ECLI:NL:RBSHE:2012:BV9599
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Doorbreking ontslagverbod bij arbeidsongeschiktheid op grond van cao-bepaling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 15 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgeefster en een werknemer over de rechtsgeldigheid van een ontslag. De werkgeefster, vertegenwoordigd door mr. T.W. Phea, vorderde een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst met de werknemer, vertegenwoordigd door mr. S. Klomp, rechtsgeldig was opgezegd per aangetekende brief van 17 december 2010, met als einddatum 1 april 2011. De werkgeefster stelde dat zij een ontslagvergunning had verkregen van het UWV-Werkbedrijf en dat de opzegging in overeenstemming was met de geldende opzegtermijn. De werknemer voerde aan dat de opzegging onregelmatig was, omdat hij arbeidsongeschikt was en er een opzegverbod gold op basis van artikel 7:670 lid 1 BW. De werknemer stelde dat de arbeidsovereenkomst pas eindigde wanneer hij weer arbeidsgeschikt was, en vorderde herstel van de dienstbetrekking en betaling van loon.
De rechtbank oordeelde dat de werkgeefster de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig had opgezegd, ondanks de onjuiste einddatum die in de opzegging was vermeld. De rechtbank concludeerde dat de opzegging was toegestaan op basis van de cao-bepaling die een uitzondering maakte op het opzegverbod bij ziekte, omdat de werkgeefster zich in een negatieve bedrijfseconomische situatie bevond. De vorderingen van de werknemer in reconventie, die gebaseerd waren op de onregelmatigheid van de opzegging, werden afgewezen. De rechtbank wees de vorderingen van de werkgeefster in conventie af en veroordeelde de werkgeefster in de proceskosten van de werknemer. De uitspraak benadrukt de complexiteit van ontslagprocedures bij arbeidsongeschiktheid en de rol van cao-bepalingen in dergelijke geschillen.