ECLI:NL:RBSHE:2012:BW0039

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
237118 - HA ZA 11-1510
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproeping in vrijwaring en schorsing van rechtswege door verlies van hoedanigheid van advocaat

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch, ging het om een incident tot oproeping in vrijwaring en de vraag of de procedure van rechtswege was geschorst door het verlies van de hoedanigheid van de advocaat van de eisers. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.J. Clement, hadden een incident ingediend tegen de gedaagden, die werden bijgestaan door advocaat mr. G.P.M. Sanders. De rechtbank moest beoordelen of de schorsing van de procedure, die zou zijn ingetreden op 27 februari 2012 door het vertrek van de advocaat mr. R.L.A.M. Oors, van toepassing was. De advocaat van de gedaagden stelde dat alle proceshandelingen na deze datum nietig waren, maar de rechtbank oordeelde dat de schorsing van rechtswege was geëindigd op het moment dat mr. Clement zich als nieuwe advocaat voor de eisers had gesteld. Dit gebeurde op 24 februari 2012, en op de rolzitting van 7 maart 2012 nam mr. Clement een incidentele conclusie van antwoord. De rechtbank concludeerde dat de procedure niet was geschorst en dat de proceshandelingen van mr. Clement geldig waren. De rechtbank stond de gedaagden toe om de gemeente Bladel in vrijwaring op te roepen, omdat er voldoende grond was om te veronderstellen dat regres op deze gemeente mogelijk was. De beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot de hoofdzaak. De uitspraak werd gedaan op 28 maart 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaak- en rolnummer 237118 / HA ZA 11-1510
Vonnis in incident van 28 maart 2012
in de zaak van
[Eisers]
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
advocaat mr. N.J. Clement te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[Gedaagden 1 t/m 10]
advocaat mr. G.P.M. Sanders te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd.
1. De verdere procedure
1.1. Deze blijkt uit:
- het incidentele vonnis van 11 januari 2012;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagden]
d.d. 22 februari 2012;
- de incidentele conclusie van antwoord, houdende referte, d.d. 7 maart 2012.
1.2. Ten slotte is ter rolle van 7 maart 2012 vonnis bepaald in het vrijwaringsincident.
1.3. De advocaat van [gedaagden], mr. Sanders, heeft op 14 maart 2012 per fax,
gericht aan de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector civiel recht, afd. roladministratie, t.a.v.
de griffier, verzocht hem zo spoedig mogelijk te bevestigen dat deze procedure is geschorst per 27 februari 2012 en dat geen vonnis in het incident zal worden gewezen. In deze fax wordt dit verzoek, kort samengevat, als volgt gemotiveerd:
“Voor de wederpartij (rb: [eisers]) had (…) mr. R.L.A.M. Oors zich als advocaat gesteld. Zij heeft
op 27 februari 2012 de hoedanigheid van advocaat verloren door praktijkbeëindiging en uitschrijving
per die datum uit het register van advocaten.
Op grond van artikel 226 lid 1 Rv. is de procedure hiermee van rechtswege (per 27 februari 2012) geschorst.
Op grond van artikel 225 lid 3 Rv. zijn alle proceshandelingen verricht nadat de schorsing is ingetreden, nietig.
De proceshandelingen waarbij mr. Oors een ander als vervanger heeft aangemerkt alsmede de conclusie van antwoord in het incident tot vrijwaring heeft genomen zijn dan ook nietig. Immers, mr. Oors had toen, op
7 maart 2012, haar hoedanigheid van advocaat al verloren”.
1.4. De advocaat van [eisers], mr. Clement, heeft op 16 maart 2012 per fax, gericht aan de rechtbank ’s-Hertogenbosch, t.a.v. de civiele griffie, meegedeeld:
“Met enige verbazing heb ik kennisgenomen van de brief d.d. 14 maart jl. van de advocaat van de wederpartij.
Op 24 februari jl. is de advocaatwijziging aan uw Rechtbank verzonden waarbij ondergetekende zich tot advocaat heeft gesteld. Vervolgens heeft ondergetekende de conclusie (rechtbank: van antwoord in het incident tot vrijwa-ring) ingediend.
Mr. Oors heeft derhalve geen proceshandelingen verricht nadat zij zich heeft uitgeschreven op 27 februari jl. Schorsing kan derhalve niet aan de orde zijn, laat staan nietigheid van de door mij verrichte proceshandelingen.”
2. De beoordeling in het incident
2.1. De rechtbank gaat voorbij aan het beroep op nietigheid van in strijd met
de door de advocaat van [gedaagden] in voormelde fax genoemde bepalingen plaats-gevonden hebbende procesverrichtingen. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
De ratio van het namens [gedaagden] aangehaalde artikel 226 Rv is, kort gezegd, [eisers] te beschermen tegen de kwade kans dat de procedure zonder [eisers] wordt voort-gezet nadat mr. Oors haar hoedanigheid van advocaat zou hebben verloren. Deze kwade kans heeft zich hier niet gerealiseerd. Mr. Oors heeft in haar hoedanigheid van advocaat (van [eisers]) bij rolbericht d.d. 24 februari 2012 aan de rechtbank en de wederpartij ([gedaagden]) meegedeeld dat mr. Clement zich in haar plaats als nieuwe advocaat stelt voor [eisers] Dit rolbericht had betrekking op de rolzitting van 7 maart 2012. Op die rolzitting heeft mr. Clement zich gesteld als advocaat voor [eisers] Hierdoor is een schorsing van het geding van rechtswege ingevolge artikel 226 lid 1 Rv, zo daarvan al sprake zou zijn, sowieso per die datum geëindigd (vgl. HR 9 december 2011, LJN
BT2915, r.o. 3.2: “Met het einde van de schorsing van de advocaat eindigt ook van rechtswege de schorsing van
het geding op grond van art. 226 lid 1 Rv. Hetzelfde geldt als zich een andere advocaat voor de betrokken partij stelt”).
Vervolgens heeft mr. Clement (en niet mr. Oors) op deze rolzitting namens [eisers]
in het door [gedaagden] opgeworpen incident tot oproeping in vrijwaring een incidentele conclusie van antwoord (houdende referte) genomen. Deze proceshandeling is niet nietig.
2.2. [gedaagden] vordert, kort gezegd, dat het hem met de zijnen wordt toegestaan
de (publiekrechtelijke rechtspersoon) gemeente Bladel, zetelende te Bladel, in vrijwaring op te roepen.
2.3. [eisers] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank dienaangaande.
2.4. De rechtbank zal de incidentele vordering van [gedaagden] tot oproeping
in vrijwaring van de (publiekrechtelijke rechtspersoon) gemeente Bladel toewijzen. Gelet op de door [gedaagden] hiertoe aangevoerde grond valt naar het oordeel van de rechtbank voorshands niet uit te sluiten dat [gedaagden] geheel of gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op deze gemeente.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden,
totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
- staat toe dat de (publiekrechtelijke rechtspersoon) gemeente Bladel, zetelende te Bladel,
door [gedaagden] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 9 mei 2012;
- houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
- bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 mei 2012
voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.