niet zichtbaar was.13 [verdachte2] pakte [slachtoffer1] gelijk vast, toen [slachtoffer1] zei dat ze niet wilde praten, en duwde haar naar achteren. In de woning trok [verdachte2] zijn pistool. Verdachte ging tussen [verdachte2] en de vriend [[slachtoffer2]] in staan. Toen [slachtoffer2] naar voren kwam, heeft verdachte zijn hand op de borst van [slachtoffer2] gelegd en gezegd: "Niet doen, dit heeft geen nut" of woorden van gelijke strekking. [verdachte2] sloeg [slachtoffer1] hard in haar gezicht, pakte haar en zette haar tegen de muur, waarbij haar schedel een klap kreeg. [verdachte2] heeft hard geslagen en ook meerdere keren. [verdachte2] riep tegen [slachtoffer1]: "Je zorgt maar dat het geld er komt" en noemde een bedrag van ongeveer € 75.000,- tegen haar. Ze moest maar betalen, anders stonden er over twee dagen andere mensen voor de deur.14 Naderhand in de auto vroeg verdachte aan [verdachte2] hoe hij het pistool van [verdachte2] moest legen. Nadat hij voornoemd pistool geleegd had, heeft hij de munitie en beide pistolen, op aanwijzing van [verdachte2], uit de auto gegooid.15
Op 14 augustus 2011 werden door verbalisanten op aanwijzingen van verdachte te Eersel, onder een opengescheurde tas twee revolvers en een zakje met munitie aangetroffen.16 Uit onderzoek is gebleken dat dit vuurwapens betroffen van, kort gezegd, categorie III Wet Wapens en Munitie,17
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het wapen van [verdachte2] heeft aangenomen om van het gezeur van [verdachte2] af te zijn. [verdachte2] heeft de wapens geladen met patronen.18
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich begeven naar de woning van [slachtoffer1] met het voornemen verhaal te halen vanwege de geripte hennepplantage. Anders dan verdachte betoogt, volgt de rechtbank hem niet in zijn stelling dat onder "verhaal halen" ook het voeren van een gesprek valt. Verdachte wist gedurende de autorit naar de woning van [slachtoffer1] dat het niet een "normaal" gesprek zou worden. Verdachte wist dat [verdachte2] pistolen bij zich had en [verdachte2] had gezegd dat hij de man, die zich wellicht in de woning van [slachtoffer1] zou bevinden, "voor zijn harses zou slaan" indien deze problemen zou geven. Ook is gesproken over het feit dat [verdachte2] geld van [slachtoffer1] wilde. Verdachte wist dus dat [verdachte2] geweld niet zou schuwen. Hij heeft ook verklaard dat hij mee ging, omdat [verdachte2] kennende "je nooit wist wat er ging gebeuren".
Voorts heeft verdachte, nadat [verdachte2] op de parkeerplaats nabij de woning van [slachtoffer1] tegen hem had gezegd dat hij een beslissing moest nemen, besloten om mee te gaan en heeft hij een wapen gepakt. Hij wist ook dat [verdachte2] een wapen bij zich had gestoken. Zij zijn de woning van [slachtoffer1] binnengetreden. Aldaar heeft [verdachte2] [slachtoffer1] geslagen en haar bij de keel gepakt, terwijl de verdachte [slachtoffer2] op een afstand hield en [slachtoffer2] heeft gezegd niks te doen. Verdachte is tussen [slachtoffer2] en [verdachte2] en [slachtoffer1] in gaan staan, waarmee hij [slachtoffer2] heeft weerhouden in te grijpen. [verdachte2] heeft zijn wapen op [slachtoffer1] en [slachtoffer2] gericht en [slachtoffer1] onder bedreiging van dit wapen medegedeeld dat de € 70.000,- terug moest komen en dat er twee Albanezen zouden komen, die [slachtoffer1] en haar ouders een kogel door het hoofd zouden schieten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande, in onderling verband bezien, bij verdachte en [verdachte2] het oogmerk bestond tot wederrechtelijke bevoordeling. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte bewust een wapen bij zich heeft gestoken en ook wist dat [verdachte2] een wapen bij zich droeg. Dat [verdachte2] (meer) geweld heeft gebruikt, doet daaraan niet af. Door met wapens een woning in te gaan heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat geweld zou worden gebruikt en dat gedreigd zou worden met geweld en een wapen.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen een en ander zoals hierna te melden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van afpersing van [slachtoffer2] nu daarvoor onvoldoende bewijs is.
feit 3
Verdachte heeft erkend dat hij in zijn bedrijfspand een hennepkwekerij heeft gehad19 hetgeen hij ter terechtzitting van 9 februari 2012 heeft herhaald. Met toestemming van verdachte20 is op 13 augustus 2011 het bedrijfspand van verdachte aan de [adres1] te Sittard doorzocht. In voornoemd pand werd een niet in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.21 In deze kwekerij stonden in totaal 665 plantenpotten, waarin de hennepplanten gestaan hadden.22 Uit de aanwezige sporen in het pand bleek dat de hennepplantage reeds eerder 4 of 5 oogsten had opgeleverd.23
Verdachte heeft verklaard, dat hij de hennepplantage in een door hem gehuurd bedrijfspand aan de [adres1] te Sittard ongeveer anderhalf jaar geleden is begonnen, nadat [verdachte2] met het voorstel kwam om hennepplanten te kweken. Verdachte heeft samen met [verdachte2] alles opgebouwd. [verdachte2] wist hoe het moest en was de tussenpersoon. [slachtoffer1] en de vrouw van verdachte, [persoon1], hielpen met het knippen van de hennep. In totaal hebben ze ongeveer 6 maal geoogst. Er waren oogsten bij van 700 plantjes.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste legde feit heeft begaan als na te melden.
