ECLI:NL:RBSHE:2012:BV7308

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825428-11
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van moord met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 maart 2012 uitspraak gedaan in een moordzaak waarbij de verdachte zijn vriendin op gruwelijke wijze om het leven heeft gebracht. De verdachte heeft op 12 augustus 2011 in Helmond, na een conflict met zijn vriendin, haar met meerdere scherpe voorwerpen gestoken, haar luchtwegen dichtgeknepen en haar met een laptopkabel gewurgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, wat blijkt uit zijn eerdere waarschuwing aan het slachtoffer dat zij moest stoppen met het maken van verwijten, anders zou hij haar iets aandoen. De verdachte heeft tijdens het proces verklaard dat hij zijn vriendin dood wilde hebben en dat hij meerdere keren met verschillende messen op haar heeft ingestoken, wat resulteerde in meer dan 100 letsels en haar overlijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd, gezien de psychische stoornissen van de verdachte die zijn gedrag beïnvloedden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het delict op de nabestaanden en de ernst van de gepleegde feiten. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van EUR 1.382,37.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825428-11
Datum uitspraak: 02 maart 2012
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres, woonplaats]
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 november 2011 en 17 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 oktober 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 februari 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te Helmond opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (al dan niet met een of meerdere hard(e) en/of scherp(e) voorwerp(en)) geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
- de luchtwegen van die [slachtoffer 1] met een (laptop)kabel en/of zijn handen dichtgesnoerd en/of dichtgeknepen, althans geprobeerd dicht te snoeren en/of dicht te knijpen en/of
- met één of meerdere messen, in elk geval één of meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen, vele malen (ongeveer 100), althans meerdere malen in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1], is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd (moord).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd (doodslag). De verdediging stelt zich echter op het standpunt dat de voorbedachte raad (moord) niet bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte in een opwelling heeft gehandeld en hij niet een vooropgezet plan had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Het oordeel van de rechtbank.1
Op 12 augustus 2011 werd [persoon 1] door verdachte gebeld. Verdachte vroeg [persoon 1] of hij naar hem toe wilde komen om hem te helpen met opruimen. Verdachte heeft verder door de telefoon gezegd dat hij iemand had doodgeslagen. Op de vraag van [persoon 1] wie hij had doodgeslagen antwoordde verdachte: "Die van mij."2 [persoon 2] was op het moment dat [persoon 1] door verdachte werd gebeld bij [persoon 1] en zij zijn vervolgens samen naar de woning van verdachte, gelegen aan [adres verdachte]3 gegaan. Bij de woning van verdachte aangekomen, heeft verdachte de deur voor hen geopend en zijn zij de woning binnen gegaan. [persoon 1] en [persoon 2] zagen dat verdachte bloed aan één van zijn handen had. [persoon 1] en [persoon 2] zijn dus de woning binnen gegaan en keken vervolgens de slaapkamer in.4 [persoon 2] zag heel veel bloed en zag twee benen van een persoon die op bed lag. [persoon 2] is daarna meteen weggelopen en heeft niet verder de slaapkamer ingekeken.5 [persoon 1] heeft de slaapkamer ook ingekeken en zag een vrouw op bed liggen. Hij zag dat haar hoofd erg bebloed was. Verdachte vertelde dat hij haar had gedood.6 [persoon 1] en [persoon 2] zijn vervolgens naar buiten gegaan. Toen zij buiten stonden zagen zij een politieauto rijden. Zij hebben de politie vervolgens aangesproken en hebben verteld wat ze hadden gezien.7
De verbalisanten zijn vervolgens de woning van verdachte binnen gegaan. In de woning zagen zij een persoon op bed liggen die vanaf het middel onder het bloed zat. Verbalisanten zagen dat de hele kamer en het bed onder het bloed zat en dat het lichaam op bed niet meer bewoog. Zij hebben de meldkamer hiervan in kennis gesteld, waarop een ambulance ter plaatse is gekomen.8 [naam ambulancebroeder], een van ambulancebroeders die ter plaatse is gekomen, heeft geconstateerd dat de vrouw die op bed lag geen hartslag meer had.9 De ter plaatse gekomen lijkschouwer heeft geconstateerd dat de vrouw was overleden.10
De overleden vrouw bleek [slachtoffer 1] te zijn.11 Zij was de vriendin van verdachte.12
De patholoog heeft sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] verricht. Uit dit onderzoek is het navolgende gebleken:
"(...) Bij sectie toonde het lichaam meer dan 100 letsels als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend en klievend geweld door steken en snijden met een of meer scherpe snijdende voorwerpen zoals een of meer messen. (...)
