ECLI:NL:RBSHE:2012:BV7141

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
215615 - HA ZA 10-1740
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden wegens strijd met de goede zeden

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een overeenkomst tussen eisers en gedaagde voor het aanbrengen van gietvloeren in de woning van eisers. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D. Kaptan, stelden dat gedaagde, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.A.M. van den Eeden, de werkzaamheden zou verrichten voor een afgesproken uurloon van € 15,00, dat zwart zou worden betaald. De rechtbank heeft in haar vonnis van 29 februari 2012 geoordeeld dat de overeenkomst nietig is, omdat deze in strijd is met de goede zeden. De rechtbank oordeelde dat de afspraak om zwart te betalen de gehele overeenkomst nietig maakt, omdat de verbintenis tot presteren onlosmakelijk verbonden is met de verbintenis tot betaling. De eisers hebben niet kunnen aantonen dat er een rechtsgeldig contract was, en de vordering van eisers werd dan ook afgewezen.

De procedure omvatte verschillende getuigenverhoren en bewijsstukken, waaronder e-mailcorrespondentie tussen de partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van eisers en hun vader voldoende bewijs boden voor de stelling dat de opdracht aan gedaagde was verstrekt. Gedaagde had echter betoogd dat de overeenkomst nietig was vanwege de afspraak over het zwart betalen, en de rechtbank heeft deze stelling onderschreven. De rechtbank concludeerde dat de nietigheid van de overeenkomst de grondslag voor de vordering van eisers deed vervallen, waardoor de vordering werd afgewezen.