Verdachte heeft tezamen met [verdachte2] een hennepkwekerij opgezet en vervolgens hennep geteeld. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [verdachte2]. De rechtbank ziet geen aanleiding in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting om uit te gaan van een ander aantal hennepplanten dan 665, omdat er in totaal 665 plantenpotten zijn aangetroffen waarin hennepplanten hadden gestaan.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 12 augustus 2011 te Eersel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 70000 euro), toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en zijn mededader,
die [slachtoffer1], bij haar keel heeft gepakt en (met haar hoofd) tegen de muur heeft geduwd en (in het gezicht) heeft geslagen en
die [slachtoffer1] en [slachtoffer2] een vuurwapen heeft voorgehouden en (daarbij/vervolgens) gezegd dat:
" die 70000 euro terug moest" en "Over 2 dagen komen die Albanezen. Zij schieten een kogel door je hoofd. Ze zullen je ouders ook een kogel door de kop schieten.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op in de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te Sittard, tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid (ongeveer 665) hennepplanten en/of delen daarvan , in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden gevorderd, met aftrek ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met inachtneming van het ad informandum gevoegde feit.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met eventueel een kortdurende taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging afpersing. Er is daarbij grof geweld gebruikt tegen een van de slachtoffers. Voorts zijn de slachtoffers bedreigd met een geladen vuurwapen. Dit is een zeer ernstig feit, dat bij de slachtoffers veel angst en schade teweegbrengt. Daar komt bij dat een feit als het onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving in het algemeen oproept. Voorts heeft verdachte in zijn bedrijfspand hennep geteeld, hetgeen een zeer lucratieve criminele bezigheid is, waarmee grote financiële belangen zijn gediend. Het spreekt voor zich dat het kweken van hennep een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert.
De ernst van voornoemde gepleegde feiten rechtvaardigen de oplegging van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft in strafverhogende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit dat "ad informandum" is vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft verleend en blijk heeft gegeven van enig inzicht in de ernst van de door hem gepleegde delicten.
Blijkens de reclasseringsrapportage van 17 november 2011 wordt het recidive risico ingeschat als laag. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij ziet geen aanleiding voor het opleggen van een verplicht reclasseringscontact en/of interventies/behandelingen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal aldus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank minder bewezen verklaard en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Met betrekking tot het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel niet zal worden ten uitvoer gelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Benadeelde partij [slachtoffer1] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 1700,- voor immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de civiele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, almede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht een bedrag van € 1000,-toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 1 primair bewezenverklaarde feit toegebrachte schade. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel, te weten € 700,-, afwijzen.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemene belang.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van het Opiumwet.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
t.a.v. feit 3:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen:
t.a.v. feit 1 primair, feit 3:
* gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
t.a.v. feit 1 primair:
* maatregel van schadevergoeding van € 1000,- subsidiair 20 dagen hechtenis.
legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van € 1000,- (zegge: duizend euro) ten behoeve van immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van een bedrag van € 1000,- (zegge: duizend euro) voor immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel, te weten € 700,-, af.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling van vorengenoemd bedrag voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslag.
Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen
De rechtbank gelast de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen goederen:
- hennepafval (goednr. 1964797)
- hennep (goednr. 1964795)
- 6 stk dompelpompen (goednr. 194809)
- 664 stk plantenpotten
- 40 stk lampen
- 40 stk transformatoren
- 2 stk schakel- en verdeelkasten
- 1 stk ventilator
- 4 stk temperatuursensoren
- 5 stk verwarmingselementen
- 4 stk watervaten
- 1 stk thermo-/hygrometer
- 3 stk luchtpompjes
- 2 stk droognetten
- 1 stk drukspuit
- 1 stk ph-meter
- 1 stk EC-meter
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. N.M. Spelt en mr. C. Schollen-den Besten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. Z. Berkouwer, griffier,
en is uitgesproken op 23 februari 2012.
1 Aangifte [slachtoffer1], d.d. 12 augustus 2011, dossier p. 340-341.
2 Aangifte [slachtoffer2], d.d. 12 augustus 2011, dossier p. 347-348.
3 Verklaring [verdachte2], d.d. 13 augustus 2011, dossier p. 78.
4 Verklaring [verdachte2], d.d. 13 augustus 2011, dossier p. 79.
5 Verklaring [verdachte2], d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 82.
6 Verklaring [verdachte2], d.d. 18 augustus 2011, dossier p. 89.
7 Verklaring verdachte, d.d. 13 augustus 2011, dossier p. 100.
8 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 105.
9 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 105.
10 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 106.
11 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 106.
12 Verklaring verdachte, d.d. 13 augustus 2011, dossier p. 101.
13 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 106.
14 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 106 .
15 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 107.
16 Proces-verbaal van bevindingen nr 2011119760-24 dossier p. 506 t/m 507.
17 Processen-verbaal onderzoek vuurwapen van 3 januari 2012 (proces-verbaalnummers PL2222 2011119760-
178 en PL2222 2011119760-179)
18 Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 februari 2012.
19 Verklaring verdachte, d.d. 14 augustus 2011. p. 106.
20 Toestemmingsverklaring verdachte, dossier p. 375 en het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus
2011, dossier p. 371-372.
21 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2011, dossier p. 372 en proces-verbaal van aantreffen
hennepkwekerij, dossier, p. 377-379.
22 Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, dossier, p. 378.
23 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2011, dossier, p. 372.