In de borst waren de linkerlong en het hart geraakt met bloedverlies in de borstholte en het hartzakje. In de hals waren links de grote bloedvaten compleet doorgesneden en was het strottenhoofd meermalen gekliefd.
De letsels aan de armen en handen passen bij afweerletsels.
Er waren als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend botsend geweld op het hoofd meerdere huidscheuren en veel onderhuidse bloeduitstortingen. Deze letsels zijn opgelopen door meermalen geslagen worden met een hard voorwerp. De overige onderhuidse bloeduitstortingen aan het hoofd en de armen en benen zijn opgeleverd door uitwendig inwerkend botsend geweld zoals dat door stompen en/slaan kunnen zijn ontstaan.
Er waren opvallende stipvormige bloeduitstortingen in het gezicht en in de slijmvliezen van de oogleden. Samen met onder de kaakrand aanwezige onderhuidse bloeduitstortingen suggereren ze bij leven opgelopen samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals, voorafgaande aan de klievingen in de hals, zoals dat door wurghandelingen kan worden opgeleverd.
De vele steek- en snijletsels en ook de huidverscheuringen op het hoofd en in het gezicht hebben geleid tot massaal bloedverlies hetgeen het overlijden zonder meer verklaart op grond van zuurstofgebrek op weefselniveau. (...)
[slachtoffer 1] (...) is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend botsend, perforerend en klievend geweld op het lichaam."13
Verdachte is door de politie gehoord en heeft bekend zijn vriendin [slachtoffer 1] van het leven te hebben beroofd. Hij heeft hierover het navolgende verklaard. Hij en [slachtoffer 1] waren samen in hun woning. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat hij rust nodig had. Hij stelde voor om een tijdje apart te leven in hun woning. [slachtoffer 1] maakte verdachte allerlei verwijten en greep daarbij ook terug naar zaken uit het verleden, die zij reeds hadden uitgepraat. Verdachte kon haar niet duidelijk maken dat hij rust wilde hebben. [slachtoffer 1] bleef hem maar verwijten maken en op enig moment kon hij het niet meer volhouden. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen gezegd dat ze op moest houden, omdat hij haar anders iets aan zou doen. [slachtoffer 1] wilde echter met verdachte praten. Op enig moment was hij op en was zijn grens bereikt. Verdachte is toen vanuit de woonkamer - ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij op dat moment op de bank zat - naar de slaapkamer gegaan en zag [slachtoffer 1] op bed liggen. Hij heeft vervolgens zijn stanleymes gepakt, is naar [slachtoffer 1] toe gelopen en heeft haar een aantal keren met het mes op haar hoofd geslagen. Daarna heeft hij geprobeerd om haar keel met het mes door te snijden, omdat hij zo snel mogelijk een einde aan haar leven wilde maken. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment niets anders wilde dan haar dood hebben. Omdat hij nog nooit een persoon kwaad had gedaan lukte het hem niet haar keel met het stanleymes door te snijden. Verdachte is daarop meerdere malen naar de keuken gelopen.14 Hij heeft diverse messen uit de keuken gepakt. Hij heeft eerst een mes met een houten handvat gepakt.15 Het handvat van dit mes is afgebroken toen hij [slachtoffer 1] hiermee stak.16
Hij heeft op enig moment het grootste mes dat hij kon vinden uit de keuken gepakt. Hij is daarmee naar [slachtoffer 1] gegaan en heeft met dit mes op haar ingestoken. Hij is met dit mes op haar in blijven steken. Hij wilde haar zo vlug mogelijk dood hebben, heeft hij verklaard. Uiteindelijk heeft hij het mes in haar hart gestoken.