De rechtbank heeft eisers ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 2.228,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.L. Rijnbout.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 215615 / HA ZA 10-1740
Vonnis van 29 februari 2012
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. D. Kaptan te Apeldoorn
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. L.A.M. van den Eeden te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2011
- akte uitlating bewijs
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 juni 2011
- akte uitlating contra-enquete
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 3 oktober 2011
- het proces-verbaal van voortzetting tegenverhoor van 17 oktober 2011
- de conclusie na getuigenverhoor
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor
- akte uitlating producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De rechter, ten overstaan van wie de getuigenverhoren zijn gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
2. De verdere beoordeling
2.1. Aan [eisers] is in het tussenvonnis te bewijzen opgedragen dat hij op 10 november 2008 opdracht heeft verstrekt aan [gedaagde], welke opdracht door laatstgenoemde is aanvaard, om de gietvloeren aan te brengen in de woning van [eisers] aan de [adres]. [eisers] hee[eiser sub 1] (eiser sub 1) en [vader van eiser sub 1] (diens vader) als getuige gehoord. In tegenverhoor heeft [gedaagde] zichzelf als getuige gehoord. De door [gedaagde] opgeroepen getuige [X] is niet verschenen.
2.2. [eiser sub 1] heeft verklaard dat [gedaagde] samen met een collega op 10 november 2008 de materialen heeft afgeleverd bij de woning van zijn vader. Nadat de materialen waren afgeleverd en afgerekend heeft hij met [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] en zijn collega de vloer zouden leggen voor een prijs van € 15,00 per uur en een kilometervergoeding van € 0,25 per kilometer. Er was al eerder een principeafspraak dat [gedaagde] de vloer zou leggen en op 10 november 2008 is de prijs afgesproken. [eiser sub 1] heeft toen tegen [gedaagde] gezegd: “als dit de prijs is, geef ik je opdracht om de vloer te leggen”. Hij heeft hierover alleen met [gedaagde] gesproken en niet met diens collega. Het werk is in de derde week van 2009 feitelijk uitgevoerd door [gedaagde] en diens collega.
2.3.[vader van eiser sub 1] heeft verklaard dat hij thuis was op de dag dat [gedaagde] de materialen ten behoeve van de nieuwe woning van zijn zoon bij hem thuis kwam brengen. Die materialen zijn contant betaald aan [gedaagde]. Daarna is door zijn zoon en [gedaagde] afgesproken dat de vloer zou worden gelegd voor € 15,00 per manuur en € 0,25 per kilometer. Die afspraak is bevestigd met een handdruk tussen zijn zoon en [gedaagde]. Zijn zoon heeft toen gezegd: “Voor die prijs mag je het werk uitvoeren”. De collega van [gedaagde] die er bij was, heeft zich niet in het gesprek gemengd.
2.4. [gedaagde] heeft als getuige verklaard dat hij bij het afleveren van de materialen [X] had meegenomen, zodat [eisers] en [X] afspraken konden maken over de financiën. Nadat de materialen waren afgeleverd, hebben [eiser sub 1] en [X] onderhandeld over de prijs van het leggen en zijn het eens geworden. [gedaagde] heeft zich niet in dat gesprek gemengd. [gedaagde] heeft op verzoek van [X] geholpen bij het leggen van de vloer. [gedaagde] heeft de betaling voor het leggen van de vloer van [eiser sub 1] in ontvangst genomen. [eiser sub 1] wilde in de auto afrekenen en toen zei [X]: “Doe jij dat maar, jij hebt al eerder met [eisers] gesproken.” [gedaagde] had ook nog recht op een nabetaling wegens nageleverde materialen. [gedaagde] heeft toen zijn deel afgehouden en het overige aan [X] betaald.
2.5. Nadat de getuigen zijn gehoord heeft [gedaagde] nog e-mailberichten tussen hem en [eisers] in het geding gebracht (productie 1 bij antwoordconclusie na enquête). [gedaagde] stelt dat uit de volgende passages blijkt dat het werk niet aan hem maar aan [X] is opgedragen.
[gedaagde] schrijft op 6 oktober 2008: “ Als ik voor u de vloer moet leggen kan ik beter een persoon na u sturen die samen met u de vloer maakt dan kun je met hem een prijs afspreken die vragd misschie Euro 15,00 per uur ik schat de volgede tijden als u met hem werkt…”
[eisers] antwoordt daarop: “Overigens een prima idee om iemand te sturen die ervaring heeft in het systeem van behandeling van de vloer (…) Ik wil ook graag gebruik maken van de manuren door jou te verstrekken mankracht”.
Op 27 oktober 2008 schrijft [eisers]: “Ik vind het fantastisch dat iemand wil helpen in januari en zou graag het 06-nummer willen helpen van die persoon om afspraken met hem te maken”. Hierop antwoordt [gedaagde]: “Ik kan a.s. maandag 3 november 2008 bij u leveren de bestelde grondstoffen Ik neem tevens mee de man die u gaat helpen in januari 2009”.
Op 10 november 2008 (na de levering van de materialen) schrijft [eisers] aan [gedaagde]: “Zoals vanmiddag overeengekomen wordt gestart met de werkzaamheden voor de vloer op maandag 19 januari 2009 om 7.00 uur. [Y] zal daarmee aanvangen, hij krijgt een vergoeding van Euro 15,00/gewerkt uur en een kilometervergoeding van 25 ct/km v.v. [A naar B]”.
2.6. [eisers] weerspreekt dat hij afspraken met [X] heeft gemaakt. Alle contacten zijn geweest tussen [eiser sub 1] en [gedaagde]. [eisers] heeft niet éénmaal rechtstreeks contact met [X] gehad.
2.7. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Dat de opdracht is verstrekt aan en aanvaard door [gedaagde] wordt bevestigd door [eiser sub 1]. Deze bevestigende verklaring van de partijgetuige wordt ruim voldoende ondersteund door de verklaring van diens vader[vader van eiser sub 1] en onvoldoende ontkracht door de verklaring van [gedaagde]. Ook het door hem overgelegde e-mailverkeer doet daaraan niet af. Uit die correspondentie blijkt immers niet dat er rechtsreeks contact is geweest tussen [eisers] en [X]. Wel blijkt daaruit dat de bevestiging van de gemaakte afspraken door [eiser sub 1] aan [gedaagde] verzonden.
2.8. [gedaagde] voert vervolgens aan dat de gesloten overeenkomst nietig is omdat is afgesproken dat gewerkt wordt tegen een zwart uurloon van € 15,00. [gedaagde] verwijst daartoe mede naar een uitspraak van de kantonrechter te Haarlem van 21 augustus 2008, LJN BE8790. [eisers] betwist dat de gesloten overeenkomst nietig is. De uitspraak van de kantonrechter te Haarlem zou over een andere situatie gaan.
2.9. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] er terecht op heeft gewezen dat de overeenkomst nietig is omdat daarbij is afgesproken dat het overeengekomen uurloon zwart zal worden betaald. Een dergelijke afspraak is nietig omdat zij in strijd is met de goede zeden. [gedaagde] stelt zich kennelijk op het standpunt dat deze nietigheid de hele overeenkomst treft omdat de verbintenis tot presteren in een onverbrekelijk verband staat met de verbintenis tot betaling. [eisers] heeft dit niet weersproken en dit onverbrekelijk verband blijkt ook uit de stukken van het geding. [eisers] heeft immers de opdracht tot het aanbrengen van de vloer aan [gedaagde] gegeven, juist omdat hij zich kon vinden in het gevraagde uurtarief. De geconstateerde nietigheid van de overeenkomst leidt er toe dat de grondslag aan de vordering van [eisers] is ontvallen, zodat de vordering moet worden afgewezen.
2.10. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- betaald griffierecht 105,00
- in debet gesteld griffierecht 315,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.228,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.228,00 te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 's-Hertogenbosch onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2012.