Verdachte heeft voorts verklaard met diverse voorwerpen die in zijn buurt lagen op [slachtoffer 1] in te hebben geslagen, waaronder met een kabel van de laptop. Ook heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 1] tijdens het gebeuren heeft geschopt17 en haar met de kabel van de laptop heeft geprobeerd te wurgen.18
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte dit met voorbedachte raad heeft gedaan. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Verdachte heeft voorafgaand aan het delict aan [slachtoffer 1] te kennen gegeven dat ze op moest houden, anders zou hij haar iets aan doen. In deze vooraankondiging ligt besloten dat verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden. Voorts is verdachte vanuit de woonkamer naar de slaapkamer, waar [slachtoffer 1] zich bevond, gelopen. Verdachte heeft dus enige afstand moeten overbruggen alvorens hij bij [slachtoffer 1] was. Verdachte heeft ook toen de tijd en de gelegenheid gehad zich te beraden. Verdachte is direct toen hij bij [slachtoffer 1] aankwam geweld tegen haar gaan gebruiken. Tussen de geweldshandelingen door is verdachte bovendien tweemaal van de slaapkamer naar de keuken gelopen om een ander mes te pakken en is vervolgens weer naar de slaapkamer, naar [slachtoffer 1], gelopen. De afstand van de slaapkamer naar de keuken betreft ongeveer een afstand van 5 à 6 meter.19 Verdachte heeft toen weer de tijd en de gelegenheid gehad zich te beraden. [slachtoffer 1] was op dat moment nog in leven20 en verdachte had er op dat moment voor kunnen kiezen om te stoppen met de geweldshandelingen. Verdachte heeft er echter telkens voor gekozen door te gaan met de geweldshandelingen en [slachtoffer 1] om het leven te brengen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Temeer nu verdachte meermalen heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] van het leven wilde beroven. Hij heeft verklaard dat hij haar zo snel mogelijk dood wilde hebben.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 12 augustus 2011 te Helmond opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen al dan niet met een of meerdere hard(e) en/of scherp(e) voorwerp(en) geslagen en getrapt en
- de luchtwegen van die [slachtoffer 1] met een (laptop)kabel en/of zijn handen dichtgesnoerd en/of dichtgeknepen en
- met meerdere messen, vele malen, ongeveer 100, in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1], is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist:
• een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
• terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging;
• toevoeging aan het dossier van de in beslag genomen kleding en
• teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon en sleutelbos.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat verdachte, gezien de rapportages van de psychiater en psycholoog, als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De raadsvrouwe heeft echter voorts aangevoerd dat, nu er nog geen definitieve diagnose door de psychiater en de psycholoog kon worden gesteld, niet uit te sluiten is dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar of volledig ontoerekeningsvatbaar is. Dit dient naar mening van de raadsvrouwe tot een lagere gevangenisstraf te leiden.
Verder is aangevoerd dat verdachte een behandeling zal dienen te ondergaan teneinde gevaar voor herhaling te voorkomen. De raadsvrouwe is van mening dat het in het belang van zowel verdachte als de maatschappij is dat zo spoedig mogelijk een aanvang met deze behandeling wordt gemaakt. De raadsvrouwe is dan ook van mening dat geen extreem lange gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De raadsvrouwe heeft de rechtbank voorts verzocht, indien de rechtbank een TBS met dwangverpleging oplegt, te bepalen dat de TBS zal aanvangen nadat verdachte een derde deel van de gevangenisstraf heeft ondergaan. Dit mede omdat de TBS in het onderhavige geval mogelijk wegens praktische redenen langer zal duren dan in het geval verdachte de Nederlandse nationaliteit zou hebben en de Nederlandse taal machtig zou zijn.
Tot slot heeft de raadsvrouwe verzocht de teruggave van alle in beslag genomen goederen aan verdachte te gelasten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zijn vriendin [slachtoffer 1] op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer 1] onherstelbaar groot leed berokkend. Het feit heeft veel emotionele gevolgen voor hen gehad en heeft grote impact op hun leven, hetgeen ook blijkt uit de bij de benadeelde partij gevoegde verklaring van de familie [slachtoffer 1].
De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte, in Nederland, niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld. Er zijn bovendien geen aanwijzingen dat verdachte in Polen reeds eerder wegens enig strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer en de nabestaanden aangedane leed inziet en dat hij zijn spijt heeft betuigd.
De rechtbank houdt er tot slot rekening mee dat uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapportages door Ligaj, psycholoog, en Grochowska, psychiater, van 16 december 2011 respectievelijk 19 december 2011, blijkt dat het door hem gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank overweegt voorts het navolgende.
Op 16 december 2011 heeft psycholoog Ligaj en op 19 december 2011 heeft psychiater Grochowska een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Uit deze rapportages volgt onder meer - kort samengevat - het navolgende.
Zowel de psycholoog als de psychiater concludeert dat verdachte lijdende is aan een psychotische stoornis NAO (niet anders omschreven). De psychiater geeft daarbij aan dat een paranoïde psychose in het kader van een schizofreniforme stoornis of schizofrenie van het paranoïde type of een schizoaffectieve stoornis wordt overwogen. Beide deskundigen concluderen verder dat er aanwijzingen zijn voor het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsproblematiek met schizoïde kenmerken. Beide deskundigen hebben echter aangegeven dat een definitieve diagnose nog niet kon worden gegeven, gezien het volgens hen op dat moment nog bestaande psychotisch toestandsbeeld.
De deskundigen geven aan dat de psychotische stoornis ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit aanwezig was en dat deze stoornis het handelen van verdachte op dat moment beïnvloedde. De deskundigen zijn van mening dat het gedrag van verdachte echter niet geheel uit de stoornis kan worden verklaard en dat verdachte derhalve niet als geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De deskundigen zijn wel van oordeel dat verdachte door zijn stoornis in mindere mate in staat was om zijn gedrag te bepalen en een adequate gedragskeuze te maken op het moment dat hij over is gegaan tot de geweldshandelingen. Beide deskundigen concluderen daarom dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De deskundigen achten de kans op herhaling groot als verdachte niet adequaat wordt behandeld in verband met zijn stoornis.
De deskundigen adviseren daarom de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. De deskundigen voegen daar nog aan toe dat verdachte voor een behandeling in een minder gedwongen kader over onvoldoende zicht op eigen problematiek en vooral op zijn agressieregulatie beschikt en dat om die reden dwangverpleging is aangewezen.
De rechtbank neemt deze conclusies en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank komt derhalve, met inachtneming van de rapportages, tot het oordeel dat bij verdachte tijdens het plegen van het feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens (en voorts zijn er aanwijzingen dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling).
De rechtbank overweegt dat het hierna te kwalificeren feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist en het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd.
De rechtbank beveelt voorts, gezien de rapportages van de psycholoog en de psychiater, dat verdachte van overheidswege dient te worden verpleegd, nu de algemene veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
De rechtbank zal verdachte derhalve naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opleggen.
De rechtbank ziet in hetgeen de raadsvrouwe heeft aangevoerd ten aanzien van de uitgestelde diagnose geen reden de gevangenisstraf te matigen. De deskundigen hebben weliswaar aangegeven nog geen definitieve diagnose ten aanzien van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte te kunnen geven, maar hebben ondanks het ontbreken van een definitieve diagnose op dat punt wel kunnen concluderen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank ziet ook in het verweer van de raadsvrouwe dat de gevangenisstraf dient te worden gematigd, omdat de maatregel van terbeschikkingstelling voor een verdachte die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en die de Nederlandse taal niet machtig is wellicht langer zal duren, geen aanleiding de op te leggen gevangenisstraf te matigen.
De rechtbank begrijpt dat er mogelijk enige praktische problemen kunnen ontstaan. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding te veronderstellen dat de TBS langer zal duren.
De rechtbank is gezien de ernst van het feit van oordeel dat de op te leggen gevangenisstraf een passende straf is. De rechtbank ziet in het verweer van de raadsvrouwe dan ook geen aanleiding de gevangenisstraf te matigen. De rechtbank ziet om diezelfde reden geen aanleiding te bepalen dat de terbeschikkingstelling zal aanvangen nadat verdachte een derde deel van de gevangenisstraf heeft ondergaan.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering van de benadeelde partij geheel
toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de benadeelde partij bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
Teruggave aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toevoegen aan het dossier.
De rechtbank zal gelasten dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan het dossier zullen worden toegevoegd.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 289.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.382,37 subsidiair 23 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 1.382,37 (zegge: duizenddriehonderdtweeëntachtig euro en zevenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], van een bedrag van EUR 1.382,37 (zegge: duizenddriehonderdtweeëntachtig euro en zevenendertig eurocent), te weten een materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
- 1 STK GSM (Mobiele telefoon), KL: wit, HTC, 406675-2 en
- 1 STK Sleutelbos, 406676-2,
aan verdachte.
Toevoeging aan het dossier van de in beslag genomen goederen, te weten:
- 2 STK Kleding, broek / T-shirt, 409972-2 en 406673-2 en
- 1 PR Schoeisel, 406674-2.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. E.C.M. de Klerk en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 2 maart 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Zuid-Oost met dossiernummer 2011119749.
2 Verklaring van [persoon 1], p. 226-227.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 308.
4 Verklaring van [persoon 1], p. 227 en de verklaring van [persoon 2], p. 204.
5 Verklaring van [persoon 2], p. 204.
6 Verklaring van [persoon 1], p. 227-228.
7 Verklaring van [persoon 2], p. 204-205 en de verklaring van [persoon 1], p. 228.
8 Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-70.
9 Verklaring van [naam ambulancebroeder], p. 199.
10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 105, proces-verbaal van bevindingen, p. 110, proces-verbaal van bevindingen, p. 112.
12 Verklaring van verdachte, p. 324.
13 Rapport van het NFI d.d. 16 augustus 2011, pagina 5 en 6 van 13, bijlage A08 van het FTO proces-verbaal.
14 Verklaring van verdachte, p. 325-326.
15 Verklaring van verdachte, p. 331-332.
16 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 februari 2012.
17 Verklaring van verdachte, p. 326-327.
18 Verklaring van verdachte, p. 332.
19 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 februari 2012.
20 Rapport van het NFI d.d. 16 augustus 2011, pagina 6 van 13, bijlage A08 van het FTO proces-verbaal.